Historisch Archief 1877-1940
wanorde" in China
oorlog dien ?«
BIJ DE AFBEELDINGEN
Rechts: Japansche schildwachten nemen Chineesche
katoen in ontvangst. Onder: Chineesche
open-luchthoogeschool, symbool van het nationaal verzet.
nationalen dollar echter vrij van belemmeringen in
het betalingsverkeer. De Chineesche boer of hande
laar die de Peiping-yuan's accepteerde, bezat een
muntsoort die hij zonder groot verlies slechts tegen
Japansche yen's kon inwisselen. Maar de Chineesche
dollar kon vrij tegen zijn Amerikaanschen naam
genoot of tegen het pond sterling geruild worden.
Gevolg was dat de Chineesche dollar meer waard
was dan de door Japan geïmporteerde Peipingsche
yuan. De Japansche soldaten moesten in
NoordChina de boeren met de bajonet dwingen, het
Peipingsche geld aan te nemen.
Intusschen daalde de waarde van den Chineeschen
nationalen dollar, doordat Tsjang-kai-Tsjek, om
oorlogsmateriaal te koopen, zijn goud-reserve
duchtig moest aanspreken. Maar de Peipingsche
yuan" daalde regelmatig mee !
De Engelsche regeering die er om financiëele en
politieke redenen belang bij had, den Chineeschen
dollar niet te diep te laten zakken, besloot toen,
Tsjang-kai-Tsjek te steunen. De Hongkong &
Sjanghai Banking Corporation" en de Chartered
Bank of India, Australia & China" droegen, met
garantie van de Britsche schatkist, vijf millioen
pond bij tot een fonds van tien millioen pond dat
tot taak had, den koers van den Chineeschen dollar
stabiel te houden. Dat fonds was echter te klein.
In de eerste plaats moest Tsjang-kai-Tsjek veel meer
invoeren, dan hij kon uitvoeren; in de tweede
plaats kreeg hij steeds minder geld toegezonden van
Chineezen in het buitenland; in de derde plaats
trokken vele rijke Chineezen, wien de reis naar
Tsjoengking te ver en te ongemakkelijk was, de
handen van hem af. Zij wisselden hun Chineesche
dollars in tegen Amerikaansche dollars of Engelsche
ponden.
Deze ontwikkeling had tot gevolg dat de koers
van den Chineeschen dollar voortdurend verder is
gedaald. Ten deele is deze daling door
Tsjang-kaiTsjek bevorderd. Waarom?
Stoot en tegenstoot
Door het feit dat de Chineezen aan hun nationalen
dollar meer waarde bleven toekennen dan aan de
Peipingsche yuan", werd de Japansche leger
leiding tot wanhoop gebracht. Een lumineus idee
van Japansche bankiers hielp haar uit den nood.
Zij richtten namelijk in Sjanghai een nieuwe bank
op, die weer nieuwe bankbiljetten uitgaf, de z.g.
hsua-hsin-dollar's. Maar deze waren niet, zooals de
Peipingsche yuan's" aan de Japansche yen vast
gemaakt, maar aan den Chineeschen nationalen
dollar. Wél een compliment! Maar een verraderlijk
compliment! Want zoodra het er voor den Chi
neeschen boer of handelaar niet meer op aan kwam
UW FAMILIEWAPEN opgespoord en prachtig ge
schilderd in maat naar keus f 13.50. Beschikken
nu over meer dan een half millioen gegevens.
Vraagt eens vrijblijvend aan. Zegelringen,
stamboomen etc. Heraldisch Genealogisch Bureau De Banier,
Zeer billijk. Oranje Nassaulaan 87, Overveen.
of hij Chineesche nationale dollars of door Japan
gesteunde hsua-hsin-dollars accepteerde, kreeg
Japan de kans de Chineesche koopende en
verkoopende bevolking aan zich te binden.
De strijd scheen gewonnen.
Op dat moment liet Tsjoengking den nationalen
dollar los. Immers daarmee zou automatisch de
hsua-hsin-dollar dalen. Inderdaad is dat, ondanks
de verklaring van de directie van de hsua-hsin-bank
dat haar valuta niet mee zou devalueeren,
eenigermate het geval geweest. Maar de nationale Chineesche
valuta is dieper gedaald dan de door Japan geïnspi
reerde. De Chineesche dollar die aanvankelijk dertig
cent waard was, is op het oogenblik nog maar acht
cent waard en de hsua-hsin-dollar is blijven hangen
op twaalf-en-een-halve cent.
Conclusie: voorloopig is de valuta-oorlog beslist
in het voordeel van Japan. Slechts wanneer Engeland
op zeer groote schaal steun zal verleenen aan den
Chineeschen nationalen dollar, zullen de bordjes
verhangen worden. Maar deze grootscheepsche
steun is op het oogenblik helaas weinig waarschijn
lijk. Het is in dit verband de moeite waard, op
de houding van Engeland iets nader in te gaan.
De Engelsche koopman geeft de hoop niet op
Zaterdag 22 Juli j.l. hield Hudson, de Engelsche
minister van overzeeschen handel, een redevoering
in Leicester waarin hij beweerde dat de wereldvrede
gedurende de eerstvolgende twintig of dertig jaar
af zou hangen van de wijze waarop men de onont
wikkelde gedeelten der aarde zou verdeelen tusschen
de overbevolkte staten. Als een van die onontwik
kelde gedeelten noemde hij China.
Het verschil tusschen deze uiting en soortgelijke
uit de totalitaire landen ontgaat ons. Men meene
niet dat Hudson iets geheel nieuws zei, dat hij de
Britsche politiek een geheel nieuwe richting wilde
voorschrijven. Het streven der Britsche regeering
is reeds jaren lang, uit China's ontwikkeling zooveel
mogelijk profijt te trekken, afgezien van de vraag
wie er de politieke en militaire macht in handen had.
De Britsche regeering heeft gehoopt, het met Japan
op een accoordje te kunnen gooien.
Reeds op i November van het vorig jaar zeide
Chamberlain, vervuld van Müncheniaansch opti
misme, betreffende den Japansch-Chineeschen
oorlog ongeveer dit: Als de oorlog afgeloopen is,
zal een verwoest China moeten worden opgebouwd.
Japan is niet in staat, voor dezen opbouw voldoende
kapitalen en kapitaalgoederen beschikbaar te stellen.
Ergo vertrouwen wij dat het land een beroep zal doen
op Engeland's hulpbronnen." De oud-fabrikant zag
een visioen opdoemen van locomotieven en spoor
bruggen, vrachtauto's en machinerieën alles ver
vaardigd in Engelsche fabrieken, alles benoodigd
voor den Chineeschen opbouw, alles betaald in klin
kende yen.
Deze politiek die eerder door nuchter koopman
schap dan door democratischen zin gekenmerkt was,
berustte op twee voorwaarden: dat het Japansche
leger zoo spoedig mogelijk aan den oorlogstoestand
in China een einde zou maken, teneinde met de
exploitatie van 's lands bodem- en andere rijkdom
men te kunnen beginnen, en dat de Japansche regee
ring van zins zou zijn, te gelegener tijd op de Engel
sche medewerking een beroep te doen.
Tezelfder tijd verleende de Engelsche regeering
zij het ook in zeer bescheiden mate, steun aan
Japan's tegenstander Tsjang-kai-Tsjek.
Engeland's consequent-inconsequente
politiek
Deze tegenstelling kan eerst opgeheven worden
wanneer men zich bewust maakt dat de Engel
sche regeering als vertegenwoordigster van finan
ciëele-, industriëele- en handels-belangen, er aan
den eenen kant naar streven moet, den Britschen
kapitalen in China zoo spoedig mogelijk wederom
winstmogelijkheden te verschaffen, maar aan den
anderen kant moet pogen te verhinderen dat Japan
zóó sterk wordt dat het een aanval op de rijke
Britsche bezittingen in Zuid-Aziëkan wagen. Het
eerste brengt met zich, dat de Japanners als helpers,
als brengers van orde en rust, de Chineesche
guerillastrijders daarentegen als rustverstoorders beschouwd
worden; het tweede heeft tot consequentie dat de
opbouw van Tsjang-kai-Tsjek's China gesteund
wordt.
De recente overeenkomst inzake de moeilijk
heden te Tientsin is een logisch uitvloeisel van
de eerste politiek. Deze overeenkomst beteekent
niets nieuws, is op den keper beschouwd geen
onverwachte nederlaag, maar slechts een nieuwe
schakel in een oude keten. Practisch erkent de
Engelsche regeering de facto de Japansche be
zetting van Noord- en Midden-China. Zij keurt
aldus Halifax, die in weinig dingen zoo groot is als
in het maken van subtiele onderscheidingen de
aanwezigheid van het Japansche leger op Chineesch
grondgebied niet goed, maar erkent deze aanwezig
heid wel. Dat brengt in feite met zich mee dat de
Engelsche regeering het Japansche leger geen
moeilijkheden meer in den weg zal leggen. Dat
zulks beteekent dat Engeland zich blijvend van
allen steun aan Tsjang-kai-Tsjek zal onthouden,
wagen wij te betwijfelen. Wel is op het oogenblik
deze steun reeds belangrijk verminderd.
Intusschen beteekent de nieuwe overeenkomst,
dat Engeland een wissel trekt op een onzekere toe
komst. Want dat de tweede voorwaarde van
Chamberlain's pro-Japansche politiek dat Tokio van
zins is, op Londen's medewerking een beroep te
doen in vervulling zal gaan, is niet zoo zeker
als velen meenen. Toen Japan Mandsjoerije an
nexeerde, verklaarde het, de open-deur-politiek te
zullen handhaven. Het is waar: de Amerikaansche
en Engelsche handelsbeweging met Mandsjoekwo
is eenigszins gestegen, maar van den nieuwen
industriëelen en agrarischen opbouw heeft slechts
n land geprofiteerd: Japan.
Helaas schijnt de nuchtere koopman de laatste
te zijn, die ontnuchterd wordt.. .. L. DE JONG
Losse nummers van De Groene: 20 cent.
Ouder dan 3 maanden-: 60 cent. Toezending
uitsluitend na ontvangst van het bedrag.
PAG. S DE GROENE No. 3246