De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 26 augustus pagina 14

26 augustus 1939 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

UITHUIZIGHEDEN Stadsinventaris Augustus AUGUSTUS hoort niet bij de stad. Augustus is een zomermaand en een stad is een winterding. De" Amsterdammers zijn er dan ook niet. Maar als de" er niet zijn, zijn er altijd nog ruim zeven honderd duizend over. Toch bepalen ,,de" het karakter van de stad. Nu is het een stad zonder karakter, een mensch zonder ziel. En al die honderdduizenden verkeeren in een ziellooze stad en vinden zichzelf zielig. In de stad in de Augustushitte, is een beetje zielig. De meesten hebben immers al vacantie gehad, moeten nog gaan, kunnen niet weg of zijn niet weg geweest. En dan zijn er de ernstigen, die nu al weer hun herfst- en wintercampagnes moeten voorbereiden, op allerlei gebied. Zij loopen door de stad met ernstige gezichten, bellen aan huizen waar de bewoners met vacantie zijn, telefoneeren naar telefoons die rinkelen in verlaten huizen. Zij zoeken in cafés naar menschen, die aan het strand liggen en stooten hun neus tegen dichte deuren. Iedereen, die in Augustus in de stad is, voelt zich heimelijk afgunstig op anderen, die er niet zijn. Eiken Zondag probeeren zij hun schade in te halen, door er uit te vluchten. Dan loopt de stad leeg als een zak gort met een gat. En 's avonds propt de gort zich weer in de zak. Hitte heerscht tusschen de straten, benauwdheid hangt in de stad. Op terrassen zoekt men verkoeling en de illusie van buiten". Men haast zich over zonnige pleinen, ziet boos naar den hemel en voelt zich te kort gedaan. In de tweede helft van Augustus is de stad niet op haar best. Zij is slaperig en verveeld: Amsterdam's zomerslaap. Tooneel Drie mannen in de sneeuw IN het Beatrix Theater het vroegere Rika Hopper Theater, dat, wil de ook in dit opzicht voort varende directeur A. Joh. Sellmeijer bij" blijven, thans dus weer om gedoopt moet worden in Irene Theater, in dit theater spelen De Jonge Spelers" een door Alex Wins naar het boek van Kastner voortreffelijk bewerkt stuk: Drie mannen in de sneeuw. Het is een kinderlijk, vroolijk, vriendelijk boek en het is een kinderlijke, vroolijke, vriendelijke opvoering, waarin de rijke directeur vermomd als arme zwerver in een armen maar begaafden jonge man den opvolger ontdekt voor zijn zaken en den man voor zijn dochter. Dat alles speelt zich af in een winter sporthotel en beteekent voor de toe schouwers kalm maar geestig vermaak. Want het stuk heeft fijne trekjes, het ligt zoo gezellig binnen de begrips- en de gevoelswereld van spelers en kijkers, dat het geheel een prettig onderonsje wordt. Eerlijkheid en oprechtheid wor den beloond, slinksheid bestraft. Dat doet echt goed. Anton Burgdorfer, regisseur, speelde den rijken-armen directeur met fijn gevoel; een ver makelijke knecht, die voor millionair moet spelen was Jan van Dommelen, Cisca van Bennekom was een mondaine intrigante en iedereen deed zijn best, alles goed te doen verloopen. Film Hotel du Nord (Alhambra) MET den roman van Eugene Dabit, waarnaar Hotel du Nord" ge maakt schijnt te zijn, heeft de film weinig of niets te maken. Het is ook moeilijk in dezen tijd van verhaaltjesfilms iets te maken met een hotel als hoofdthema en hieraan een gesloten intrigue met een begin, een climax en een einde op te offeren. Henry Jeanson heeft dus een handeling bedacht, die zich in en om een Parijsch hotelletje afspeelt, een dramatisch verhaal met een moord en zelfmoordpoging aan het begin en een moord tegen het einde en hij heeft de film den titel gegeven van Dabit's boek. Los hiervan be schouwd heeft de film hier en daar haar verdiensten, maar zij bezit teveel handeling om zich rustig te kunnen wijden aan de moedelooze sfeer van een volkshotel in een schilderachtige, maar triestige buurt van Parijs en zij concentreert zich te veel op twee eigenbedachte hoofdpersonen om aan de boeiende verscheidenheid van de wis selende hotelgasten veel aandacht te kunnen besteden. Jean Pierre Aumont en Annabella zijn de jonge gelieven met zelfmoordplannen, Jouvet creëert een van zijn zonderlinge typen en Mar cel Carné, de regisseur, blijft beneden zijn ,,Quai des Brumes" ook al is dit hotel gedacht op de Quai de Jemappes. Stadsgroen De museumtuin HET grootste deel van de bevolking van Amsterdam bezit geen tuin. de tuinloozen moeten zich behelpen met een bloemenbak, maar daar kunnen zij niet in wandelen. Dat doen zij dus in het Vondelpark, op den Zuidelijken Wandelwég en andere bij de hand liggende stukjes groen. Er is in Amsterdam een tuin waar bijna niemand komt, en toch is daar geen reden voor. Er zijn prieeltjes, er staat een zonnewijzer, er is een berceau, er zijn banken om op uit te rusten, er staan een paar oude stadspoorten en enkele beelden. Die tuin ligt zoo dichtbij dat iedereen er voorbij loopt, en dat is beter dan dat iedereen er in zou gaan, want dan zou het wat vol worden. Zeg het dus aan niemand, en ga er alleen eens wat wandelen en uitrusten. Als u een half uur vacantie wilt nemen, ga dan naar den tuin van het Rijksmuseum. Kunst op straat De snelteekenaar op de Dam EIGENLIJK is hij geen teekenaar maar een schilder. En het is een echte peintre-artiste, want hij heeft een baardje, en dat staat hem. Als ezel gebruikt hij een geduldige lantaarnpaal van de Gemeente. Die lantaarnpaal staat onwrikbaar ondanks de impulsen en inspiraties die zich in de loop der jaren duizenden malen aan hem bot vierden. Aan de paal hangt de lijst met zwart karton er in. De artist werkt koortsachtig met pijpjes krijt in alle kleuren van de regenboog. In enkele seconden staan de contouren er: een rivier met een bosch. Vijftien vlugge streepen: de boomstammen. Virtuoos uitgesmeerd groen: het loof. Een oranje veeg in de lucht: avondgloren. Drie strepen zwart in het water: een bootje inclusief weerspiegeling. Drie vier kante decimeter ultramarijn: de lucht. Zes accolades: de vogels. Een massa productie van gele streepjes: het hek langs het water. Er is inmiddels nog geen minuut verstreken. Het bootje wordt voorzien van een paartje. Een witte schijf in de lucht is de maan.... We zien een allerrustiekst maanland schap en staan verstomd. Naast het kunstwerk hangt een bordje met opschrift: Steunt nu eens de Kunst in nood". Ik steun. Ik geef een stuiver. De artist haalt acht en twintig cent op. Toe heeren, gedenk de Kunst. Het materiaal kost mijzelf 30 cent." Hij legt er twee centen op toe, want hij léft voor de Kunst. En hij begint al weer aan een nieuw schilderij: No. 4751, Maanlandschap met avond- of ochtendgloren, naar eigen verkiezing.... MIJN VRIEND DE THUISZITTER over: ONGERUSTHEID ^OOLANG ik jou ken", aldus mijn vriend, de Thuiszitter, en hij stak ,,^-t zijn lepel in de dubbele portie roomijs, die ik voor hem meegebracht had, zoolang ben je ongerust geweest, waar of niet? Als je in de krant las, dat Moskou ja zei of nee zei, was je ongerust. Als er in Berchtesgaden een con ferentie was of geen conferentie was, was je ongerust. Ah een eerste minister ging visschen of terug kwam van het visschen, was je ongerust. En jij niet alleen maar honderdduizenden met jou. Wat bezielt jullie toch, om altijd ongerust te zijn? Gaat het er zoo veel beter door of zooveel slechter door? Weineen ! In dezelfde omstandigheden zouden jullie gerust kunnen zijn. Als er rampen gebeuren, gebeuren ze toch, of de menschen nu bang of vrees loos zijn. Heeft je ongerustheid je ooit geholpen? Zou daarom een oorlog later, een vrede eerder komen? Zouden daardoor gunstiger dingen gebeuren? Weineen! Al ben je ongerust, het komt toch heel anders dan je gedacht had. Want had je geweten, hoe het kwam, dan was je pas echt ongerust geweest. Meevallers en tegenvallers zijn steeds anders dan je denkt: ze zijn namelijk steeds anders. En daarom wil ik," aldus mijn vriend, en hij schraapte het laatste beetje gesmolten ijs van het schoteltje, daarom wil ik je een raad geven. Houd op met je ongerustheid. Lach om alles wat er gebeurt. Wees kalm en optimist. Doe, of er niets aan de hand is. Lach om fatale dingen, ga ijs eten, als je catastrophes ziet aankomen. Want je kunt er toch niets aan veranderen. Lach bij je ochtendblad, kijk vroolijk bij de nieuwsberichten. En wees nooit meer ongerust. En als je dit nu maar gaat propageeren, krijg je een heele club van men schen, die alles van den vroolijken kant nemen. En wat is er dan nog erg? Oorlog niet, dat is leuk; vijandelijke invallen is best. Zulk een overtuiging moet jij gaan prediken. En je zult de menschen gelukkig maken. Zoo zal men je benoemen tot hoofd van staat, zoodot je altijd kunt gaan visschen. En iedereen zal je bewonderen, als je tenminste geheim kunt houden, dat de goede idee weer van mij moest komen". Kleine perikelen WIJ hadden vandaag vischcroquetjes met gebakken aardappelen en dat gaf op de een of andere wijze majoor Bergman aanleiding te spreken over de Hollandsche waterlinie en de beton-guerilla. Gisse hoorde hem met onverholen bewondering toe, al trekt zij dan gewoonlijk voor het diner haar shorts uit, ten einde deze te vervangen door een avondkleed dat op nóg ergere wijze het pension schandaliseert. De dames Verstraelen spreken niet meer met ons en ook niet de leeraarsvrouw, wier man bij tijd en wijle ook dichter is en die Gisse zijn gedichten voorleest, terwijl zij, met haar shorts nog wel, in een hangmat ligt. Het verontrust me niet, want onze drie jonge veulens vormen een barrière van deugd en terwijl de dichter aan het zijveren is over de maan, staan Nisse of Béb altijd in de buurt, het hart ver vuld van slechte voornemens. De majoor begint het minder en minder leuk te vinden, maar hij is een sportieve kerel en boven dien geeft hij mij altijd direct het avondblad. Dan is die suffert ten minste uit de buurt, denkt hij zichtbaar. Onze toekomst ligt in het water", zei de majoor. Zoodra de B.V. ons land binnentrekt, laten wij het onder loopen". Wie is die B. V.?" vroeg Gisse onschuldig. Dat is de Buitenlandsche Vijand", zei de majoor. En zoo dra die dan komt, vindt hij een ondergeloopen land, dat voor hem' geen waarde meer heeft". Wat hebben wij er dan zelf nog aan?" vroeg Gisse. De majoor begon te stamelen en de leeraar, die reserve-luitenant is, begon ijverig te spreken van de eer van het land. Zijn vrouw kreeg het koud en zei dat het koel werd zij wilde een shawltje, maar omdat zij vischoogen heeft, stond geen enkele man op, haar eigen man evenmin. Gisse kreeg het juist warm en wilde het raam open. Er waren vijf mannen die zich op de vensters stortten en het is geen wonder dat wij gehaat zijn. Ik ken haar zoo goed en amuseer mij met de prijsgekroonde idioten die haar het hof maken. Waarom fluistert die meneer altijd zoo met Mamma", vroeg het engeltje-van-Rafaël aan tafel. De leeraar werd rood tot in zijn hals en begon schichtig te doen. Die meneer is verkouden", zei Gisse. En hij kwam den volgenden morgen niet aan het ontbijt. Bij de koffie hadden wij het over de natuurlijke bestemming van den mensch. Een eervolle dood", zei de majoor. Wat jammer voor u dat u dan gepensionneerd is!" sprak de leeraarsvrouw en ik wierp haar een erkentelijke blik toe. Kinderen", zei de oudste juf frouw Verstraelen. Welopgevoede kinderen", vul de de andere aan, met een blik op onze lievelingen, die in de serre aan het fluisteren waren, wat mij al lang ongerust maakte. Beantwoorden wij niet aan onze bestemming, wanneer wij er wat minder over praten doch trachten, het onze medemenschen zoo aangenaam mogelijk te maken" sprak Gisse, met die afwezige blik die ik zoo goed van haar ken. De mannen murmelden vol vereering en de vrouwen keken zoo fel dat ik voor een binnenbrand vreesde. J. VAN HOORN PAG. 14 DE GROENE No. 3247

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl