Historisch Archief 1877-1940
ORANJE-LIEFDE
Prof. dr. G. W. Kernkamp j'
IN elk tijdvak der geschiedenis bestaan naast
elkaar het verleden, het heden en de toekomst;
naast de verdorde sporen van het verleden rijpen
de vruchten van het heden en kiemen de zaden van
de toekomst. Niet altijd in gelijke mate"; soms
overheerscht de traditie, soms staat de eigen tijd in
vollen bloei, soms trekt het meest de aandacht wat
bezig is te ontkiemen.
De laatste twintig jaren van de vorige eeuw waren
voor ons land vooral een kiemtijd. In allerlei op
zicht. Ook hierin, dat de Oranjeliefde weder ont
waakte.
De Oranjeliefde van ons volk is een mengsel van
vele bestanddeelen. Bij de meesten spruit zij uit het
gemoed, maar ook verstandelijke overwegingen
laten zich er bij gelden, soms ook politieke, die wel
uit verstandelijke overwegingen voortkomen, maar
niet altijd verstandig zijn.
DE Oranjeliefde heeft ook een geschiedenis; zij
is lang niet altijd even krachtig geweest; zij
heeft hare ups en downs gekend.
Zij dagteekent van onzen vrijheidsoorlog tegen
Spanje, van de jaren van den Geuzeprins, toen de
eerste Willem van Oranje zijn lot aan dat van ons
land verbond, toen hij door zijn wijs beleid niet
alleen het vertrouwen van ons volk won, maar door
zijne minzaamheid, door zijn ongedwongen een
voud in den omgang met gewone burgers, ook den
weg vond naar het hart van de mannen en vrouwen,
die met hem de bange dagen van Haarlem en Alk
maar en Leiden doorleefden. Vooral aan hem was
het te danken, dat Holland en Zeeland den strijd
volhielden en daardoor ten slotte ook voor geheel
Noord-Nederland de onafhankelijkheid van Spanje
bevochten. Zijn verheven voorbeeld legde den
lafhartigen het zwijgen op, deed de wankelmoedigen
stand houden, vuurde de dapperen aan.
Maurits en Frederik Hendrik erfden de liefde, die
hun vader werd toegedragen. De schrijver van de
Nederl. Historieën, P. Cornelisz. Hooft, laat zijn
vader getuigen en die vader was een republikein,
die zich gekant had tegen de opdracht van de
Souvereiniteit aan Oranje dat hij de kinderen van
Prins Willem nooit kon aanschouwen, zonder dat
de daardoor vernieuwde herinnering aan wat Prins
Willem voor deze landen had gedaan en geleden,
hem tot tranens toe bewoog".
Bij Maurits en Frederik Hendrik was het meer
de krijgsroem, die tot de verbeelding van het volk
sprak. De wapperende vederbos der Prinsen van
Oranje in het harnas te paard, het chevalereske van
hun aard bevredigde het verlangen der massa naar
roem en uiterlijke schittering als attributen van het
gezag. Van den toenemenden luister van het Oranje
huis lichtte de weerschijn ook over haar.
Willem III, de latere Koning-Stadhouder, had
zijne verheffing tot de waardigheden zijner voor
vaderen te danken aan het besef, dat een Oranje ons
volk zou kunnen redden uit den nood, waarin het
in 1672 was geraakt. Ook aan den wrok van de
burgerij over de achteruitstelling van het Oranje
huis in de dagen van Johan de Witt, ook aan het
gevoel, liever verheerd dan verknecht", liever
onder een Oranje van princelijken bloede, dan onder
regenten van gelijke komaf als wij. Maar niet onder
een Oranje als absoluut souverein. Toen in 1674
n 1675 een poging daartoe werd gedaan, waren het
mede onverdachte aanhangers van het Oranjehuis,
die zich daartegen verzetten; toen bleek opnieuw,
dat republikeinsche gezindheid en Oranjeliefde
elkaar niet uitsloten; zelfs het volop Oranjegezinde
Zeeland verklaarde zich tegen de opdracht der
vorstelijke waardigheid aan Willem III.
NA het kinderloos overlijden van Willem III
brak voor de meeste gewesten een
stadhouderloos tijdvak aan. Hij zelf had zijn neef en erfgenaam
Johan Willem Friso als opvolger gewenscht; het
De Groene Amsterdammer" meent van zijn \
vreugde over de geboorte van prinses Irene j
Emma Elisabeth niet beter te kunnen getuigen \
dan door de publicatie van nevenstaande
bijdrage, die een helder en warm-geschreven
beeld geeft van de historische ontwikkeling en
den actueelen zin der liefde die het demo
cratische Nederlandsche volk zijn Vorsten
huis toedraagt.
Het verheugt De Groene" bijzonder dat
deze bijdrage komt van de hand van den
Utrechtschen oud-hoogleeraar prof.
Kernkamp, hoofd-redacteur van dit blad in de
twintiger jaren van deze eeuw, wiens naam
bij velen van onze lezers nog den klank zal
hebben dien hij, mede blijkens dit artikel,
ten volle verdient.
Losse nummers van De Groene: 20 cent,
Ouder dan 3 maanden : 60 cent. Toezending
uitsluitend na ontvangst van het bedrag.
niet vervullen van dien wensch bewijst, hoezeer de
regenten er tuk op waren, het gezag weder in handen
te nemen, het lijdelijk toezien daarbij van het volk
toont aan, hoezeer de Oranjeliefde was verzwakt.
Zij werd weder gewekt door toenemenden afkeer
van de misbruiken der regentenheerschappij en het
groeiend zelfbewustzijn der burgerij. Het Oranje
boven !" van 1747 beteekende ook weg met de
regenten !" Willem IV werd door het volk op zijne
schouders getild, niet opdat hij zich alleen maar zou
verlustigen in deze verheven positie, maar om hem
een wijder uitkijk op de dingen te geven, om niet
alleen het regentendom te fnuiken, maar aan de
burgerij eenig aandeel aan de regeering in te ruimen.
Hij deed noch het een, noch het ander. Hij liet de
beste kans ongebruikt om voor zijn huis de
souvereiniteit te verwerven en tevens het verlangen naar
medezeggenschap van de burgerij te bevredigen.
Evenmin toonde Willem V begrip daarvoor. Hij
werd het middelpunt der behoudzucht van allerlei
aard. Hij vervreemdde de ontwikkelde burgerij van
zich door haar streven naar politieken invloed te
dwarsboomen, hij joeg alle dissenters tegen zich in
het harnas, door de bevoorrechte positie van de Gere
formeerde Kerk te willen handhaven. De onhebbe
lijke wijze, waarop de patriotten hem bestreden, mag
dit alles niet doen vergeten.
Ook van de bijna twintigjarige ballingschap,
waarin het Oranjehuis na 1795 verkeerde, geldt,
dat tijdelijke vernederingen de Oranjes meer gebaat
dan geschaad hebben. Op het hoofd van de
revolutiemannen kwam al het odium van onze inlijving
bij Frankrijk, van de conscriptie en de tiërceering,
van de dure koffie en den slechten tabak, van het
verlies onzer koloniën en het bederf van onzen
handel. De Souvereine Vorst van 1813 was aan dit
alles onschuldig. Met een sinds lange tijden bij het
Nederlandsche volk niet gekende eensgezindheid,
werd Oranje als Souverein Vorst binnengehaald.
Toen Willem I in 1813 den vaderlandschen bodem
betrad, hebben de Nederlanders gejuicht, en de
gevoeligen onder hen geweend.
Toen hij in 1840 afstand deed van de regeering,
werd er wel is waar niet gejuicht, maar weinigen
betreurden zijn heengaan. Deze miskenning van
zijne ontegenzeggelijk groote verdiensten voor ons
land was vooral het gevolg van zijn halsstarrige
houding in de Belgische quaestie. Trouwens, er was
meer dat verwijdering te weeg bracht. Ook al hebben
vooral redenen van persoonlijken aard hem in 1840
tot afstand bewogen, het zou hem moeilijk zijn ge
vallen, zich te schikkïn in de geringe beperking
zijner macht door de grondwetswijziging van dat
jaar.
Zijn zoon en opvolger heeft zich in 1848 moeten
schikken in een veel grootere beperking van de
koninklijke macht. Schijnbaar was dit een terug
gang voor de Oranjes. In werkelijkheid heeft de
overgang van de autoritaire tot de constitutioneele,
straks tot de parlementaire monarchie, de positie
van het Oranjehuis versterkt en op zijn verhouding
tot het Nederlandsche volk den gunstigsten invloed
uitgeoefend. Het kleed van het constitutioneele
koningschap zat Willem III soms te eng; een enkele
maal kraakte het bij een forsche beweging, maar
ook hij heeft geleerd het te dragen.
DE toenemende populariteit van het Oranjehuis
in het laatste gedeelte van de vorige eeuw, is
voor een deel hieraan toe te schrijven, dat het ver
plicht was zich buiten den politieken strijd te houden;
een symbool van nationale eenheid kon geen partij
kiezen. Maar voor een minstens even groot deel
is zij te danken aan de persoonlijkheid van de drie
vrouwen, die de draagsters der Oranjetraditie zijn
geworden.
Uit mijn eigen jeugd herinner ik mij, hoe in de
jaren zeventig der vorige eeuw de feestdagen in de
koninklijke familie met weinig enthousiasme werden
gevierd. Dat veranderde sinds het tweede huwelijk
van Koning Willem III en vooral na de geboorte
van onze tegenwoordige Koningin.
Koningin Emma kwam hier in een vreemd land,
bij een volk, dat niet spoedig zijn genegenheid weg
schenkt; zij werd de gemalin van een bejaarden
vorst, die den naam had van niet gemakkelijk te
leiden te zijn. Maar zij is er in geslaagd, den levens
avond van Koning Willem III tot een serenen avond
te maken; zij heeft zich op voortreffelijke wijze ge
kweten van haar taak als regentes en zich de hooge
plaats, waartoe zij geroepen werd, volkomen waardig
getoond; zij leeft in de herinnering van ons volk
voort als de beminnelijke, verstandige vrouw, die
door de vriendelijkheid van haar woord, soms ook
door de schalksheid van haar oogopslag alle harten
wist te winnen.
Niet alle eigenschappen van Koningin Emma zijn
op Koningin Wilhelmina overgegaan, maar deze
heeft aan hare moeder zeker te danken de ernstige
levensopvatting en het hoog besef van den plicht
om te moeten dienen, die op de persoonlijkheid van
onze Koningin hun stempel hebben gezet.
De bekoring, die er uitstraalde van het jonge
meisje, dat straks met den koninklijken mantel zou
worden getooid, wakkerde de Oranjeliefde aan; men
gevoelde het als iets liefs, de Koninklijke moeder en
dochter te koesteren in de warmte van aanhankelijk
heid en trouw. Maar uitsluitend een idylle was de
Oranjeliefde niet. Ik noemde haar straks een meng
sel ; in de tijden, die hier bedoeld worden, waren het
afkeer van en vrees voor de sociaaldemocraten, die
soms de hartstochten der menigte opzweepten en een
vertoon van Oranjeliefde aankweekten, dat uit
onzuivere bron opwelde. Maar al is dan de Oranje
liefde soms met politieke bedoelingen misbruikt,
voor de overgroote meerderheid van ons volk is die
liefde een opwelling uit het hart. Hoe ondubbel
zinnig is dat gebleken bij de geboorte van prinses
Juliana en, in onze dagen, bij haar huwelijk en bij
de geboorte van prinses Beatrix en prinses Irene.
Het Nederlandsche volk verheugt zich niet alleen
over het nieuwe leven, dat aan den Oranjestam is
ontsproten, maar het neemt van ganscher harte
deel aan het persoonlijk geluk van Prinses Juliana.
VAN de oude Germanen wordt verhaald, dat zij
's morgens met een koel hoofd de besluiten
herzagen, die zij daags tevoren aan een feestmaal
hadden genomen ; aan den avond vroegen zij den
roes van de geestdrift, aan den ochtend de nuchter
heid van de bezinning.
Maar ook als de feestvreugde van deze week is
verschald, zal het Nederlandsche volk in nuchtere
bezinning blijven getuigen:
dat de constitutioneele monarchie, met Oranje
aan het hoofd, de beste regeeringsvorm is, dien wij
kunnen wenschen;
dat het de onbetwistbare verdienste van Koningin
Wilhelmina is geweest, dat zij aan de Oranjeliefde
van ons volk ook den voedingsbodem heeft gegeven
van eerbeid en bewondering voor de wijze, waarop
zij nu al meer dan 40 jaren hare hooge taak, in vaak
zeer moeilijke omstandigheden heeft vervuld;
dat zoolang een lid van het Oranjehuis hier zal
regeeren, gewaarborgd blijven de persoonlijke vrij
heid, de vrijheid van geweten en van
meeningsuiting, die wij voor ons zelven eischen, en ook aan
anderen gunnen.
Vrijheidszin is het essentiëele kenmerk van onzen
volksaard. Ors volk laat zich wel leiden, niet dwin
gen. Vrijwillig stelt het zich onder de schuts van de
Oranjes. Het is een oude leus: Voor Oranje en de
vrijheid !" Mogen die beide begrippen steeds hecht
verbonden blijven.
UW FAMILIEWAPEN opgespoord en prachtig ge
schilderd in maat naar keus f 13.50. Beschikken
nu over meer dan een half millioen gegevens.
Vraagt eens vrijblijvend aan. Zegelringen,
stamtboomen etc. Heraldisch Genealogisch Bureau De Banier,
Zeer billijk. Oranje Nassaulaan 87, Overveen.
PAG. 5 DE GROENE No. 3145