Historisch Archief 1877-1940
Kleine perikelen
DAT chemische stoffen tot
zelfontbranding kunnen ko
men, verwondert je niet wanneer
je een tijdje met allerlei vreemde
menschen in een pension te
samen woont. Bella Vista is een
degelijk pension en er worden
bepaalde vormen in acht genomen
zonder welke je geneigd zou zijn
elkander op de meest ordinaire
manier uit te schelden. Er hebben
zich dadelijk twee kampen ge
vormd en wij behoorden aan
vankelijk tot de helft waarbij'zich
ook twee nette oude dames hadden
aangesloten, die zoo op kinderen
gesteld waren. Vooral op Bébédie
eenigszins op het ontbrekende
engeltje van Rafaël gelijkt en
met zijn roodblonde haar en
sneeuwwitte huid de lieveling is
van alle dames, tot zij uitgevon
den hebben dat deze vorm van
menschelijke verschijning ook dik
wijls door de booze machten
wordt uitgekozen. Bébéheeft het
dik achter zijn ooren wat hij
met een emmertje zand en een
schepje kan doen, grenst aan het
ongeloofelijke, want 's avonds
staat het heele pension dat zand
uit de haren te kammen, voor
zoover men het nog niet tegen
gekomen is in de jam of in de
suikerpot.
De regen haJ de padden tevoor
schijn doen komen, aardige kwie
ke diertjes, die in hun beweeg
lijkheid een voorsprong op de
natuur hebben. Nisse en Béb
hadden er echter een paar ver
schalkt en in de slaapkamer van
de dames Verstraelen gezet. Wij
begrepen nu waarom zij, de kin
deren natuurlijk, zoo zeurden, om
nog wat op te mogen blijven.
Door onze paedagogische hard
nekkigheid en het verlangen even
van de lievelingen af te zijn, had
den wij hen van de vruchten
hunner overwinning beroofd. Het
was of Weidmann en Landru te
samen en in vereeniging en met
moorddadige bedoelingen de ka
mer van de dames Verstraelen
waren binnen geslopen om haar
bij heur binnenkomst te verrassen.
Het scheelde niet veel of er was
een verassing van terecht geko
men, zoo luid en zoo angstig was
het geschrei. Vang maar eens
een paar verschrikte padden bij
het flauwe licht van een pension
lamp dieren die door de komst
van de dames evenzeer het even
wicht hadden verloren. Ik had
graag de jongens uit hun bed
gehaald, doch dit zou gelijk
gestaan hebben met een schuld
bekentenis. Zij zwoeren den vol
genden morgen onschuldig te
zijn, doch er was een sterk ver
moeden tegen hen, en de kamer
meid, een valsch spichtig ding
dat altijd mijn pantoffels zoo ver
onder het bed schopt dat ik des
avonds een ernstig kwartiertje
gymnastiek noodig heb om ze
terug te vinden, zei dat ze de
jongens uit de kamer van de
dames had zien komen, gie
chelend ....
Ze giechelden natuurlijk om
al die potjes rouge en cosmetiek,
waarachter zij haar
Rococogevels trachten te verbergen",
zei Gisse, die ze niet kan uitstaan.
De kinderen zijn nu wat je
noemt under a cloud". Zij
hebben een vriend gevonden in
meneer Bergman, een
gepensionneerd majoor van de infanterie,
die niet uit de buurt van Gisse
is weg te slaan, vooral nu zij bij
het eerste gloren van de zon haar
shorts heeft aangetrokken.
Doch daarover later....
J. VAN HOORN
UITHUmGHEDEN
t de spanning !
Weer
Leest de commentaren van DE GROENE"
slechts f 3.25
kost een abonnement op den loopenden jaargang
BON
Ondergeteeken.de abonneert zich voor het jaar 1939 op De Groene,
waartoe hij het abonnementsgeld
i f 3.25
gireert op postgirorekening 72880 van
De Groene Amsterdammer Amsterdam
per postwlsse) zendt aan de Administratie van
De Groene, Keizersgracht 355, Amsterdam-C
Hij ontvangt als premie het Lichtnummer
Naam:
Straat:
Woonplaats :
Stadsinventaris
Visschers
VISSCHERS hooren eigenlijk niet
bij de stad. Zij hooren uitsluitend
bij het water. Hun kan het niet schelen,
of zij staan ergens ver weg, bij een
droomerig slootje, tusschen groene
eenzaamheid met in de verte ranke
kerktorenspitsjes, of dat zij staan
langs de drukke kade, waarover vracht
auto's hun gewichtige lasten
voortdragen. Hun gaat het om water en...
den visch. Of de kans op visch.
Visschers zijn wonderbare stede
lingen. Midden in den nacht, om n,
twee, drie uur, gaan zij door de ver
laten straten als stille schimmen. De
hengel in de hand, schepnet over den
schouder, een vaatje of tonnetje bij
zich. Of zij fietsen, belast en beladen
en alles en nog wat opgepakt. Dan
hebben zij vaak nog hun kinderen of
hun neefjes bij zich. Visschers zijn
gezellige menschen. Zij gaan vaak
getweeën, soms gedrieën en hebben
initiatief als alle andere stadbewoners
hun laatste beetje energie nog pogen
te rekken tot in het veilige bed.
Als de andere opstaan, hebben zij
al een frisschen morgen vol avontuur
achter den rug. Zij hebben het aan den
hemel licht zien worden. Zij hebben de
natte kilte boven het water gevoeld en
de frissche dauw aan hun voeten. Zij
hebben al opwindende dingen mee
gemaakt met kanjers van brasems en
monsters van snoeken. En zij hebben
de eerste zonnestralen door den damp
boven de weiden zien dringen. Toen
is het langzamerhand wat minder koel
om hen geworden; de zon kreeg al
kracht. Maar zij zijn op hun stoeltje of
hun tonnetje blijven zitten en hebben
naar hun dobber getuurd.
De visschers, die midden in de stad
hun hartstocht pogen te bevredigen,
zijn wellicht niet de allerechtste. Zij
hangen op bruggenhekken, zitten op
kadekanten en turen en turen, net
als hun collegas verder op. Hun
publiek is ruimer en mededeelzamer.
Een verklaring voor het slechte bijten
van hun toekomstige slachtoffers zou
zijn, dat er onder water wellicht even
veel gesproken wordt als er boven.
Visschers zijn de primitieve zielen
in het gecompliceerde gewoel van de
groote stad. Zij herinneren ons aan
buiten en stille rust. Laten wij hen er
dankbaar om zijn.
Bloemen en menschen
Kleurenpracht III
BLOEMEN zijn als menschen. Eerst
groeien ze in het wild, tot ze
gecultiveerd worden. Waar de mensch
vandaan komt, weet ik niet. De dahlia
echter komt uit Mexico. Dat staat in
den catalogus voor de tentoonstelling
Kleurenpracht III" in het Vondel
park. Als de bloemen en menschen
eenmaal gecultiveerd zijn, eischen zij
veel zorg. Nu schijnt het makkelijker
te zijn een bloemperk te verzorgen dan
een menschenmaatschappij. Hebt gij
wel eens jonge werklooze bloemen
gezien? Neen immers. Maar jonge
werklooze menschen zijn er wel.
En nu bloeien dan de perken dahlias
tot voorbeeld voor de menschen keurig
en liefelijk in een afgesloten deel
van het Vondelpark en gij,
stadgenooten, moet er heen gaan en een kwartje
betalen, opdat de jonge werkloozen,
die voor Amsterdam deze tentoonstel
ling ingericht hebben, met hun werk
dóór kunnen gaan. Het zou alles in
deze wereld zoo mooi kunnen zijn.
Zoo paradijsachtig, als dat stukje
park, waar de hooge statige boomen
hun bladerkronen breed verheffen en
waar de grasvelden zich uitstrekken,
waar steenen beelden der
Amsterdamsche beeldhouwers en de duizen
den soorten bloeiende dahlias broeder
lijk vereenigd zijn.
MIJN VRIEND DE THUISZITTER
TTET geheim", aldus mijn vriend de Thuiszitter, en hij schikte de
slui,,-Ll merrol op zijn stoel terecht, ,,het geheim van alle moeilijkheden waarin
de wereld zich momenteel bevindt ligt in de te groote inspanning der menschen.
Toen de mensch zich nog niet inspande was alles veel beter. Neem eens de
oude Germanen. Zij dobbelden en dronken bier en was het hier zooveel
slechter leven? Welnee! Er waren geen verkeersongelukken, geen onbewaakte
overwegen, om de eenvoudige reden, dat er ook geen bewaakte waren, geen
speelverbod in de badplaatsen, geen prikkeldraad en geen werkloozen. En de
Germanen waren best tevreden, en hadden met geen lateren tijd willen ruilen.
En geef ze eens ongelijk? Dat kan je niet. Want de huidige mensch, als
hij even vrijaf wil nemen van de civilisatie, speelt weer dat hij een oud
Germaantje is. Hij woont in hutten van linnen, hij kookt op vuur, hij leeft
in het woud en hij is tevreden. En daaruit blijkt, dat wij alles in een verkeerde
richting gestuurd hebben. En als we de wereld willen redden, moeten wij den
weg terug gaan.
Met andere woorden", aldus mijn vriend, en hij rekte zich lekker uit, ,,wij
moeten de inspanning afschaffen. Waarom hebben ze steden gebouwd, banken
opgericht, ze weer failliet laten gaan; waarom maken ze spoorwegen, graven
ze kanalen en maken ze forten? Waarom gieten ze kanonnen en kiezen ze
parlementen? Om zich in te spannen. Ze kunnen het niet laten. Waarom
schrijf jij stukjes, waarom betaal je belasting, waarom ga je op visite? Om
je in te spannen, nergens anders voor.
En, en dat kan zelfs jij begrijpen, als we in alles wat nu vastgeloopen is
nog gaat vastloopen, verbetering willen gaan brengen, dan moet het eerst uit
zijn met de inspanning. Wellicht is er een serum tegen te vinden. Ver
schillende volkeren zouden een dubbele dosis moeten hebben. Bijzonder ener
gieke ondernemers en uiterst actieve lieden zouden een extra kuur moeten
maken, totdat overal de weldadige apathie der inspanningloosheid zou
heerschen.
Zou eindelijk dat gebeuren, waarover iedereen al jaren praat: ontspanning.
En de heele wereld zou n uitspanning worden! En daar zouden we weer
zoo gelukkig worden als de oude Germanen. Vindt jij nou dat serum uit, en
je wordt een beroemd man. Alleen moet je er dan niet bij vertellen, dat je 't
niet zelf bedacht hebt. Want dan zal iedereen zeggen, dat het toch wel jammer
is, dat je die goede idee weer van mij moest hebben."
!9-8'39.
Handteekening..
PAG. 1-1 DE GROENE No. 3246
Abonnementen kunnen te allen tijde ingaan, doch slechts bij het
einde van een jaargang na opzegging voor l December eindigen