Historisch Archief 1877-1940
ROE NE AMSTERDAMMER
OPGERI
l 8 7'
J^edactie en Administratie : Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000.
nnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd.
19 AUG.
1939
Honderdifaar Aanteekeiring
Thorbecke's eerste optreden voor het
publiek, als politiek persoon, geschiedde
door de eerste uitgave van de A a
nteeke'/fci'Wg» rf'p de Grondwet. Het
boeit'^tèflcté'als een schot, gelost in een slapend
woudTj^fen vloog verschrikt uit den slaap op;
men vroeg wat er te doen wast Waaüam gescho
ten werd f en wie deze vermetele scho&efwas, die
ons zoo ter ongelegener tijd in onzezoetêrust kwam
storen? Algemeen waren, gelijk altijd, de
langslapers gramstorig, dat iemand, die vroeg was op
gestaan, hen aanmaande te werken zoodra en
zoolang het dag was".
ALDUS schrijft een van de verharde en ver
stokte Thorbeckianen", een van die kleine
rmaar trouwe kern van Leidsche studenten, die de
grootheid van hun professor als jurist en staatsman
jeeds ir^hun jongelingsjaren hebben ontdekt tijdens
het boeiende Grondwets-college, dat de hoogleeraar
in de staats- en rechtsgeschiedenis, mr. J. R. Thor
becke van 1836 tot 1844 heeft gedoceerd in het
onaanzienlijke huisje achter in den tuin van zijn
woning aan den garenmarkt.
Er is geen twijfel aan, of De Aanteekening" die
op den 24sten Augustus 1839 het licht zag, is een
zeer belangrijk element geweest in de omvorming
van het Nederlandsche staatsgebouw ijl de jaren
van 1848'?'51 beter misschien zells van 1848
'68 "die de grondslag geweest is voor den
weinig»gestoorden opbloei van het Nederlandsche
economische,, en cultureele leven tot aan den
Werel4borlo& toe.
Wellicht is de uitdrukking een schot in een
slapend woud" van den schrijver van boven ge
citeerde woorden, mr. W. C. D. Olivier, wat kras/
Het zou in ;het geheel niet verwonderlijk zijn,/
wanneer hij, toen hij deze woorden in zijn Her*
inneringen aan mr. J. R. Thorbecke" in 1872 vlak
na den dood van den grooten staatsman neerschreef,
de geheele reeks van gebeurtenissen tusschen 1839 en
1844, die Thqrbecke tot het middelpunt van de libe
rale oppositie jpaakten, wat te zeer met het verschij
nen van den -érsten druk van ,,De Aanteekening"
liet samen vallen: de verschijning van de Proeve"
die het ontwerp-Grondwet gaf, zooals die, volgens
de critiek *op de~ bestaande, in ,,De Aanteekening"
zou moeten luiden; het stemmen tegen de
Grondwetsherziening^ïan 1840 door Thorbecke en elf
anderen in de Pftbbele Kamer wegens ongenoeg
zaamheid"; de opzienbarende rectorale rede van
1841 over Simon van Slingelandt's toeleg om den
Staat te hervormen"; de tweede druk van de Aan
teekening", (1841 en '43) die na de nationale
teleurstelling" van de herziening van 1840, op vele
punten radicaler is dan de eerste; het voorstel der
Negen" in 1844 het ongehoorde feit van een
initiatief-voorstel tot grondwetsherziening.
MAAR zelfSfindien al De Aanteekening" bij
zijn,eersten druk alleen maar de aandacht ge
trokken zou hefcben van Thorbecke's leerlingen,
van den kleinen;kring van regenten en ambtenaren,
waarop het persoonlijke régime van Koning
Willem I steunde, en van den intellectueelen kring
van hen, die, voortbouwende op de denkbeelden van
de Fransch.fr -Rwolutie, zochten naar een vorm om
de voorrtaafftsjjëdaarvan op het Nederlandsche
staatswezeii'te'enten, dan nog mag men het eeuw
feest van De Aanteekening" vieren als het eerste
begin van die grootsche hervormingspoging, die na
1848 zulke rijke vruchten heeft gedragen. Aan de
ontevredenheid met de besluitenregeering" van
den autocratischen landsvader Koning Willem I,
aan de groeiende staatsburgerlijke mondigheid van
den zich economisch en intellectueel verhef f enden
burgerstand, aan de noodzaak van economische en
cultureele vrijheid voor een steeds gecompliceerder
maatschappij,' gaf Thorbecke met dit boek vorm. :
De'onbekende professor, die in 't geheel niet
behoorde''toF het beperkte aantal families, die in deze
jaren geacht werden inzicht in staatszaken te
hebben, plaatste zich met dit boek onherroepelijk
in de eerste rijen der hervormingsgezinden.
DOOR vergelijking met vroegere staatsrege
lingen zoowel onder de Republiek als in
den Franschen tijd met de constituties van
EngeBij het eeuwfeest van
Aanteekening op de Grond
W. Verkade
land, Frankrijk en de Duitsche staten door het
onderzoek naar de bedoeling der wetgevers, naar de
innerlijke logica van het stelsel, en naar de toe
passing in de praktijk, werd in den eersten druk van
de Aanteekening" reeds een critiek op het be
staande staatsrecht geoefend, die herziening van de
Grondwet volstrekt onvermijdelijk maakte.
Op welke punten was deze critiek gericht?
Allereerst werd aan de hand van het verwarde
kiesrechtstelsel aangetoond, dat het sinds de
Fransche Revolutie bewust of onbewust aanvaarde
beginsel van het staatsburgerschap, onmisbaar voor
den modernen staat, ontbrak. De eisch van regeling
bij de wet werd gesteld, de financieele draagkracht
als element in de vraag naar de kiesbevoegdheid
als ruw en opportunistisch geteekend.
Het beginsel van de Koninklijke onschendbaar
heid werd gesteld, zoodat critiek op het
regeeringsbeleid mogelijk werd zonder de eenheid van het
staatsgezag en de sociale orde te schokken. De
ministerieele verantwoordelijkheid moest hierop
onvermijdelijk de aanvulling zijn en werd dit dan
ook in den tweeden druk van het boek. Een eigen
vorm, tusschen de Engelsche en Duitsche rege
lingen van de positie des Konings, liet aan den
Koning echter de mogelijkheid tot vruchtbaar
initiatief en krachtig ingrijpen, mits hij ministers
bereid vond om de verantwoordelijkheid te dragen.
De hopelooze verwarring tusschen wetgeving en
uitvoering op bijna alle terreinen van Staatsbe
moeiing, vond een klare onderscheiding. Veel
overbodigs in de Grondwet werd naar de wet verwezen.
Voor tal van uiterst gewichtige punten van beleid
werd de wetsvorm en dus het overleg met de
Staten-Generaal geëischt. De waarde van dit
overleg werd verhoogd door de onvermijdelijkheid
van het recht van amendement aan te toonen en
het initiatiefrecht buiten twijfel te stellen.
De halfheid van de houding van het gerestau
reerde Koninkrijk inzake de kerken, waarbij de
gelijkgerechtigdheid der confessies in principe werd
erkend, maar de bijzondere positie van het Ned.
Hervormde kerkgenootschap onder de Republiek
toch nog in velerlei vorm gehandhaafd bleef, werd
een punt van zakelijke doch onontkoombare critiek.
En het beginsel van de vrijheid van onderwijs vond
in eersten aanleg ook erkenning.
De oncontroleerbaarheid van de financieele mid
delen wordt aan een scherp oordeel onderworpen.
Voor het licht def openbaarheid wordt de toe
gang geopend of heropend en nuttelooze gewichtig
heid in vormen en woordenkraam wordt aan den
spot prijs gegeven.
En overal wordt de vinger gelegd op onduidelijk
heden, tegenspraken, overbodigheden en slechte
stijl in de wetstaal.
Zoo legde De Aanteekening" den grondslag
voor de staatsherziening van 1848 en voor de
daarbij behoorende organieke wetten.
kE Aanteekening" bracht echter niet alleen
een staatrechtelijke hervorming teweeg; zij
droeg ook bij tot een sociale omwenteling, die vele
van de feodale resten uit het na-Napoleontisch tijd
perk van onzen staat wegvaagde en de leiding van
het openbare leven verplaatste, althans met een be
langrijke groep uitbreidde. De colleges van Thor
becke werkten door middel van dit boek, en in
woord en geschrift verder gepopulariseerd, door
onder de kleine burgerij, de eenvoudige ambte
naren, de artsen, de advocaten, de dorpsburge
meesters, den koopmanstand en de eerste fabri
kanten, onder de zich emancipeerende Katholieken,
Dissenters en Joden, van welke groepen Thorbecke
Lutheraan en zoon van een tabakshandelaar uit
Zwolle in verschillende opzichten zelf een
exponent was. Zeer veel van den tegenstand tegen
1 ^ het opkomende liberalisme in Nederland
is niet te verklaren, wanneer men deze
\\[ et omstandigheid niet in het oog houdt. Zoo
dankbaar als een Donker Curtius, een
De Kempenaer, een Duymaer van Twist, Boreel
van Hogelanden en een Van Dam van Isselt,
ja zelfs een hoog staatsambtenaar als de Com
missaris van Zuid-Holland Van der Duyn van
Maasdam, n van de drie personen van 1813
den jongen Thorbecke waren voor het theore
tisch fundament voor hun onbehagen over den
gang van zaken in het staatsbestuur en hun liberale
gezindheid, zoo huiverig waren vele van hen voor
de geheele rij van parvenu's" die via de
academiebanken, de advocatuur, de journalistiek en den
koopmanskruk achter Thorbecke aan hun intrede
in het openbare leven deden, dat tot nu toe het
monopolie was geweest van de oude families" of
hoogstens van de afstammelingen van Napoleon's
ambtenaren-corps.
Hoe is het anders te verklaren, dat Thorbecke
wel voorzitter van de herzieningscommissie van
1848 werd, maar dat men toch liever Gerrit Graaf
Schimmelpenninck uit Londen liet komen om met
de medeleden uit de commissie, De Kempenaer en
Donker Curtius, Thorbecke uit de regeering te
houden? Hoe komt het dat men voortdurend oude
medestanders van Thorbecke ziet verdwalen naar
conservatieve kabinetten met een lichtelijk liberale
kleur: Van Bosse, Van Zuylen van Nyevelt e.a. ? En
dat drie mede-ministers uit het groote" eerste
ministerie-Thorbecke zoo gemakkelijk overstappen in
het April-ministerie van Van Hall ? Men leest het
uit de brieven die aan Duymaer van Twist die
eveneens tot den kring der overtuigde liberalen,
maar tevens tot de oude regenten behoorden en
met deze laatsten ook in contact bleef na zijn
benoeming tot gouverneur-generaal worden toe
gezonden *). Het is deels de angst voor den
professor" in de hofkringen, waar men hem voor
een revolutionair houdt, deels de tegenzin tegen
de discipline van de klub", de trouwe en verstokte
Thorbeckianen die door en met Thorbecke hun
intrede in het openbare staatkundig leven hebben
gedaan. Zij hebben de zelfde bezwaren tegen de
fouten van het verleden, maar zij schuwen de
logica van den nieuwen koers en wenschen zich
niet te schikken onder den nieuwen leider, die zoo
weinig plooibaar was en zoo weinig rekening hield
met persoonlijke consideratieën".
HET is wel merkwaardig om den socialen trek in
deze overigens zoo sterk staatrechtelijke
hervorming te bespeuren. En te merkwaardiger is
dit, omdat deze zelfde liberalen na den dood van
Thorbecke, als zij ook recu" geworden zijn in den
regentenstand van Nederland, weer als eerste in
het gelid staan om de mannen dezer kleine luijden"
van Calvinistischen en Katholieken huize uit het
bestuursapparaat te weren. Zooals trouwens ook
weer tegen de vertegenwoordigers der geëmanci
peerde arbeidersgroepen zich de gevoelens van het
coalitie-regentendom" keerden.
Het spreekt vanzelf dat de politieke verschillen
telkens de hoofdrol spelen, maar het is goed ook
in deze dagen bij veranderingen in het staat
kundig leven niet over het hoofd te zien, dat bij
den tegenstand tegen het nieuwe" ook altijd een
element van tegenstand tegen de nieuwe heeren"
meespreekt onder degenen, die tot nu toe het mono
polie van het bestuur hadden. En dit element, dat
het minst op beginselen berust, is vaak het luid
ruchtigste. Maar ook het snelst bedwongene.
Het is daarom dat wij bij het eeuwfeest van De
Aanteekening" niet alleen het boek herdenken dat
de nieuwe denkbeelden vorm en kracht gaf, maar
ook het boek dat den werkelijken leider van 1848
voor het voetlicht bracht en dat het vaandel werd
waarom een nieuwe groep met een nieuwe, aan de
behoefte van den tijd beantwoordende aanpak,
zich kon verzamelen.
l) Zie bijdragen en Mededeling van het Historisch
Genootschap, No. 60, blz. i?86.
BROCHES (faaxdfa 2>a#tat25a2#tte 20 sfa/zt
PAG. 3 DE GROENE No. 3246