Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
Uicnter contra
Albert Heiman
ZELDEN gebeurt het dat in een rechtsgeding
zuiver-literaire waarden ter tafel gebracht
worden, om tot bewijs te dienen van de eventuele
schuld of onschuld van den verdachte. Er bestaat
n even beroemd als monsterachtig proces waarbij
dit wel geschied is, al is men ook vrij achteloos
omgesprongen met de literair-aesthetische criteria
die, tenminste voor de uiterlijke schijn in dat geding,
zulk een enorm gewicht in de schaal gelegd hebben.
Het geval was dan ook verre van eenvoudig. Het
is al drie-en-een-halve eeuw geleden, en heeft tal
loze pennen in beroering gebracht, en het houdt
nog steeds schrandere geesten bezig, daar de con
troverse nog altijd niet bedisseld is. Historici en
rechtsgeleerden mogen daarin partij kiezen, en als
beschuldigers of verdedigers optreden; ik wil hier
slechts nagaan, op welke wijze de literaire critiek
bij dit alles gebruikt en misbruikt is, en welk licht
zij nog verder op de strijdvraag kan werpen, omtrent
de integriteit van de tragische en veel besproken
figuur van Maria Stuart.
Onlangs heeft een jurist, Mr. Ph. B. Libourel
een brochure gepubliceerd, getiteld Maria Stuart i),
waarin hij de vraag behandelt, of de Schotse
Koningin medeplichtig was aan de moord op haar
gemaal, Lord Darnley, die naar het heet vermoord
werd in een complot onder leiding van Bothwell,
den edelman met wien Maria Stuart drie maanden
later in het huwelijk trad. De beantwoording van
deze schuldvraag wordt terecht door genoemden
jurist afhankelijk gesteld van de vraag omtrent de
echtheid van twee groepen van documenten: de
zogenaamde Glasgowse brieven en een twaalftal
sonnetten en sonnet-fragmenten, die alle van de
ongelukkige vorstin afkomstig zouden moeten zijn,
en in haar proces als belastend bewijsmateriaal
gebruikt werden. Bij elkaar worden deze papieren
de Lettres de cassette" genoemd, daar zij ge
vonden zouden zijn in een cassette welke Maria
Stuart toebehoord had, en waarin Bothwell zijn
geheime papieren bewaarde.
De authenticiteit van deze documenten is van
meet af aan betwist, en de heer Libourel had zijn
boekje stellig niet behoeven te schrijven, als het
niet voorafgegaan was door de gelijknamige vie
romancée" van Stefan Zweig, die zeer scherp
stelling gekozen heeft tegen de koningin, en geheel
zijn psychologie van het Lady Macbeth-type heeft
opgebouwd op de inhoud der sonnetten, die voor
hem dan alweer de echtheid der Glasgowse brieven
moeten bewijzen. Het boek van Zweig is inderdaad
hoogst suggestief, en borduurt op deze praemissen
logisch verder. De vraag isjalleen, of zijn praemissen
wel juist zijn, en of hij niet moedwillig is gaan
doorfantaseren op feiten die hij alleen maar ge
makshalve" als onomstotelijk waar voorstelde.
ER is reeds vaak op gewezen, dat de meeste
schrijvers van dergelijke vies romancées"
maar al te licht vervallen in een vice historique",
en door hun temperament, door juist die kwali
teiten waardoor hun werk gedragen wordt, tot een
gevaarlijke geschiedvervalsing komen. Zij profi
teren eensdeels van de voordelen en gemakken die
het beschrijven van bestaande" persoonlijkheden
hun biedt; maar zij weigeren anderdeels te voldoen
aan de weliswaar altijd gebrekkige, maar rede
lijkerwijs toch vereisbare rechtvaardigheid
tenopzichte van een naam en een gestalte, welke nog
sporen in onze geschiedenis, dus in ons bestaan
zelve heeft nagelaten. Men kan er lang over twisten
of, en in hoeverre documentatie" een aesthetische
noodzakelijkheid is bij het schrijven van historische
romans. Maar uit ethisch oogpunt is het zeer stellig
een vereiste,.
Wie vrijelijk wil fantaseren, kan nog altijd namen
en situaties genoeg vinden, waarover niets naders
bekend is, en waarover dus iedereen met zijn eigen
logica kan zeggen wat hij ervan denkt. Wie zich
daarentegen strikt aan de documentatie houdt,
vindt meestal toch nog gelegenheid genoeg de
feiten naar eigen inzicht te interpreteren, en zijn
speciale psychologie toe te passen op het historisch
vaststaande. Ook in deze vorm van beperking leert
men den meester kennen.
Zweig, die ook in andere gelijksoortige boeken
zich een vrij gemakzuchtig en oppervlakkig man
getoond heeft, liet zich door zijn verbeelding mee
slepen, en werkte met vooringenomenheid de Maria
Stuart figuur, zoals zij in de voorstelling der partij
gangers van Elizabeth bestond, tot een uitermate
huichelachtige en gemene moordenares van haar
echtgenoot uit. Hij is juist talentvol genoeg om dit
omancier
soms heel meeslepend te doen; maar leest men
hem aandachtig, weegt men de feiten zelfs zoals
Zweig die voorstelt tegen elkaar af, dan betrapt
men hem toch meermalen op tegenspraak. Omdat
ook de gebeurtenissen hun eigen dwingende logica
hebben in deze historische" maar daarom niet
minder spannende detective-verhalen.
Het is op zulke fouten dat de heer Libourel ge
wezen heeft, en het is zijn bizondere verdienste
dat hij tegen den romancier met zijn psycholo
gische verbeeldingskracht den dichter met zijn
poëtisch inzicht en zijn interne kritiek" uitspeelt.
Want het is niet gemakkelijk poëzie te vervalser.
Het is daarmee als met de gouden munten, die
hun waarde minder ontleenen aan de beeldenaar
welke erop gestempeld staat, dan aan de zuiverheid
van hun gehalte. Beschikt men over monsters en
kenmerken van echt goud, dan kan men de ver
valsingen gemakkelijk genoeg onderkennen. En
hetzelfde is ook met poëzie het geval. Terwijl de
romancier werkt met wissels op honderd-en-een
goedgelovigheden, die wel onderling behoorlijk
kunnen samenhangen, maar die al hun waarde
ontlenen aan het solvabel zijn van z'n persoon,
betaalt de dichter in klinkende munt. Het geluid
waarmee deze penningen ter tafel komen, doet
aanstonds eerlijkheid of bedrog ontdekken.
IK voor mij zou sterker nog dan mr. Libourel de
nadruk willen leggen op het feit, dat Maria
Stuart in ogenblikken van grote spanning, vooral
tijdens haar latere jaren, een hoogst begaafd
dichteres was, speciaal in het frans en in het latijn.
Haar vijfregelig gedichtje O Domine Deus, speravi
in te !" heb ik zelfs zonder de aansporing van
Eric Linklater nooit zonder een sterke ontroe
ring kunnen lezen. En sommige van haar kwa
trijnen zouden klassiek kunnen zijn, gelijk dit:
En feinte mes amis changent leur bienveillance,
Tout Ie bien qu'ils me font est désirer ma mort,
Et comme si, mourant, j'estois en défaillance,
Dessus mes vestements ils ont jettéIe sort".
Niet voor niets heeft een zo onsterfelijk vakman
als Ronsard, evenals een zo schrander mensen
kenner als Brantóme, de dichtkunst van Maria
Stuart, haar literaire begaafdheid en ontwikkeling
veel hoger aangeslagen dan alleen maar uit de
gebruikelijke vleierij van vorsten verklaarbaar zou
zijn. Beide mannen hadden Maria Stuart tijdens
haar verblijf in Frankrijk goed genoeg gekend.
Beiden ook en dit weegt buitengewoon zwaar
hebben de sonnetten uit de cassette voor verval
singen gehouden. Men behoeft ze trouwens slechts
zonder vooringenomenheid te lezen. Ze zijn onper
soonlijk en stuntelig; ze behelzen formuleringen
die in flagrante tegenspraak zijn met de aard en
de positie van Maria Stuart. Hun geluid" is dat
van iemand, die minder goed thuis was in de franse
taal, dan Maria blijkens haar andere gedichten en
brieven. Het merkwaardigst is, dat bij al de com
promitterende gedichten, die haar overspelige liefde
voor Bothwell en haar volslagen horigheid aan
zijn erotische heerszucht zouden bezingen, slechts
n enkele regel voorkomt, die rechtstreeks op de
tragische koningin van toepassing zou kunnen zijn:
Entre ses mains, et en son plain pouvoir
Je mets mon fils, mon honneur et ma vie,
JMCW PAIS, MES SUBJETS, mon dme
Est toute d luy.. .." [assubjettie
Maar juist die regel, waarin van land en onder
danen gesproken wordt, is drie lettergrepen te
lang ! Zou Maria Stuart ooit een dergelijke kunst
fout gemaakt hebben? En juist daar? En wat te
denken van de lelijke herhaling van assubjettie"
na subjet", tenzij, dat het laatstgenoemde,
hoogst tendentieuze woord is ondergeschoven? En
er zijn tal van zulke stunteligheden, terwijl het
teveel aan lettergrepen alleen op deze plaats voor
komt. Al het overige zou eerder door een andere
vrouw geschreven kunnen zijn, en een Deense
minnares van Bothwell, de admiraalsdochter Anna
Throndsen, komt er ernstig voor in aanmerking dit
dichtwerk op haar geweten te hebben. Temeer
omdat niemand ooit de casket poems" in het
oorspronkelijke handschrift gezien heeft. Een ge
detailleerd literair-critisch onderzoek van deze ge
dichten en een vergelijking met de overige bekende
zal zeker nog meer bewijsmateriaal aan het licht
brengen.
i) Uitgave A. W. Sijthoff, Leiden 1939
GUSTAVI
IN het jaar 1847 sprak men in Parijs van een won
derknaap die uit Straatsburg was gekomen on
in de hoofdstad het lyceum te bezoeken. Hij wa
vijftien jaar en teekende, zooals men zei, met ver
rassende fantasie en onbegrijpelijke juistheid be
wogen scènes, wilde avonturen, menschen ei
Goden, dieren en demonen. Op zijn tiende jaar zoi
hij al de hel van Dante hebben geïllustreerd. De hee
Phillipon, een uitgever, die voor zijn humoristiscl
blad Le Journal pour rire" op nieuwe medewerker
jacht maakte, wilde zich deze sensatie niet latei
ontgaan. Het gelukte hem met den vader van dei
jeugdigen kunstenaar, een gezeten burger, eei
contract af te sluiten, volgens welke de zoon weke
lijks een teekening moest leveren.
Zoo begon Gustave Doré(dat was de naam van h
wonder uit Straatsburg) een loopbaan die hem roen
en rijkdom heeft gebracht. Terwijl hij voor Phillipoi
werkte, liever gezegd: geniaal speelde, voltooidi
hij zijn schoolopleiding; een kunstenaarsopleidinj
heeft hij niet gehad. Gustave was een onvermoeidi
en geestdriftige bezoeker van de schilderijenver
zamelingen in het Louvre. Hij ging dolgraag naa
opera's en balletten; hij bekeek opmerkzaam h
leven van allen dag om zich heen. Zoo verwierf hi
een rijk bezit aan voorstellingen en vormen. Daar
door kreeg hij ook een verbluffende handighei(
? in het namaken van deze dingen.
Dat hij daarbij beïnvloed werd door bekende er
hooggeschatte kunstenaars, dat hij steeds van stij
veranderde, is te begrijpen. De Zwitser Töppfer
een voorlooper van Wilhelm Busch, maar nog meei
Gavarni en Daumier, de onsterfelijken, waren zijr
voorbeelden. Daumiers hartstochtelijke licht-scha
keeringen en de geweldige bezetenheid van zijr
koppen hebben op Doréeen grooten invloed gehad
Gavarni sleepte hem mee door de sprankelend)
zinnelijkheid van den Rococo-schilder die van d<
verfijnde aristocratie in het burgerlijke alledaagschi
leven kwam. Maar Doréwil niet de miniatuur, hi
wil het aanplakbiljet. Hij wil niet het lyrische vers
hij wil het met handeling geladen tooneelstuk. ledei
blad, dat uit zijn effectzoekende opgewondenhek
tevoorschijn komt, moet barsten van actie en con
trasten. Doréontwikkelt zich met machtige schreder
tot den razenden reporter van de historische be.
richtgeving. Hij wil de bibliotheken illustreeren
hij wil alles wat de klassieken geschreven hebben
eindelijk tot zijn volle recht laten komen, hij wi
het zichtbaar maken, hij wil het levend maken vooi
de verblufte oogen van de wereld.
HIJ revolutioneert de literatuur door haar te
verfilmen. Doréis de eerste, en tegelijk eer
geweldig filmregisseur. Balzac, Rabelais, Cervantes
Dante, de Bijbel, Münchhausen, de wandelende Jood
het sprookje van Roodkapje tot aan Blauwbaard
zeeavonturen, moorden, geestverschijningen, hemel
aarde en hel moeten er aan gelooven. Hij kent geer
medelijden, maar met werkzame handen doet hi;
het gedrukte woord weer herleven. Hij is als ieder
groot illustrator een groot nabelever. Hij is een
acrobaat, een virtuoos, een speurhond. Niemand
kan uitbeelden wat hij niet beleefd heeft, innerlijk,
met de zenuwen, met de ziel gezien, geproefd en
geroken.
Men begrijpe goed; Doréheeft zeker nooit een
zeeslag, woestijnstorm, gletschers, oerwouden,
dreigende ijsbergen en zeker nooit den afgrond van
den hel, menscheneters, noch den Ridder van de
Droevige Figuur met zijn eigen oogen gezien. Maar
hij heeft dit alles in zich voelen leven.
Hij leest in een boek van een of ander avontuur
en reeds ontspringen aan zijn geest de geharnasten,
de vermomden, de burleske neuzen en de overige
harlekinade van de Arke Noachs. Van zoo een rijk
dom gebruikt hij slechts wat hij noodig heeft.
Hij verzamelt om zich heen een staf van uitstekende
medewerkers, die volgens zijn ontwerpen, die hij
in het begin zelf op het hout teekende, later slechts
op het papier aangeeft, houtsneden maken. Als de
drukkers en uitgevers steeds meer verlangen,
worden van de houtsneden metalen afgietsels ge
maakt en naar het buitenland gestuurd om daar
in Duitsche, Engelsche, Spaansche en Italiaansche
boeken afgedrukt te worden. Later wordt de
fotoOUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.}
T l KOT l N
OEN HAAG - NASSAUPLEIN 6
EASTERN ART
PAG. 10 EN II DE GROENE No. 3246