De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 19 augustus pagina 14

19 augustus 1939 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

Kleine perikelen DAT chemische stoffen tot zelfontbranding kunnen ko men, verwondert je niet wanneer je een tijdje met allerlei vreemde menschen in een pension te samen woont. Bella Vista is een degelijk pension en er worden bepaalde vormen in acht genomen zonder welke je geneigd zou zijn elkander op de meest ordinaire manier uit te schelden. Er hebben zich dadelijk twee kampen ge vormd en wij behoorden aan vankelijk tot de helft waarbij'zich ook twee nette oude dames hadden aangesloten, die zoo op kinderen gesteld waren. Vooral op Bébédie eenigszins op het ontbrekende engeltje van Rafaël gelijkt en met zijn roodblonde haar en sneeuwwitte huid de lieveling is van alle dames, tot zij uitgevon den hebben dat deze vorm van menschelijke verschijning ook dik wijls door de booze machten wordt uitgekozen. Bébéheeft het dik achter zijn ooren wat hij met een emmertje zand en een schepje kan doen, grenst aan het ongeloofelijke, want 's avonds staat het heele pension dat zand uit de haren te kammen, voor zoover men het nog niet tegen gekomen is in de jam of in de suikerpot. De regen haJ de padden tevoor schijn doen komen, aardige kwie ke diertjes, die in hun beweeg lijkheid een voorsprong op de natuur hebben. Nisse en Béb hadden er echter een paar ver schalkt en in de slaapkamer van de dames Verstraelen gezet. Wij begrepen nu waarom zij, de kin deren natuurlijk, zoo zeurden, om nog wat op te mogen blijven. Door onze paedagogische hard nekkigheid en het verlangen even van de lievelingen af te zijn, had den wij hen van de vruchten hunner overwinning beroofd. Het was of Weidmann en Landru te samen en in vereeniging en met moorddadige bedoelingen de ka mer van de dames Verstraelen waren binnen geslopen om haar bij heur binnenkomst te verrassen. Het scheelde niet veel of er was een verassing van terecht geko men, zoo luid en zoo angstig was het geschrei. Vang maar eens een paar verschrikte padden bij het flauwe licht van een pension lamp dieren die door de komst van de dames evenzeer het even wicht hadden verloren. Ik had graag de jongens uit hun bed gehaald, doch dit zou gelijk gestaan hebben met een schuld bekentenis. Zij zwoeren den vol genden morgen onschuldig te zijn, doch er was een sterk ver moeden tegen hen, en de kamer meid, een valsch spichtig ding dat altijd mijn pantoffels zoo ver onder het bed schopt dat ik des avonds een ernstig kwartiertje gymnastiek noodig heb om ze terug te vinden, zei dat ze de jongens uit de kamer van de dames had zien komen, gie chelend .... Ze giechelden natuurlijk om al die potjes rouge en cosmetiek, waarachter zij haar Rococogevels trachten te verbergen", zei Gisse, die ze niet kan uitstaan. De kinderen zijn nu wat je noemt under a cloud". Zij hebben een vriend gevonden in meneer Bergman, een gepensionneerd majoor van de infanterie, die niet uit de buurt van Gisse is weg te slaan, vooral nu zij bij het eerste gloren van de zon haar shorts heeft aangetrokken. Doch daarover later.... J. VAN HOORN UITHUmGHEDEN t de spanning ! Weer Leest de commentaren van DE GROENE" slechts f 3.25 kost een abonnement op den loopenden jaargang BON Ondergeteeken.de abonneert zich voor het jaar 1939 op De Groene, waartoe hij het abonnementsgeld i f 3.25 gireert op postgirorekening 72880 van De Groene Amsterdammer Amsterdam per postwlsse) zendt aan de Administratie van De Groene, Keizersgracht 355, Amsterdam-C Hij ontvangt als premie het Lichtnummer Naam: Straat: Woonplaats : Stadsinventaris Visschers VISSCHERS hooren eigenlijk niet bij de stad. Zij hooren uitsluitend bij het water. Hun kan het niet schelen, of zij staan ergens ver weg, bij een droomerig slootje, tusschen groene eenzaamheid met in de verte ranke kerktorenspitsjes, of dat zij staan langs de drukke kade, waarover vracht auto's hun gewichtige lasten voortdragen. Hun gaat het om water en... den visch. Of de kans op visch. Visschers zijn wonderbare stede lingen. Midden in den nacht, om n, twee, drie uur, gaan zij door de ver laten straten als stille schimmen. De hengel in de hand, schepnet over den schouder, een vaatje of tonnetje bij zich. Of zij fietsen, belast en beladen en alles en nog wat opgepakt. Dan hebben zij vaak nog hun kinderen of hun neefjes bij zich. Visschers zijn gezellige menschen. Zij gaan vaak getweeën, soms gedrieën en hebben initiatief als alle andere stadbewoners hun laatste beetje energie nog pogen te rekken tot in het veilige bed. Als de andere opstaan, hebben zij al een frisschen morgen vol avontuur achter den rug. Zij hebben het aan den hemel licht zien worden. Zij hebben de natte kilte boven het water gevoeld en de frissche dauw aan hun voeten. Zij hebben al opwindende dingen mee gemaakt met kanjers van brasems en monsters van snoeken. En zij hebben de eerste zonnestralen door den damp boven de weiden zien dringen. Toen is het langzamerhand wat minder koel om hen geworden; de zon kreeg al kracht. Maar zij zijn op hun stoeltje of hun tonnetje blijven zitten en hebben naar hun dobber getuurd. De visschers, die midden in de stad hun hartstocht pogen te bevredigen, zijn wellicht niet de allerechtste. Zij hangen op bruggenhekken, zitten op kadekanten en turen en turen, net als hun collegas verder op. Hun publiek is ruimer en mededeelzamer. Een verklaring voor het slechte bijten van hun toekomstige slachtoffers zou zijn, dat er onder water wellicht even veel gesproken wordt als er boven. Visschers zijn de primitieve zielen in het gecompliceerde gewoel van de groote stad. Zij herinneren ons aan buiten en stille rust. Laten wij hen er dankbaar om zijn. Bloemen en menschen Kleurenpracht III BLOEMEN zijn als menschen. Eerst groeien ze in het wild, tot ze gecultiveerd worden. Waar de mensch vandaan komt, weet ik niet. De dahlia echter komt uit Mexico. Dat staat in den catalogus voor de tentoonstelling Kleurenpracht III" in het Vondel park. Als de bloemen en menschen eenmaal gecultiveerd zijn, eischen zij veel zorg. Nu schijnt het makkelijker te zijn een bloemperk te verzorgen dan een menschenmaatschappij. Hebt gij wel eens jonge werklooze bloemen gezien? Neen immers. Maar jonge werklooze menschen zijn er wel. En nu bloeien dan de perken dahlias tot voorbeeld voor de menschen keurig en liefelijk in een afgesloten deel van het Vondelpark en gij, stadgenooten, moet er heen gaan en een kwartje betalen, opdat de jonge werkloozen, die voor Amsterdam deze tentoonstel ling ingericht hebben, met hun werk dóór kunnen gaan. Het zou alles in deze wereld zoo mooi kunnen zijn. Zoo paradijsachtig, als dat stukje park, waar de hooge statige boomen hun bladerkronen breed verheffen en waar de grasvelden zich uitstrekken, waar steenen beelden der Amsterdamsche beeldhouwers en de duizen den soorten bloeiende dahlias broeder lijk vereenigd zijn. MIJN VRIEND DE THUISZITTER TTET geheim", aldus mijn vriend de Thuiszitter, en hij schikte de slui,,-Ll merrol op zijn stoel terecht, ,,het geheim van alle moeilijkheden waarin de wereld zich momenteel bevindt ligt in de te groote inspanning der menschen. Toen de mensch zich nog niet inspande was alles veel beter. Neem eens de oude Germanen. Zij dobbelden en dronken bier en was het hier zooveel slechter leven? Welnee! Er waren geen verkeersongelukken, geen onbewaakte overwegen, om de eenvoudige reden, dat er ook geen bewaakte waren, geen speelverbod in de badplaatsen, geen prikkeldraad en geen werkloozen. En de Germanen waren best tevreden, en hadden met geen lateren tijd willen ruilen. En geef ze eens ongelijk? Dat kan je niet. Want de huidige mensch, als hij even vrijaf wil nemen van de civilisatie, speelt weer dat hij een oud Germaantje is. Hij woont in hutten van linnen, hij kookt op vuur, hij leeft in het woud en hij is tevreden. En daaruit blijkt, dat wij alles in een verkeerde richting gestuurd hebben. En als we de wereld willen redden, moeten wij den weg terug gaan. Met andere woorden", aldus mijn vriend, en hij rekte zich lekker uit, ,,wij moeten de inspanning afschaffen. Waarom hebben ze steden gebouwd, banken opgericht, ze weer failliet laten gaan; waarom maken ze spoorwegen, graven ze kanalen en maken ze forten? Waarom gieten ze kanonnen en kiezen ze parlementen? Om zich in te spannen. Ze kunnen het niet laten. Waarom schrijf jij stukjes, waarom betaal je belasting, waarom ga je op visite? Om je in te spannen, nergens anders voor. En, en dat kan zelfs jij begrijpen, als we in alles wat nu vastgeloopen is nog gaat vastloopen, verbetering willen gaan brengen, dan moet het eerst uit zijn met de inspanning. Wellicht is er een serum tegen te vinden. Ver schillende volkeren zouden een dubbele dosis moeten hebben. Bijzonder ener gieke ondernemers en uiterst actieve lieden zouden een extra kuur moeten maken, totdat overal de weldadige apathie der inspanningloosheid zou heerschen. Zou eindelijk dat gebeuren, waarover iedereen al jaren praat: ontspanning. En de heele wereld zou n uitspanning worden! En daar zouden we weer zoo gelukkig worden als de oude Germanen. Vindt jij nou dat serum uit, en je wordt een beroemd man. Alleen moet je er dan niet bij vertellen, dat je 't niet zelf bedacht hebt. Want dan zal iedereen zeggen, dat het toch wel jammer is, dat je die goede idee weer van mij moest hebben." !9-8'39. Handteekening.. PAG. 1-1 DE GROENE No. 3246 Abonnementen kunnen te allen tijde ingaan, doch slechts bij het einde van een jaargang na opzegging voor l December eindigen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl