Historisch Archief 1877-1940
Onze
Nu de afsluiting van den Noord-Oost-polder
in zicht is en daarmee een nieuw onderdeel
van het grootsche Zuiderzeeproject belangrijk
is gevorderd, is de vraag van belang, hoe de
bevolking van het straks gewonnen gewest
gerecruteerd zal worden.
Dr. E. van Hinte, bekend Nederlandsch
sociograaf, behandelt dit belangrijke en wellicht
spoediger dan men denkt actueele probleem
in het onderstaand artikel.
NAUWELIJKS is de Wieringermeer in cultuur
genomen, of het Nederlandsche volk kijkt
met spanning en ongeduld naar het gereedkomen
van den Noord-Oostpolder en vraagt zich af, wat
hij voor nieuws zal brengen. Allerlei belangen
overwegingen spelen daarbij een rol en het schijnt,
alsof het oude- particularisme en provincialisme,
dat ons land in onze gouden eeuw" tóch heeft
groot gemaakt, herleeft.
Er zijn ook wetenschappelijke beweegredenen,
doch zij schijnen aan de andere ondergeschikt. De
vraag wat de polders voor onze volkswelvaart, wat
zij voor den enormen bevolkingsdruk zullen
beteekenen, is van overwegend belang. Op geen dezer
beide vraagstukken kan een afdoend antwoord
gegeven worden. Ir. De Blocq van Kuffeler meent
in het laatste kwartaaloverzicht No. 60 van
de Amsterdamsche Bank, dat op den duur in het
nieuwe Zuiderzeegewest ruim 200.000 menschen
kunnen leven", omdat de bevolking van onze nor
male landbouwstreken ongeveer op n persoon
per ha gesteld (kan) worden". Wij hebben de
meening, dat het aantal op het dubbele gesteld mag
worden, omdat de bevolkingsdichtheid van het
platteland en zijn natuurlijke centra, de dorpen,
grooter is n omdat ook in de nieuwe polders
industrie zal ontstaan; vooral in den in de nabij
heid van Amsterdam komenden Zuid-Westpolder,
maar ook langs de boorden van de Zuidelijke kade
van den Noord-Oostpolder en de Noordelijke kade
van den Zuid-Oostpolder, beide immers langs den
nieuwen IJselmond, dus zeer gunstig gelegen.
ER zijn vier provincies, die heftig om den
NoordOostpolder strijden. Het zijn Friesland, Over
ijsel, Groningen en Drente. De beide eerste schijnen
de meeste kansen te hebben, dat zij haar stempel
op den polder zullen drukken, immers, zij grenzen
daaraan direct, wat van de beide andere provincies
niet gezegd kan worden. De landgrenzen van Over
ijsel bedragen 5/6 van den omtrek van den polder,
die van Friesland dus 1/6. Uit deze becijfering is
wel eens afgeleid, dat de polder nu maar geheel bij
Overijsel ingedeeld moet worden. Deze provincie
spant zich daarvoor ook in, zij maakt wegen,
bruggen, streekplannen, adresseert aan betrokken
bewindslieden enz. enz. en er zijn uitingen van
overheidsinstanties, die er op duiden, dat de polder
ook inderdaad bij Overijsel zou worden ingedeeld
uitingen, direct tegengesproken, toen door
Friesche kamerleden schriftelijke vragen aan de
Ministers van Waterstaat en Binnenlandsche Zaken
gericht werden en er in de Tweede Kamer over
gesproken werd. Dat de strijd inderdaad fel is, blijkt
ook wel hieruit, dat men in Friesland op zijn
achterste beenen ging staan, toen administratieve
en technische uitvoeringscentra in Zwolle en
Kampen geplaatst werden.
Dit vraagstuk is eerst door Gedeputeerde Staten
der Provincie ter hand genomen, thans ook door
de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor
Friesland, die voor dat doel zelfs een Commissie
instelde, waarin opgenomen werden de Burge
meesters der gemeenten in het Zuid-Oosten der
Provincie Friesland, eenige ingenieurs en anderen.
Het valt te betreuren, dat de Kamer van Koop
handel er nog niet toe overging om eenige geleerden,
op de hoogte met kolonisatievraagstukken in deze
Commissie op te nemen.
Ook Drente houdt zich met de aansluiting"
bezig, zooals uit vele uitingen in verslagen van de
Kamer te Meppel blijkt. In zekeren zin kunnen wij
Drente zien als een vooruitgeschoven post van de
provincie Groningen. Deze beide provincies toch
j woninginrichting
i meubelen lampen
amsterdam den haaq rotterdam
worden meer en meer een economische eenheid,
zooals wel blijkt uit de oprichting van het techno
logisch Instituut voor Groningen en Drente.
Deze laatste provincie wordt van Groningen uit,
door Groningers gecultiveerd.
ONGETWIJFELD is het vraagstuk van de
administratief-rechtelijke aansluiting van be
lang. Maar toch is het ondergeschikt aan de
economische aansluiting. Wie zullen zich in den
polder nestelen, dat is de groote vraag ! En daarbij
sluiten zich twee andere aan.
ie. Welke methoden, in ruimen zin, zullen
worden gevolgd, in het nieuwe gebied ?
2e. Op welke provincie zal de reactie het
grootst kunnen zijn?
Want, natuurlijk ondergaat ook de omgeving
van een nieuw land", wat een inpoldering ten
slotte toch is, daarvan den invloed. Er is wissel
werking. Onlangs schreef De Standaard": In de
kringen van boeren en tuinders wordt de waarde
van de in de Wieringermeer toegepaste vindingen
en methoden hoe langer hoe meer erkend, en het
is opmerkelijk hoe velen leering gaan trekken van
hetgeen in de Wieringermeer is tot stand gebracht."
Hoe zal de vestiging in den Noord-Oostpolder
zijn ? Precies is dit niet te zeggen. Wij kunnen min
of meer waarschijnlijke gissingen maken. En de
prognose te dien aanzien moet gebaseerd zijn op
de diagnose van de verhoudingen in den
Wieringermeerpolder. Hier hebben zich boeren uit alle deelen
van het land genesteld. Momenteel (men weet, dat
pas in 1940 de voor verpachting in aanmerking
komende grond uitgegeven zal zijn!) neemt de
provincie Groningen de eerste plaats in met 24 pCt.
Dit is zeer opmerkelijk, juist omdat de Groningers
vrij veel nadeel ondervinden van den afstand. Maar,
de Groninger beweegt zich blijkbaar ook buiten zijn
Provincie ook vrij gemakkelijk en waarlijk niet
alleen op landbouwgebied. Direct na Groningen
volgt Noord-Holland met 23 pCt. Het verschil met
Groningen schijnt gering, doch men neme in aan
merking, dat de polder in Noord-Holland gelegen is.
Men moet óók en wel zeer sterk het proces van
selectie dat a priori (in tegenstelling tot den Haar
lemmermeer en andere vóór 2oe-eeuwsche inpol
deringen, waar zij a posteriori plaats vond) geschiedt,
in aanmerking nemen. Men komt den
Wieringermeerpolder niet gemakkelijk binnen. De
Groningsche en de Noord-Hollandsche boeren zijn wel de
beste en willen ook het liefst naar den
Wieringermeerpolder, hetgeen ook blijkt uit de aanvragen
voor plaatsen. Groningen gaat voorop, daarna volgt
Noord-Holland, en in de derde plaats volgt Fries
land, met 17 pCt. der huidige plaatsen. In deze ge
tallen zal niet veel verandering meer komen.
Overijsel bezet momenteel 2 pCt. der plaatsen,
Drente 3 pCt., hetgeen waarlijk zeer gering is,
vooral met het oog op de verwachtingen ten aan
zien van den Noord-Oostpolder. Overigens kunnen
wij mededeelen, dat de aanvragen en plaatsingen
der Zeeuwen vrij talrijk zijn. Deze behoeven wij
echter niet in het geding te brengen.
HOE zullen nu de nederzettingen in den
NoordOostpolder waarschijnlijk zijn? De strijd zal
tusschen de Groningers en de Friezen in de eerste
plaats gevoerd worden. Op grond van geografische
overwegingen mag verwacht worden, dat de
Friezen in grooter getale aanvragen tot de Directie
van den polder zullen richten. Maar Groningen
ligt dichter bij den Noord-Oostpolder dan bij den
Wieringermeerpolder en ook zij zullen zich krach
tiger nog doen gelden. Wij meenen dat de Gronin
gers ten slotte toch de eerste plaats in den
NoordOostpolder zullen innemen, direct op den voet ge
volgd door de Friezen. Het valt zeer te betwijfelen,
dat er zich velen uit Overijsel en Drente zullen
nestelen.
Op grond van die overweging mag men er toe
komen den po Ider administratief-rechter) ijk bij
Friesland onder te brengen, te meer, omdat Overijsel
als dynamisch landbouwgebied minder beteekent
dan Friesland.
Groningers en Friezen zullen elkaar slechts
weinig in de wielen rijden in den Noord-Oostpolder.
In den Wieringermeerpolder vestigden zich de
meeste Friezen in het weidebedrijf. Meer dan de
helft van alle weidebedrijven bevindt zich in
Friesche handen. De Groningers nestelden zich in
akkerbouw- en gemengde bedrijven, waarin zij
beide aan de spits staan.
Er voltrekken zich in Friesland wijzigingen in
de opvattingen, zeer zeker, maar toch moet aan
vaard worden, dat de Groningers in die bedrijven
nog een zeer belangrijke plaats zullen innemen, al
spreken de grondsoorten toch ook een woordje
mede. Dr. E. VAN HINTE
De
nieuwe
..Passen op de plaats!"
Ruim vijf jaar geleden, in Juli van het jaar 1934,
heeft Tsjang-kai-Tsjek in zijn militair hoofd
kwartier te Koeling een serie lezingen gehouden
voor zijn hooge officieren waarin hij in den breede
de strategie uiteenzette die China moest volgen,
indien er oorlog met Japan uitbrak. De maarschalk
schatte toen dat deze nog drie a tien jaar op zich
zou laten wachten. (De laagste schatting was helaas
de juiste). Hij wist dat Japan aanvankelijk militair
de overhand zou hebben, en gaf zijn staf de raad,
daarmee rekening te houden. Wij moeten ons
terugtrekken", zeide hij, zorgen dat de kern van
ons leger niet verloren gaat, de Japanners dan
bezig houden en tenslotte, na jaren voorbereiding,
tot den tegenaanval overgaan."
De eerste phase van den oorlog het
tappegewijs zich terugtrekken van het Chineesche leger
is thans afgeloopen. De tweede phase is aange
vangen, de tusschen-phase, die niet door groote
veldslagen gekenmerkt wordt, maar door de be
trekkelijke rust van het passen op de plaats !" De
derde phase China's tegenaanval wordt voor
bereid.
Het is duidelijk, dat het succes van dezen tegen
aanval aangenomen dat er inmiddels elders geen
ernstiger conflict uitbreekt af zal hangen van
twee factoren: in de eerste plaats van de mate
waarin Tsjang-kai-Tsjek het contra-offensief zal
kunnen voorbereiden, daarover later meer. In de
tweede plaats van de mate waarin Japan zich zal
weten te nestelen in het bezette gebied. Hieronder
verstaan wij niet dat de Japansche troepen alleen
maar de communicatielijnen en voornaamste
punten bezet houden; militaire penetratie is be
langrijk, maar voor de uiteindelijke verovering
slechts van gewicht voor zoover zij de voorwaarde is
tot economische penetratie.
Met andere woorden: het succes van het Chi
neesche incident" hangt af van het welslagen van
de nieuwe orde": de inschakeling van China in
het Japansche economische leven. De nieuwe orde"
is weliswaar op het oogenblik aldus een Engelsch
journalist eerder een nieuwe wanorde". Dat
behoeft, het spreekt vanzelf, niet zoo te blijven.
De oorlog der valuta's
Het was van meet af aan de bedoeling van Japan
dat de nieuwe orde" dit beeld zou hebben: Japan
koopt Chineesche grondstoffen: eerste voordeel voor
Japan. Met het geld dat de Chineezen ontvangen,
koopen zij Japansche producten: tweede voordeel
voor Japan. Het zou tegelijk zijn economische
onafhankelijkheid en zijn markt vergrooten.
Dit schoone plan ging uit van n fundamenteele
veronderstelling: dat de Chineesche bevolking in de
bezette gebieden het Japansche geld zou aannemen.
Geschiedt dat niet, dan kregen de Japansche
importeurs geen Chineesch zout, katoen enz., en
konden a fortiori de Japansche exporteurs den
Chineezen niets verkoopen. Terwijl Japan dus pogen
moest, zijn of de door hem gesteunde valuta ingang
te doen vinden bij de bevolking, spaarde de Chi
neesche nationale regeering kosten noch moeite
om haar geldeenheid zoo goed mogelijk intact te
laten. Haar Chineesche dollar verbond haar met de
tientallen millioenen boeren in de in naam door
Japan bezette streken. Zouden deze de Japansche
valuta accepteeren, dan werden zij automatisch in
het Japansche economische leven ingeschakeld,
dan kregen zij ook belang bij het handhaven van
het Japansche bewind dat immers hun nieuwe
geldvoorraad garandeerde.
Aldus heeft zich op den achtergrond van den
bloedigen oorlog die reeds millioenen slachtoffers
heeft geëischt, een tweede, ontbloedige, maar niet
minder spannende oorlog ontwikkeld: de oorlog der
valuta's. Ook hij kent zijn offensieven en defen
sieven, zijn overwinningen en nederlagen, zijn eigen
grootsche veldslagen.
Toen de oorlog een half jaar aan den gang was,
in Maart 1938, richtte de Japansche regeering in
Peiping een in naam onafhankelijke, in feite met
Tokio verbonden bank op: de Federal Reserve Bank.
Deze bank gaf bankbiljetten uit, met de yuan"
als eenheid. Deze yuan" was aan de Japansche
yen" vastgemaakt. En aangezien de yen" niet
vrij gewisseld kon worden in het internationale be
talingsverkeer evenmin als de Duitsche
Reichsmark was dat met de Peiping-yuan ook niet het
geval. Tsjang-kai-Tsjek's regeering hield haar
PAG. 4 DE GROENE No. 3246