De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 19 augustus pagina 10

19 augustus 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven Uicnter contra Albert Heiman ZELDEN gebeurt het dat in een rechtsgeding zuiver-literaire waarden ter tafel gebracht worden, om tot bewijs te dienen van de eventuele schuld of onschuld van den verdachte. Er bestaat n even beroemd als monsterachtig proces waarbij dit wel geschied is, al is men ook vrij achteloos omgesprongen met de literair-aesthetische criteria die, tenminste voor de uiterlijke schijn in dat geding, zulk een enorm gewicht in de schaal gelegd hebben. Het geval was dan ook verre van eenvoudig. Het is al drie-en-een-halve eeuw geleden, en heeft tal loze pennen in beroering gebracht, en het houdt nog steeds schrandere geesten bezig, daar de con troverse nog altijd niet bedisseld is. Historici en rechtsgeleerden mogen daarin partij kiezen, en als beschuldigers of verdedigers optreden; ik wil hier slechts nagaan, op welke wijze de literaire critiek bij dit alles gebruikt en misbruikt is, en welk licht zij nog verder op de strijdvraag kan werpen, omtrent de integriteit van de tragische en veel besproken figuur van Maria Stuart. Onlangs heeft een jurist, Mr. Ph. B. Libourel een brochure gepubliceerd, getiteld Maria Stuart i), waarin hij de vraag behandelt, of de Schotse Koningin medeplichtig was aan de moord op haar gemaal, Lord Darnley, die naar het heet vermoord werd in een complot onder leiding van Bothwell, den edelman met wien Maria Stuart drie maanden later in het huwelijk trad. De beantwoording van deze schuldvraag wordt terecht door genoemden jurist afhankelijk gesteld van de vraag omtrent de echtheid van twee groepen van documenten: de zogenaamde Glasgowse brieven en een twaalftal sonnetten en sonnet-fragmenten, die alle van de ongelukkige vorstin afkomstig zouden moeten zijn, en in haar proces als belastend bewijsmateriaal gebruikt werden. Bij elkaar worden deze papieren de Lettres de cassette" genoemd, daar zij ge vonden zouden zijn in een cassette welke Maria Stuart toebehoord had, en waarin Bothwell zijn geheime papieren bewaarde. De authenticiteit van deze documenten is van meet af aan betwist, en de heer Libourel had zijn boekje stellig niet behoeven te schrijven, als het niet voorafgegaan was door de gelijknamige vie romancée" van Stefan Zweig, die zeer scherp stelling gekozen heeft tegen de koningin, en geheel zijn psychologie van het Lady Macbeth-type heeft opgebouwd op de inhoud der sonnetten, die voor hem dan alweer de echtheid der Glasgowse brieven moeten bewijzen. Het boek van Zweig is inderdaad hoogst suggestief, en borduurt op deze praemissen logisch verder. De vraag isjalleen, of zijn praemissen wel juist zijn, en of hij niet moedwillig is gaan doorfantaseren op feiten die hij alleen maar ge makshalve" als onomstotelijk waar voorstelde. ER is reeds vaak op gewezen, dat de meeste schrijvers van dergelijke vies romancées" maar al te licht vervallen in een vice historique", en door hun temperament, door juist die kwali teiten waardoor hun werk gedragen wordt, tot een gevaarlijke geschiedvervalsing komen. Zij profi teren eensdeels van de voordelen en gemakken die het beschrijven van bestaande" persoonlijkheden hun biedt; maar zij weigeren anderdeels te voldoen aan de weliswaar altijd gebrekkige, maar rede lijkerwijs toch vereisbare rechtvaardigheid tenopzichte van een naam en een gestalte, welke nog sporen in onze geschiedenis, dus in ons bestaan zelve heeft nagelaten. Men kan er lang over twisten of, en in hoeverre documentatie" een aesthetische noodzakelijkheid is bij het schrijven van historische romans. Maar uit ethisch oogpunt is het zeer stellig een vereiste,. Wie vrijelijk wil fantaseren, kan nog altijd namen en situaties genoeg vinden, waarover niets naders bekend is, en waarover dus iedereen met zijn eigen logica kan zeggen wat hij ervan denkt. Wie zich daarentegen strikt aan de documentatie houdt, vindt meestal toch nog gelegenheid genoeg de feiten naar eigen inzicht te interpreteren, en zijn speciale psychologie toe te passen op het historisch vaststaande. Ook in deze vorm van beperking leert men den meester kennen. Zweig, die ook in andere gelijksoortige boeken zich een vrij gemakzuchtig en oppervlakkig man getoond heeft, liet zich door zijn verbeelding mee slepen, en werkte met vooringenomenheid de Maria Stuart figuur, zoals zij in de voorstelling der partij gangers van Elizabeth bestond, tot een uitermate huichelachtige en gemene moordenares van haar echtgenoot uit. Hij is juist talentvol genoeg om dit omancier soms heel meeslepend te doen; maar leest men hem aandachtig, weegt men de feiten zelfs zoals Zweig die voorstelt tegen elkaar af, dan betrapt men hem toch meermalen op tegenspraak. Omdat ook de gebeurtenissen hun eigen dwingende logica hebben in deze historische" maar daarom niet minder spannende detective-verhalen. Het is op zulke fouten dat de heer Libourel ge wezen heeft, en het is zijn bizondere verdienste dat hij tegen den romancier met zijn psycholo gische verbeeldingskracht den dichter met zijn poëtisch inzicht en zijn interne kritiek" uitspeelt. Want het is niet gemakkelijk poëzie te vervalser. Het is daarmee als met de gouden munten, die hun waarde minder ontleenen aan de beeldenaar welke erop gestempeld staat, dan aan de zuiverheid van hun gehalte. Beschikt men over monsters en kenmerken van echt goud, dan kan men de ver valsingen gemakkelijk genoeg onderkennen. En hetzelfde is ook met poëzie het geval. Terwijl de romancier werkt met wissels op honderd-en-een goedgelovigheden, die wel onderling behoorlijk kunnen samenhangen, maar die al hun waarde ontlenen aan het solvabel zijn van z'n persoon, betaalt de dichter in klinkende munt. Het geluid waarmee deze penningen ter tafel komen, doet aanstonds eerlijkheid of bedrog ontdekken. IK voor mij zou sterker nog dan mr. Libourel de nadruk willen leggen op het feit, dat Maria Stuart in ogenblikken van grote spanning, vooral tijdens haar latere jaren, een hoogst begaafd dichteres was, speciaal in het frans en in het latijn. Haar vijfregelig gedichtje O Domine Deus, speravi in te !" heb ik zelfs zonder de aansporing van Eric Linklater nooit zonder een sterke ontroe ring kunnen lezen. En sommige van haar kwa trijnen zouden klassiek kunnen zijn, gelijk dit: En feinte mes amis changent leur bienveillance, Tout Ie bien qu'ils me font est désirer ma mort, Et comme si, mourant, j'estois en défaillance, Dessus mes vestements ils ont jettéIe sort". Niet voor niets heeft een zo onsterfelijk vakman als Ronsard, evenals een zo schrander mensen kenner als Brantóme, de dichtkunst van Maria Stuart, haar literaire begaafdheid en ontwikkeling veel hoger aangeslagen dan alleen maar uit de gebruikelijke vleierij van vorsten verklaarbaar zou zijn. Beide mannen hadden Maria Stuart tijdens haar verblijf in Frankrijk goed genoeg gekend. Beiden ook en dit weegt buitengewoon zwaar hebben de sonnetten uit de cassette voor verval singen gehouden. Men behoeft ze trouwens slechts zonder vooringenomenheid te lezen. Ze zijn onper soonlijk en stuntelig; ze behelzen formuleringen die in flagrante tegenspraak zijn met de aard en de positie van Maria Stuart. Hun geluid" is dat van iemand, die minder goed thuis was in de franse taal, dan Maria blijkens haar andere gedichten en brieven. Het merkwaardigst is, dat bij al de com promitterende gedichten, die haar overspelige liefde voor Bothwell en haar volslagen horigheid aan zijn erotische heerszucht zouden bezingen, slechts n enkele regel voorkomt, die rechtstreeks op de tragische koningin van toepassing zou kunnen zijn: Entre ses mains, et en son plain pouvoir Je mets mon fils, mon honneur et ma vie, JMCW PAIS, MES SUBJETS, mon dme Est toute d luy.. .." [assubjettie Maar juist die regel, waarin van land en onder danen gesproken wordt, is drie lettergrepen te lang ! Zou Maria Stuart ooit een dergelijke kunst fout gemaakt hebben? En juist daar? En wat te denken van de lelijke herhaling van assubjettie" na subjet", tenzij, dat het laatstgenoemde, hoogst tendentieuze woord is ondergeschoven? En er zijn tal van zulke stunteligheden, terwijl het teveel aan lettergrepen alleen op deze plaats voor komt. Al het overige zou eerder door een andere vrouw geschreven kunnen zijn, en een Deense minnares van Bothwell, de admiraalsdochter Anna Throndsen, komt er ernstig voor in aanmerking dit dichtwerk op haar geweten te hebben. Temeer omdat niemand ooit de casket poems" in het oorspronkelijke handschrift gezien heeft. Een ge detailleerd literair-critisch onderzoek van deze ge dichten en een vergelijking met de overige bekende zal zeker nog meer bewijsmateriaal aan het licht brengen. i) Uitgave A. W. Sijthoff, Leiden 1939 GUSTAVI IN het jaar 1847 sprak men in Parijs van een won derknaap die uit Straatsburg was gekomen on in de hoofdstad het lyceum te bezoeken. Hij wa vijftien jaar en teekende, zooals men zei, met ver rassende fantasie en onbegrijpelijke juistheid be wogen scènes, wilde avonturen, menschen ei Goden, dieren en demonen. Op zijn tiende jaar zoi hij al de hel van Dante hebben geïllustreerd. De hee Phillipon, een uitgever, die voor zijn humoristiscl blad Le Journal pour rire" op nieuwe medewerker jacht maakte, wilde zich deze sensatie niet latei ontgaan. Het gelukte hem met den vader van dei jeugdigen kunstenaar, een gezeten burger, eei contract af te sluiten, volgens welke de zoon weke lijks een teekening moest leveren. Zoo begon Gustave Doré(dat was de naam van h wonder uit Straatsburg) een loopbaan die hem roen en rijkdom heeft gebracht. Terwijl hij voor Phillipoi werkte, liever gezegd: geniaal speelde, voltooidi hij zijn schoolopleiding; een kunstenaarsopleidinj heeft hij niet gehad. Gustave was een onvermoeidi en geestdriftige bezoeker van de schilderijenver zamelingen in het Louvre. Hij ging dolgraag naa opera's en balletten; hij bekeek opmerkzaam h leven van allen dag om zich heen. Zoo verwierf hi een rijk bezit aan voorstellingen en vormen. Daar door kreeg hij ook een verbluffende handighei( ? in het namaken van deze dingen. Dat hij daarbij beïnvloed werd door bekende er hooggeschatte kunstenaars, dat hij steeds van stij veranderde, is te begrijpen. De Zwitser Töppfer een voorlooper van Wilhelm Busch, maar nog meei Gavarni en Daumier, de onsterfelijken, waren zijr voorbeelden. Daumiers hartstochtelijke licht-scha keeringen en de geweldige bezetenheid van zijr koppen hebben op Doréeen grooten invloed gehad Gavarni sleepte hem mee door de sprankelend) zinnelijkheid van den Rococo-schilder die van d< verfijnde aristocratie in het burgerlijke alledaagschi leven kwam. Maar Doréwil niet de miniatuur, hi wil het aanplakbiljet. Hij wil niet het lyrische vers hij wil het met handeling geladen tooneelstuk. ledei blad, dat uit zijn effectzoekende opgewondenhek tevoorschijn komt, moet barsten van actie en con trasten. Doréontwikkelt zich met machtige schreder tot den razenden reporter van de historische be. richtgeving. Hij wil de bibliotheken illustreeren hij wil alles wat de klassieken geschreven hebben eindelijk tot zijn volle recht laten komen, hij wi het zichtbaar maken, hij wil het levend maken vooi de verblufte oogen van de wereld. HIJ revolutioneert de literatuur door haar te verfilmen. Doréis de eerste, en tegelijk eer geweldig filmregisseur. Balzac, Rabelais, Cervantes Dante, de Bijbel, Münchhausen, de wandelende Jood het sprookje van Roodkapje tot aan Blauwbaard zeeavonturen, moorden, geestverschijningen, hemel aarde en hel moeten er aan gelooven. Hij kent geer medelijden, maar met werkzame handen doet hi; het gedrukte woord weer herleven. Hij is als ieder groot illustrator een groot nabelever. Hij is een acrobaat, een virtuoos, een speurhond. Niemand kan uitbeelden wat hij niet beleefd heeft, innerlijk, met de zenuwen, met de ziel gezien, geproefd en geroken. Men begrijpe goed; Doréheeft zeker nooit een zeeslag, woestijnstorm, gletschers, oerwouden, dreigende ijsbergen en zeker nooit den afgrond van den hel, menscheneters, noch den Ridder van de Droevige Figuur met zijn eigen oogen gezien. Maar hij heeft dit alles in zich voelen leven. Hij leest in een boek van een of ander avontuur en reeds ontspringen aan zijn geest de geharnasten, de vermomden, de burleske neuzen en de overige harlekinade van de Arke Noachs. Van zoo een rijk dom gebruikt hij slechts wat hij noodig heeft. Hij verzamelt om zich heen een staf van uitstekende medewerkers, die volgens zijn ontwerpen, die hij in het begin zelf op het hout teekende, later slechts op het papier aangeeft, houtsneden maken. Als de drukkers en uitgevers steeds meer verlangen, worden van de houtsneden metalen afgietsels ge maakt en naar het buitenland gestuurd om daar in Duitsche, Engelsche, Spaansche en Italiaansche boeken afgedrukt te worden. Later wordt de fotoOUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.} T l KOT l N OEN HAAG - NASSAUPLEIN 6 EASTERN ART PAG. 10 EN II DE GROENE No. 3246

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl