De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 19 augustus pagina 5

19 augustus 1939 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

wanorde" in China oorlog dien ?« BIJ DE AFBEELDINGEN Rechts: Japansche schildwachten nemen Chineesche katoen in ontvangst. Onder: Chineesche open-luchthoogeschool, symbool van het nationaal verzet. nationalen dollar echter vrij van belemmeringen in het betalingsverkeer. De Chineesche boer of hande laar die de Peiping-yuan's accepteerde, bezat een muntsoort die hij zonder groot verlies slechts tegen Japansche yen's kon inwisselen. Maar de Chineesche dollar kon vrij tegen zijn Amerikaanschen naam genoot of tegen het pond sterling geruild worden. Gevolg was dat de Chineesche dollar meer waard was dan de door Japan geïmporteerde Peipingsche yuan. De Japansche soldaten moesten in NoordChina de boeren met de bajonet dwingen, het Peipingsche geld aan te nemen. Intusschen daalde de waarde van den Chineeschen nationalen dollar, doordat Tsjang-kai-Tsjek, om oorlogsmateriaal te koopen, zijn goud-reserve duchtig moest aanspreken. Maar de Peipingsche yuan" daalde regelmatig mee ! De Engelsche regeering die er om financiëele en politieke redenen belang bij had, den Chineeschen dollar niet te diep te laten zakken, besloot toen, Tsjang-kai-Tsjek te steunen. De Hongkong & Sjanghai Banking Corporation" en de Chartered Bank of India, Australia & China" droegen, met garantie van de Britsche schatkist, vijf millioen pond bij tot een fonds van tien millioen pond dat tot taak had, den koers van den Chineeschen dollar stabiel te houden. Dat fonds was echter te klein. In de eerste plaats moest Tsjang-kai-Tsjek veel meer invoeren, dan hij kon uitvoeren; in de tweede plaats kreeg hij steeds minder geld toegezonden van Chineezen in het buitenland; in de derde plaats trokken vele rijke Chineezen, wien de reis naar Tsjoengking te ver en te ongemakkelijk was, de handen van hem af. Zij wisselden hun Chineesche dollars in tegen Amerikaansche dollars of Engelsche ponden. Deze ontwikkeling had tot gevolg dat de koers van den Chineeschen dollar voortdurend verder is gedaald. Ten deele is deze daling door Tsjang-kaiTsjek bevorderd. Waarom? Stoot en tegenstoot Door het feit dat de Chineezen aan hun nationalen dollar meer waarde bleven toekennen dan aan de Peipingsche yuan", werd de Japansche leger leiding tot wanhoop gebracht. Een lumineus idee van Japansche bankiers hielp haar uit den nood. Zij richtten namelijk in Sjanghai een nieuwe bank op, die weer nieuwe bankbiljetten uitgaf, de z.g. hsua-hsin-dollar's. Maar deze waren niet, zooals de Peipingsche yuan's" aan de Japansche yen vast gemaakt, maar aan den Chineeschen nationalen dollar. Wél een compliment! Maar een verraderlijk compliment! Want zoodra het er voor den Chi neeschen boer of handelaar niet meer op aan kwam UW FAMILIEWAPEN opgespoord en prachtig ge schilderd in maat naar keus f 13.50. Beschikken nu over meer dan een half millioen gegevens. Vraagt eens vrijblijvend aan. Zegelringen, stamboomen etc. Heraldisch Genealogisch Bureau De Banier, Zeer billijk. Oranje Nassaulaan 87, Overveen. of hij Chineesche nationale dollars of door Japan gesteunde hsua-hsin-dollars accepteerde, kreeg Japan de kans de Chineesche koopende en verkoopende bevolking aan zich te binden. De strijd scheen gewonnen. Op dat moment liet Tsjoengking den nationalen dollar los. Immers daarmee zou automatisch de hsua-hsin-dollar dalen. Inderdaad is dat, ondanks de verklaring van de directie van de hsua-hsin-bank dat haar valuta niet mee zou devalueeren, eenigermate het geval geweest. Maar de nationale Chineesche valuta is dieper gedaald dan de door Japan geïnspi reerde. De Chineesche dollar die aanvankelijk dertig cent waard was, is op het oogenblik nog maar acht cent waard en de hsua-hsin-dollar is blijven hangen op twaalf-en-een-halve cent. Conclusie: voorloopig is de valuta-oorlog beslist in het voordeel van Japan. Slechts wanneer Engeland op zeer groote schaal steun zal verleenen aan den Chineeschen nationalen dollar, zullen de bordjes verhangen worden. Maar deze grootscheepsche steun is op het oogenblik helaas weinig waarschijn lijk. Het is in dit verband de moeite waard, op de houding van Engeland iets nader in te gaan. De Engelsche koopman geeft de hoop niet op Zaterdag 22 Juli j.l. hield Hudson, de Engelsche minister van overzeeschen handel, een redevoering in Leicester waarin hij beweerde dat de wereldvrede gedurende de eerstvolgende twintig of dertig jaar af zou hangen van de wijze waarop men de onont wikkelde gedeelten der aarde zou verdeelen tusschen de overbevolkte staten. Als een van die onontwik kelde gedeelten noemde hij China. Het verschil tusschen deze uiting en soortgelijke uit de totalitaire landen ontgaat ons. Men meene niet dat Hudson iets geheel nieuws zei, dat hij de Britsche politiek een geheel nieuwe richting wilde voorschrijven. Het streven der Britsche regeering is reeds jaren lang, uit China's ontwikkeling zooveel mogelijk profijt te trekken, afgezien van de vraag wie er de politieke en militaire macht in handen had. De Britsche regeering heeft gehoopt, het met Japan op een accoordje te kunnen gooien. Reeds op i November van het vorig jaar zeide Chamberlain, vervuld van Müncheniaansch opti misme, betreffende den Japansch-Chineeschen oorlog ongeveer dit: Als de oorlog afgeloopen is, zal een verwoest China moeten worden opgebouwd. Japan is niet in staat, voor dezen opbouw voldoende kapitalen en kapitaalgoederen beschikbaar te stellen. Ergo vertrouwen wij dat het land een beroep zal doen op Engeland's hulpbronnen." De oud-fabrikant zag een visioen opdoemen van locomotieven en spoor bruggen, vrachtauto's en machinerieën alles ver vaardigd in Engelsche fabrieken, alles benoodigd voor den Chineeschen opbouw, alles betaald in klin kende yen. Deze politiek die eerder door nuchter koopman schap dan door democratischen zin gekenmerkt was, berustte op twee voorwaarden: dat het Japansche leger zoo spoedig mogelijk aan den oorlogstoestand in China een einde zou maken, teneinde met de exploitatie van 's lands bodem- en andere rijkdom men te kunnen beginnen, en dat de Japansche regee ring van zins zou zijn, te gelegener tijd op de Engel sche medewerking een beroep te doen. Tezelfder tijd verleende de Engelsche regeering zij het ook in zeer bescheiden mate, steun aan Japan's tegenstander Tsjang-kai-Tsjek. Engeland's consequent-inconsequente politiek Deze tegenstelling kan eerst opgeheven worden wanneer men zich bewust maakt dat de Engel sche regeering als vertegenwoordigster van finan ciëele-, industriëele- en handels-belangen, er aan den eenen kant naar streven moet, den Britschen kapitalen in China zoo spoedig mogelijk wederom winstmogelijkheden te verschaffen, maar aan den anderen kant moet pogen te verhinderen dat Japan zóó sterk wordt dat het een aanval op de rijke Britsche bezittingen in Zuid-Aziëkan wagen. Het eerste brengt met zich, dat de Japanners als helpers, als brengers van orde en rust, de Chineesche guerillastrijders daarentegen als rustverstoorders beschouwd worden; het tweede heeft tot consequentie dat de opbouw van Tsjang-kai-Tsjek's China gesteund wordt. De recente overeenkomst inzake de moeilijk heden te Tientsin is een logisch uitvloeisel van de eerste politiek. Deze overeenkomst beteekent niets nieuws, is op den keper beschouwd geen onverwachte nederlaag, maar slechts een nieuwe schakel in een oude keten. Practisch erkent de Engelsche regeering de facto de Japansche be zetting van Noord- en Midden-China. Zij keurt aldus Halifax, die in weinig dingen zoo groot is als in het maken van subtiele onderscheidingen de aanwezigheid van het Japansche leger op Chineesch grondgebied niet goed, maar erkent deze aanwezig heid wel. Dat brengt in feite met zich mee dat de Engelsche regeering het Japansche leger geen moeilijkheden meer in den weg zal leggen. Dat zulks beteekent dat Engeland zich blijvend van allen steun aan Tsjang-kai-Tsjek zal onthouden, wagen wij te betwijfelen. Wel is op het oogenblik deze steun reeds belangrijk verminderd. Intusschen beteekent de nieuwe overeenkomst, dat Engeland een wissel trekt op een onzekere toe komst. Want dat de tweede voorwaarde van Chamberlain's pro-Japansche politiek dat Tokio van zins is, op Londen's medewerking een beroep te doen in vervulling zal gaan, is niet zoo zeker als velen meenen. Toen Japan Mandsjoerije an nexeerde, verklaarde het, de open-deur-politiek te zullen handhaven. Het is waar: de Amerikaansche en Engelsche handelsbeweging met Mandsjoekwo is eenigszins gestegen, maar van den nieuwen industriëelen en agrarischen opbouw heeft slechts n land geprofiteerd: Japan. Helaas schijnt de nuchtere koopman de laatste te zijn, die ontnuchterd wordt.. .. L. DE JONG Losse nummers van De Groene: 20 cent. Ouder dan 3 maanden-: 60 cent. Toezending uitsluitend na ontvangst van het bedrag. PAG. S DE GROENE No. 3246

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl