De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 12 augustus pagina 5

12 augustus 1939 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

ORANJE-LIEFDE Prof. dr. G. W. Kernkamp j' IN elk tijdvak der geschiedenis bestaan naast elkaar het verleden, het heden en de toekomst; naast de verdorde sporen van het verleden rijpen de vruchten van het heden en kiemen de zaden van de toekomst. Niet altijd in gelijke mate"; soms overheerscht de traditie, soms staat de eigen tijd in vollen bloei, soms trekt het meest de aandacht wat bezig is te ontkiemen. De laatste twintig jaren van de vorige eeuw waren voor ons land vooral een kiemtijd. In allerlei op zicht. Ook hierin, dat de Oranjeliefde weder ont waakte. De Oranjeliefde van ons volk is een mengsel van vele bestanddeelen. Bij de meesten spruit zij uit het gemoed, maar ook verstandelijke overwegingen laten zich er bij gelden, soms ook politieke, die wel uit verstandelijke overwegingen voortkomen, maar niet altijd verstandig zijn. DE Oranjeliefde heeft ook een geschiedenis; zij is lang niet altijd even krachtig geweest; zij heeft hare ups en downs gekend. Zij dagteekent van onzen vrijheidsoorlog tegen Spanje, van de jaren van den Geuzeprins, toen de eerste Willem van Oranje zijn lot aan dat van ons land verbond, toen hij door zijn wijs beleid niet alleen het vertrouwen van ons volk won, maar door zijne minzaamheid, door zijn ongedwongen een voud in den omgang met gewone burgers, ook den weg vond naar het hart van de mannen en vrouwen, die met hem de bange dagen van Haarlem en Alk maar en Leiden doorleefden. Vooral aan hem was het te danken, dat Holland en Zeeland den strijd volhielden en daardoor ten slotte ook voor geheel Noord-Nederland de onafhankelijkheid van Spanje bevochten. Zijn verheven voorbeeld legde den lafhartigen het zwijgen op, deed de wankelmoedigen stand houden, vuurde de dapperen aan. Maurits en Frederik Hendrik erfden de liefde, die hun vader werd toegedragen. De schrijver van de Nederl. Historieën, P. Cornelisz. Hooft, laat zijn vader getuigen en die vader was een republikein, die zich gekant had tegen de opdracht van de Souvereiniteit aan Oranje dat hij de kinderen van Prins Willem nooit kon aanschouwen, zonder dat de daardoor vernieuwde herinnering aan wat Prins Willem voor deze landen had gedaan en geleden, hem tot tranens toe bewoog". Bij Maurits en Frederik Hendrik was het meer de krijgsroem, die tot de verbeelding van het volk sprak. De wapperende vederbos der Prinsen van Oranje in het harnas te paard, het chevalereske van hun aard bevredigde het verlangen der massa naar roem en uiterlijke schittering als attributen van het gezag. Van den toenemenden luister van het Oranje huis lichtte de weerschijn ook over haar. Willem III, de latere Koning-Stadhouder, had zijne verheffing tot de waardigheden zijner voor vaderen te danken aan het besef, dat een Oranje ons volk zou kunnen redden uit den nood, waarin het in 1672 was geraakt. Ook aan den wrok van de burgerij over de achteruitstelling van het Oranje huis in de dagen van Johan de Witt, ook aan het gevoel, liever verheerd dan verknecht", liever onder een Oranje van princelijken bloede, dan onder regenten van gelijke komaf als wij. Maar niet onder een Oranje als absoluut souverein. Toen in 1674 n 1675 een poging daartoe werd gedaan, waren het mede onverdachte aanhangers van het Oranjehuis, die zich daartegen verzetten; toen bleek opnieuw, dat republikeinsche gezindheid en Oranjeliefde elkaar niet uitsloten; zelfs het volop Oranjegezinde Zeeland verklaarde zich tegen de opdracht der vorstelijke waardigheid aan Willem III. NA het kinderloos overlijden van Willem III brak voor de meeste gewesten een stadhouderloos tijdvak aan. Hij zelf had zijn neef en erfgenaam Johan Willem Friso als opvolger gewenscht; het De Groene Amsterdammer" meent van zijn \ vreugde over de geboorte van prinses Irene j Emma Elisabeth niet beter te kunnen getuigen \ dan door de publicatie van nevenstaande bijdrage, die een helder en warm-geschreven beeld geeft van de historische ontwikkeling en den actueelen zin der liefde die het demo cratische Nederlandsche volk zijn Vorsten huis toedraagt. Het verheugt De Groene" bijzonder dat deze bijdrage komt van de hand van den Utrechtschen oud-hoogleeraar prof. Kernkamp, hoofd-redacteur van dit blad in de twintiger jaren van deze eeuw, wiens naam bij velen van onze lezers nog den klank zal hebben dien hij, mede blijkens dit artikel, ten volle verdient. Losse nummers van De Groene: 20 cent, Ouder dan 3 maanden : 60 cent. Toezending uitsluitend na ontvangst van het bedrag. niet vervullen van dien wensch bewijst, hoezeer de regenten er tuk op waren, het gezag weder in handen te nemen, het lijdelijk toezien daarbij van het volk toont aan, hoezeer de Oranjeliefde was verzwakt. Zij werd weder gewekt door toenemenden afkeer van de misbruiken der regentenheerschappij en het groeiend zelfbewustzijn der burgerij. Het Oranje boven !" van 1747 beteekende ook weg met de regenten !" Willem IV werd door het volk op zijne schouders getild, niet opdat hij zich alleen maar zou verlustigen in deze verheven positie, maar om hem een wijder uitkijk op de dingen te geven, om niet alleen het regentendom te fnuiken, maar aan de burgerij eenig aandeel aan de regeering in te ruimen. Hij deed noch het een, noch het ander. Hij liet de beste kans ongebruikt om voor zijn huis de souvereiniteit te verwerven en tevens het verlangen naar medezeggenschap van de burgerij te bevredigen. Evenmin toonde Willem V begrip daarvoor. Hij werd het middelpunt der behoudzucht van allerlei aard. Hij vervreemdde de ontwikkelde burgerij van zich door haar streven naar politieken invloed te dwarsboomen, hij joeg alle dissenters tegen zich in het harnas, door de bevoorrechte positie van de Gere formeerde Kerk te willen handhaven. De onhebbe lijke wijze, waarop de patriotten hem bestreden, mag dit alles niet doen vergeten. Ook van de bijna twintigjarige ballingschap, waarin het Oranjehuis na 1795 verkeerde, geldt, dat tijdelijke vernederingen de Oranjes meer gebaat dan geschaad hebben. Op het hoofd van de revolutiemannen kwam al het odium van onze inlijving bij Frankrijk, van de conscriptie en de tiërceering, van de dure koffie en den slechten tabak, van het verlies onzer koloniën en het bederf van onzen handel. De Souvereine Vorst van 1813 was aan dit alles onschuldig. Met een sinds lange tijden bij het Nederlandsche volk niet gekende eensgezindheid, werd Oranje als Souverein Vorst binnengehaald. Toen Willem I in 1813 den vaderlandschen bodem betrad, hebben de Nederlanders gejuicht, en de gevoeligen onder hen geweend. Toen hij in 1840 afstand deed van de regeering, werd er wel is waar niet gejuicht, maar weinigen betreurden zijn heengaan. Deze miskenning van zijne ontegenzeggelijk groote verdiensten voor ons land was vooral het gevolg van zijn halsstarrige houding in de Belgische quaestie. Trouwens, er was meer dat verwijdering te weeg bracht. Ook al hebben vooral redenen van persoonlijken aard hem in 1840 tot afstand bewogen, het zou hem moeilijk zijn ge vallen, zich te schikkïn in de geringe beperking zijner macht door de grondwetswijziging van dat jaar. Zijn zoon en opvolger heeft zich in 1848 moeten schikken in een veel grootere beperking van de koninklijke macht. Schijnbaar was dit een terug gang voor de Oranjes. In werkelijkheid heeft de overgang van de autoritaire tot de constitutioneele, straks tot de parlementaire monarchie, de positie van het Oranjehuis versterkt en op zijn verhouding tot het Nederlandsche volk den gunstigsten invloed uitgeoefend. Het kleed van het constitutioneele koningschap zat Willem III soms te eng; een enkele maal kraakte het bij een forsche beweging, maar ook hij heeft geleerd het te dragen. DE toenemende populariteit van het Oranjehuis in het laatste gedeelte van de vorige eeuw, is voor een deel hieraan toe te schrijven, dat het ver plicht was zich buiten den politieken strijd te houden; een symbool van nationale eenheid kon geen partij kiezen. Maar voor een minstens even groot deel is zij te danken aan de persoonlijkheid van de drie vrouwen, die de draagsters der Oranjetraditie zijn geworden. Uit mijn eigen jeugd herinner ik mij, hoe in de jaren zeventig der vorige eeuw de feestdagen in de koninklijke familie met weinig enthousiasme werden gevierd. Dat veranderde sinds het tweede huwelijk van Koning Willem III en vooral na de geboorte van onze tegenwoordige Koningin. Koningin Emma kwam hier in een vreemd land, bij een volk, dat niet spoedig zijn genegenheid weg schenkt; zij werd de gemalin van een bejaarden vorst, die den naam had van niet gemakkelijk te leiden te zijn. Maar zij is er in geslaagd, den levens avond van Koning Willem III tot een serenen avond te maken; zij heeft zich op voortreffelijke wijze ge kweten van haar taak als regentes en zich de hooge plaats, waartoe zij geroepen werd, volkomen waardig getoond; zij leeft in de herinnering van ons volk voort als de beminnelijke, verstandige vrouw, die door de vriendelijkheid van haar woord, soms ook door de schalksheid van haar oogopslag alle harten wist te winnen. Niet alle eigenschappen van Koningin Emma zijn op Koningin Wilhelmina overgegaan, maar deze heeft aan hare moeder zeker te danken de ernstige levensopvatting en het hoog besef van den plicht om te moeten dienen, die op de persoonlijkheid van onze Koningin hun stempel hebben gezet. De bekoring, die er uitstraalde van het jonge meisje, dat straks met den koninklijken mantel zou worden getooid, wakkerde de Oranjeliefde aan; men gevoelde het als iets liefs, de Koninklijke moeder en dochter te koesteren in de warmte van aanhankelijk heid en trouw. Maar uitsluitend een idylle was de Oranjeliefde niet. Ik noemde haar straks een meng sel ; in de tijden, die hier bedoeld worden, waren het afkeer van en vrees voor de sociaaldemocraten, die soms de hartstochten der menigte opzweepten en een vertoon van Oranjeliefde aankweekten, dat uit onzuivere bron opwelde. Maar al is dan de Oranje liefde soms met politieke bedoelingen misbruikt, voor de overgroote meerderheid van ons volk is die liefde een opwelling uit het hart. Hoe ondubbel zinnig is dat gebleken bij de geboorte van prinses Juliana en, in onze dagen, bij haar huwelijk en bij de geboorte van prinses Beatrix en prinses Irene. Het Nederlandsche volk verheugt zich niet alleen over het nieuwe leven, dat aan den Oranjestam is ontsproten, maar het neemt van ganscher harte deel aan het persoonlijk geluk van Prinses Juliana. VAN de oude Germanen wordt verhaald, dat zij 's morgens met een koel hoofd de besluiten herzagen, die zij daags tevoren aan een feestmaal hadden genomen ; aan den avond vroegen zij den roes van de geestdrift, aan den ochtend de nuchter heid van de bezinning. Maar ook als de feestvreugde van deze week is verschald, zal het Nederlandsche volk in nuchtere bezinning blijven getuigen: dat de constitutioneele monarchie, met Oranje aan het hoofd, de beste regeeringsvorm is, dien wij kunnen wenschen; dat het de onbetwistbare verdienste van Koningin Wilhelmina is geweest, dat zij aan de Oranjeliefde van ons volk ook den voedingsbodem heeft gegeven van eerbeid en bewondering voor de wijze, waarop zij nu al meer dan 40 jaren hare hooge taak, in vaak zeer moeilijke omstandigheden heeft vervuld; dat zoolang een lid van het Oranjehuis hier zal regeeren, gewaarborgd blijven de persoonlijke vrij heid, de vrijheid van geweten en van meeningsuiting, die wij voor ons zelven eischen, en ook aan anderen gunnen. Vrijheidszin is het essentiëele kenmerk van onzen volksaard. Ors volk laat zich wel leiden, niet dwin gen. Vrijwillig stelt het zich onder de schuts van de Oranjes. Het is een oude leus: Voor Oranje en de vrijheid !" Mogen die beide begrippen steeds hecht verbonden blijven. UW FAMILIEWAPEN opgespoord en prachtig ge schilderd in maat naar keus f 13.50. Beschikken nu over meer dan een half millioen gegevens. Vraagt eens vrijblijvend aan. Zegelringen, stamtboomen etc. Heraldisch Genealogisch Bureau De Banier, Zeer billijk. Oranje Nassaulaan 87, Overveen. PAG. 5 DE GROENE No. 3145

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl