De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 19 augustus pagina 4

19 augustus 1939 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Onze Nu de afsluiting van den Noord-Oost-polder in zicht is en daarmee een nieuw onderdeel van het grootsche Zuiderzeeproject belangrijk is gevorderd, is de vraag van belang, hoe de bevolking van het straks gewonnen gewest gerecruteerd zal worden. Dr. E. van Hinte, bekend Nederlandsch sociograaf, behandelt dit belangrijke en wellicht spoediger dan men denkt actueele probleem in het onderstaand artikel. NAUWELIJKS is de Wieringermeer in cultuur genomen, of het Nederlandsche volk kijkt met spanning en ongeduld naar het gereedkomen van den Noord-Oostpolder en vraagt zich af, wat hij voor nieuws zal brengen. Allerlei belangen overwegingen spelen daarbij een rol en het schijnt, alsof het oude- particularisme en provincialisme, dat ons land in onze gouden eeuw" tóch heeft groot gemaakt, herleeft. Er zijn ook wetenschappelijke beweegredenen, doch zij schijnen aan de andere ondergeschikt. De vraag wat de polders voor onze volkswelvaart, wat zij voor den enormen bevolkingsdruk zullen beteekenen, is van overwegend belang. Op geen dezer beide vraagstukken kan een afdoend antwoord gegeven worden. Ir. De Blocq van Kuffeler meent in het laatste kwartaaloverzicht No. 60 van de Amsterdamsche Bank, dat op den duur in het nieuwe Zuiderzeegewest ruim 200.000 menschen kunnen leven", omdat de bevolking van onze nor male landbouwstreken ongeveer op n persoon per ha gesteld (kan) worden". Wij hebben de meening, dat het aantal op het dubbele gesteld mag worden, omdat de bevolkingsdichtheid van het platteland en zijn natuurlijke centra, de dorpen, grooter is n omdat ook in de nieuwe polders industrie zal ontstaan; vooral in den in de nabij heid van Amsterdam komenden Zuid-Westpolder, maar ook langs de boorden van de Zuidelijke kade van den Noord-Oostpolder en de Noordelijke kade van den Zuid-Oostpolder, beide immers langs den nieuwen IJselmond, dus zeer gunstig gelegen. ER zijn vier provincies, die heftig om den NoordOostpolder strijden. Het zijn Friesland, Over ijsel, Groningen en Drente. De beide eerste schijnen de meeste kansen te hebben, dat zij haar stempel op den polder zullen drukken, immers, zij grenzen daaraan direct, wat van de beide andere provincies niet gezegd kan worden. De landgrenzen van Over ijsel bedragen 5/6 van den omtrek van den polder, die van Friesland dus 1/6. Uit deze becijfering is wel eens afgeleid, dat de polder nu maar geheel bij Overijsel ingedeeld moet worden. Deze provincie spant zich daarvoor ook in, zij maakt wegen, bruggen, streekplannen, adresseert aan betrokken bewindslieden enz. enz. en er zijn uitingen van overheidsinstanties, die er op duiden, dat de polder ook inderdaad bij Overijsel zou worden ingedeeld uitingen, direct tegengesproken, toen door Friesche kamerleden schriftelijke vragen aan de Ministers van Waterstaat en Binnenlandsche Zaken gericht werden en er in de Tweede Kamer over gesproken werd. Dat de strijd inderdaad fel is, blijkt ook wel hieruit, dat men in Friesland op zijn achterste beenen ging staan, toen administratieve en technische uitvoeringscentra in Zwolle en Kampen geplaatst werden. Dit vraagstuk is eerst door Gedeputeerde Staten der Provincie ter hand genomen, thans ook door de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Friesland, die voor dat doel zelfs een Commissie instelde, waarin opgenomen werden de Burge meesters der gemeenten in het Zuid-Oosten der Provincie Friesland, eenige ingenieurs en anderen. Het valt te betreuren, dat de Kamer van Koop handel er nog niet toe overging om eenige geleerden, op de hoogte met kolonisatievraagstukken in deze Commissie op te nemen. Ook Drente houdt zich met de aansluiting" bezig, zooals uit vele uitingen in verslagen van de Kamer te Meppel blijkt. In zekeren zin kunnen wij Drente zien als een vooruitgeschoven post van de provincie Groningen. Deze beide provincies toch j woninginrichting i meubelen lampen amsterdam den haaq rotterdam worden meer en meer een economische eenheid, zooals wel blijkt uit de oprichting van het techno logisch Instituut voor Groningen en Drente. Deze laatste provincie wordt van Groningen uit, door Groningers gecultiveerd. ONGETWIJFELD is het vraagstuk van de administratief-rechtelijke aansluiting van be lang. Maar toch is het ondergeschikt aan de economische aansluiting. Wie zullen zich in den polder nestelen, dat is de groote vraag ! En daarbij sluiten zich twee andere aan. ie. Welke methoden, in ruimen zin, zullen worden gevolgd, in het nieuwe gebied ? 2e. Op welke provincie zal de reactie het grootst kunnen zijn? Want, natuurlijk ondergaat ook de omgeving van een nieuw land", wat een inpoldering ten slotte toch is, daarvan den invloed. Er is wissel werking. Onlangs schreef De Standaard": In de kringen van boeren en tuinders wordt de waarde van de in de Wieringermeer toegepaste vindingen en methoden hoe langer hoe meer erkend, en het is opmerkelijk hoe velen leering gaan trekken van hetgeen in de Wieringermeer is tot stand gebracht." Hoe zal de vestiging in den Noord-Oostpolder zijn ? Precies is dit niet te zeggen. Wij kunnen min of meer waarschijnlijke gissingen maken. En de prognose te dien aanzien moet gebaseerd zijn op de diagnose van de verhoudingen in den Wieringermeerpolder. Hier hebben zich boeren uit alle deelen van het land genesteld. Momenteel (men weet, dat pas in 1940 de voor verpachting in aanmerking komende grond uitgegeven zal zijn!) neemt de provincie Groningen de eerste plaats in met 24 pCt. Dit is zeer opmerkelijk, juist omdat de Groningers vrij veel nadeel ondervinden van den afstand. Maar, de Groninger beweegt zich blijkbaar ook buiten zijn Provincie ook vrij gemakkelijk en waarlijk niet alleen op landbouwgebied. Direct na Groningen volgt Noord-Holland met 23 pCt. Het verschil met Groningen schijnt gering, doch men neme in aan merking, dat de polder in Noord-Holland gelegen is. Men moet óók en wel zeer sterk het proces van selectie dat a priori (in tegenstelling tot den Haar lemmermeer en andere vóór 2oe-eeuwsche inpol deringen, waar zij a posteriori plaats vond) geschiedt, in aanmerking nemen. Men komt den Wieringermeerpolder niet gemakkelijk binnen. De Groningsche en de Noord-Hollandsche boeren zijn wel de beste en willen ook het liefst naar den Wieringermeerpolder, hetgeen ook blijkt uit de aanvragen voor plaatsen. Groningen gaat voorop, daarna volgt Noord-Holland, en in de derde plaats volgt Fries land, met 17 pCt. der huidige plaatsen. In deze ge tallen zal niet veel verandering meer komen. Overijsel bezet momenteel 2 pCt. der plaatsen, Drente 3 pCt., hetgeen waarlijk zeer gering is, vooral met het oog op de verwachtingen ten aan zien van den Noord-Oostpolder. Overigens kunnen wij mededeelen, dat de aanvragen en plaatsingen der Zeeuwen vrij talrijk zijn. Deze behoeven wij echter niet in het geding te brengen. HOE zullen nu de nederzettingen in den NoordOostpolder waarschijnlijk zijn? De strijd zal tusschen de Groningers en de Friezen in de eerste plaats gevoerd worden. Op grond van geografische overwegingen mag verwacht worden, dat de Friezen in grooter getale aanvragen tot de Directie van den polder zullen richten. Maar Groningen ligt dichter bij den Noord-Oostpolder dan bij den Wieringermeerpolder en ook zij zullen zich krach tiger nog doen gelden. Wij meenen dat de Gronin gers ten slotte toch de eerste plaats in den NoordOostpolder zullen innemen, direct op den voet ge volgd door de Friezen. Het valt zeer te betwijfelen, dat er zich velen uit Overijsel en Drente zullen nestelen. Op grond van die overweging mag men er toe komen den po Ider administratief-rechter) ijk bij Friesland onder te brengen, te meer, omdat Overijsel als dynamisch landbouwgebied minder beteekent dan Friesland. Groningers en Friezen zullen elkaar slechts weinig in de wielen rijden in den Noord-Oostpolder. In den Wieringermeerpolder vestigden zich de meeste Friezen in het weidebedrijf. Meer dan de helft van alle weidebedrijven bevindt zich in Friesche handen. De Groningers nestelden zich in akkerbouw- en gemengde bedrijven, waarin zij beide aan de spits staan. Er voltrekken zich in Friesland wijzigingen in de opvattingen, zeer zeker, maar toch moet aan vaard worden, dat de Groningers in die bedrijven nog een zeer belangrijke plaats zullen innemen, al spreken de grondsoorten toch ook een woordje mede. Dr. E. VAN HINTE De nieuwe ..Passen op de plaats!" Ruim vijf jaar geleden, in Juli van het jaar 1934, heeft Tsjang-kai-Tsjek in zijn militair hoofd kwartier te Koeling een serie lezingen gehouden voor zijn hooge officieren waarin hij in den breede de strategie uiteenzette die China moest volgen, indien er oorlog met Japan uitbrak. De maarschalk schatte toen dat deze nog drie a tien jaar op zich zou laten wachten. (De laagste schatting was helaas de juiste). Hij wist dat Japan aanvankelijk militair de overhand zou hebben, en gaf zijn staf de raad, daarmee rekening te houden. Wij moeten ons terugtrekken", zeide hij, zorgen dat de kern van ons leger niet verloren gaat, de Japanners dan bezig houden en tenslotte, na jaren voorbereiding, tot den tegenaanval overgaan." De eerste phase van den oorlog het tappegewijs zich terugtrekken van het Chineesche leger is thans afgeloopen. De tweede phase is aange vangen, de tusschen-phase, die niet door groote veldslagen gekenmerkt wordt, maar door de be trekkelijke rust van het passen op de plaats !" De derde phase China's tegenaanval wordt voor bereid. Het is duidelijk, dat het succes van dezen tegen aanval aangenomen dat er inmiddels elders geen ernstiger conflict uitbreekt af zal hangen van twee factoren: in de eerste plaats van de mate waarin Tsjang-kai-Tsjek het contra-offensief zal kunnen voorbereiden, daarover later meer. In de tweede plaats van de mate waarin Japan zich zal weten te nestelen in het bezette gebied. Hieronder verstaan wij niet dat de Japansche troepen alleen maar de communicatielijnen en voornaamste punten bezet houden; militaire penetratie is be langrijk, maar voor de uiteindelijke verovering slechts van gewicht voor zoover zij de voorwaarde is tot economische penetratie. Met andere woorden: het succes van het Chi neesche incident" hangt af van het welslagen van de nieuwe orde": de inschakeling van China in het Japansche economische leven. De nieuwe orde" is weliswaar op het oogenblik aldus een Engelsch journalist eerder een nieuwe wanorde". Dat behoeft, het spreekt vanzelf, niet zoo te blijven. De oorlog der valuta's Het was van meet af aan de bedoeling van Japan dat de nieuwe orde" dit beeld zou hebben: Japan koopt Chineesche grondstoffen: eerste voordeel voor Japan. Met het geld dat de Chineezen ontvangen, koopen zij Japansche producten: tweede voordeel voor Japan. Het zou tegelijk zijn economische onafhankelijkheid en zijn markt vergrooten. Dit schoone plan ging uit van n fundamenteele veronderstelling: dat de Chineesche bevolking in de bezette gebieden het Japansche geld zou aannemen. Geschiedt dat niet, dan kregen de Japansche importeurs geen Chineesch zout, katoen enz., en konden a fortiori de Japansche exporteurs den Chineezen niets verkoopen. Terwijl Japan dus pogen moest, zijn of de door hem gesteunde valuta ingang te doen vinden bij de bevolking, spaarde de Chi neesche nationale regeering kosten noch moeite om haar geldeenheid zoo goed mogelijk intact te laten. Haar Chineesche dollar verbond haar met de tientallen millioenen boeren in de in naam door Japan bezette streken. Zouden deze de Japansche valuta accepteeren, dan werden zij automatisch in het Japansche economische leven ingeschakeld, dan kregen zij ook belang bij het handhaven van het Japansche bewind dat immers hun nieuwe geldvoorraad garandeerde. Aldus heeft zich op den achtergrond van den bloedigen oorlog die reeds millioenen slachtoffers heeft geëischt, een tweede, ontbloedige, maar niet minder spannende oorlog ontwikkeld: de oorlog der valuta's. Ook hij kent zijn offensieven en defen sieven, zijn overwinningen en nederlagen, zijn eigen grootsche veldslagen. Toen de oorlog een half jaar aan den gang was, in Maart 1938, richtte de Japansche regeering in Peiping een in naam onafhankelijke, in feite met Tokio verbonden bank op: de Federal Reserve Bank. Deze bank gaf bankbiljetten uit, met de yuan" als eenheid. Deze yuan" was aan de Japansche yen" vastgemaakt. En aangezien de yen" niet vrij gewisseld kon worden in het internationale be talingsverkeer evenmin als de Duitsche Reichsmark was dat met de Peiping-yuan ook niet het geval. Tsjang-kai-Tsjek's regeering hield haar PAG. 4 DE GROENE No. 3246

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl