Historisch Archief 1877-1940
MARIS
twee stadsgezichten", maar welk een, in mér dan
eenen zin hemelsbreed verschil l Hammacher, dien
ik hier zeker wel aanhalen mag, karakteriseerde
indertijd in Elseviers dat gene, waarop ik hier doel
met deze woorden: Thijs is, zoowel in zijn leven
als in zijn werk, een man van innerlijk grooter
besluiten en hartstochtelijker eenzaamheid. De
andere broers boeien, hij fascineert als een wonder."
Ziet hier de verantwoording: men moet het wonder
allén laten spreken, niet in een, zij het nog zoo
boeiend ensemble.
DAT dit juist is, is mijn diepste indruk nu de
tentoonstelling gereed is en ik er rond kan
gaan zonder de beslommeringen, welke voorbe
reiding en inrichting met zich brengen. Wat thans
is bijeengebracht, werkt sterker dan de in zich zelf
rijke oogst van 1935. Wij missen enkele der prachtige
werken uit Engelsch bezit, zooals de Vier molens"
en Het meisje met de geiten", en ook andere
stukken hadden wij gaarne weergezien. Maar toch
is hij hier nog mér dan toen: het wonder.
En nog sterker dan toen zien wij dan ook de
vaste lijn in de gerichtheid van deze schilderziel. Er
' is een verhaal, dat ons een zijner medeleerlingen
aan de Antwerpsche Academie doet: Thijs was niet
alleen de vlijtigste werker, maar ook de diepste
_>? denker van de geheele klasse; telkens hield hij op
met schilderen om over zijn werk te peinzen...."
Wat materieel is," schrijft hij iets later zelf, is
voor mij geen kunst, ik heb die er nog niet uit
kunnen brengen." Daar ligt het werkprobleem, dat
evenzeer het levensprobleem was.
Wij zien het zich verwezenlijken in de vroege
werken evenzeer als in de late. Onze tentoonstelling
geeft bijvoorbeeld een kleine reeks dier vroege
landschappen, welke in de buurt van Oosterbeek
moeten zijn ontstaan, waar in 1859 de eerste aan
raking werd beleefd met de nieuwe Hollandsche
natuurschildering; en overtuigt al niet het een
voudige stukje, dat hierbij wordt afgebeeld: de
Schilder (Sted. Museum, Amsterdam), (afb. rechts
i boven) dat hier iets anders groeide dan wat Bilders
en Mauve zochten en evenzeer Jaap?
DAT dit in het Dorpsbuurtje uit hetzelfde mu
seum nog duidelijker, ja onweersprekelijk
uitkomt, bewijst de rijke ontwikkeling in korten
tijd; tien jaar later zijn De Vier molens" mogelijk
en Amsterdam"; wij ondergaan het fascineerend
wonder der kinderoogen (Meisjeskopje uit de coll.
Volz); bij een babyfiguurtje als dat van Barye Swan
(Gemeentemuseum Den Haag) wordt het volkomen
duidelijk, hoezeer de afgelegde weg een eigene was,
geheel anders gericht dan die der impressionistische
tijdgenooten; een der teere bruidjes (coll. Mevr.
CohenStuart, London), (afb. rechtsonder) toont een
overschoen bereiken. Het is een vreugde te
constateeren, dat het pendant van dit stukje, na 1935 in
Holland teruggekomen, voor het Haagsche Museum
werd verworven, waar nu ook het laatste rustpunt
op den weg door de schenking van het portret der
Westmacott-children even vóór de
Tentoonstelling, voorgoed is vastge
legd. In deze teere meisjesportretten,
evenals in de groote Schaapherderin
is de schilder-droomer gekomen tot aan
het uiterste. Het is goed om hier weder
om Hammachers woorden aan te halen:
Zijn latere en laatste doeken zijn nevel
achtig, maar het indrukwekkende op
doemen der gestalten en die gestalten
zelve zijn als volumina niettemin nadruk
kelijk, zeker en onontkoombaar."
Onontkoombaar" ziet hier weder
het fascineerende, dat zich grondt in
het dieper zoeken en hooger grijpen, in
het daardoor afzonderlijke van Thijs.
Zijn impressionistische tijdgenooten,
getroffen door het Schoone van de
Wereld, leefden van indruk tot indruk,
zich verlossend van elk dezer hen vast
grijpende ervaringen door zich
uit-teschilderen in telkens een nieuw werk;
elke schilderij is een bevrijding, die hen
brengt naar een volgend, voor Thijs
daarentegen is er niet een reeks van
schilderijen, maar n steeds voor
oogen staand visioen, dat in schilderijen
of in teekeningen (zie afb. links boven)
of etsen dan van deze, dan van gene
zijde, dan zóó dan weder anders wordt
benaderd.
ZIET men zóó het levenswerk van
den nadenkend voor zich uitzienden
leerling van de Antwerpsche Academie,
van den stillen zwerver om Parijs daar
na, van den eenzamen, grijzenden zoeker
op een stemmige bovenkamer te Londen
tenslotte, als een moeilijke, maar edele
en ondanks alles en boven alles uit
vreugdevolle opdrachtvervulling, dan
worden ons al zijn werken even lief;
niet slechts de liefelijke en kleurrijke,
maar ook de moeilijker verstaanbare,
omdat wij uit elk ervan de bewogen
ziel van een groot kunstenaar tot ons
voelen komen.
BIJ DE AFBEELDINGEN
?
Links boven: Het meisje met de
vlinders
?
Rechts boven : De schilder
?
Onder: Het meisje met den sluier
>ENE No. 3247