De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 26 augustus pagina 15

26 augustus 1939 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

De roekelooze Rinke Tolman WANNEER men een voorbeeld wil geven van een vogel, die in kolonies leeft, dan is het tien tegen n, dat men niet in de eerste plaats bij voorbeeld wijst op aalscholvers of oeverzwaluwen, maar den roek noemt. En dit is niet geheel onver klaarbaar, omdat Corvus f rug Heg us frugilegus een kolonievogel is, die zich meermalen heel dicht bij den mensch aansluit. Niet slechts woont hij in of nabij de dorpen, doch hij nestelt zelfs wel in het geboomte van dichtbevolkte steden. Zijn grootte, het tumult, dat dikwijls aan hem inhaerent is, zijn talrijkheid, zij zijn alle factoren, die het moeilijk maken hem over het hoofd te zien. Wat is het een kloeke en krachtige verschijning! En laten wij dit er terstond aan toevoegen een prachtige verschijning tevens, want er ligt over zijn zwart gevederte een fijne purperen glans. Alleen met n vogel, zijn verwant, de zwarte kraai, zou hij desnoods nog kunnen worden verward, omdat laatstgenoemde in een vrijwel eender kleed is ge stoken. Er is echter n verschilpunt, dat verwisse ling der soorten terstond uitsluit: de grijsachtige keel-, teugel- en voorhoofdpartijen zijn namelijk onbevederd, of, om het populairder en samenvattender uit te drukken: de roek heeft kale, lichte mond hoeken, die scherp uitkomen tegen de overigens don kere kleur van den vogel. Al op een flinken afstand is dit waar te nemen. Aan dit feit heeft de vogel zelfs allerlei namen te danken: witbekte roek, schurftkraai, schurftkop, zwarte witbek en schimmelbek. Met schurft heeft die kaalheid echter niets te maken: het is alleen maar een slijtagegeval. Toch kan men er onder bepaalde omstandigheden nog inloopen, want in hun eerste levensjaar hebben ook de jonge roeken nog een bevederde snavelbasis. Overigens is het geluid van den roek helderder en minder ruig dan van de zwarte kraai; bij deze laatste sluiten de veeren nauwer tegen het lichaam dan het geval is bij den roek, die een meer flodderigen en daardoor forscher indruk maakt. Maar ook de levenswijzen der beide vogels loopen aanmerkelijk uiteen: terwijl de zwarte kraai een eenzaam levende vogel is, wat onder meer bij den nestbouw tot uiting komt, wonen de roeken in den broedtijd langs fort grachten, in parken, op kerkhoven of anderszins in bosschen in groote menigten bij elkaar. De om vang van zoo'n kolonie kan ten zeerste verschillen: op de Oude Gracht in Utrecht zag ik eens een ,,roekerij", bestaande uit slechts twee nesten, doch zulke kleine nederzettingen zijn uitzonderingen. Meestal bestaan zij uit eenige tientallen of zelfs eenige hon derdtallen nesten. De locale benaming gezelschapskraai" is dan ook niet slecht gekozen. Kolonies van meer dan duizend nesten komen ook wel voor. EEN aardige bijkomstigheid is so - '\ dat in zoo'n roekenkolonie zich nog anue.; koloniedieren vestigen, zooals kauwen, aalschol vers en reigers. Het behoeft niet uitvoerig uiteen te worden gezet, dat in zoo'n volkrijke schurftkraaiennederzetting hooren en zien je feitelijk vergaan. Ruzie-, honger- en angstkreten wisselen er elkaar af en in dit verband is het niet oninteressant te vermelden, dat zoo'n roek behalve de bekende karr-, kóó- en Aroa-klanken nog tientallen andere noten op zijn zang heeft; hij kan ook zachtjes bab belen en prevelen naar zangvogeltrant. Zoo'n gemeenschap van nestbouwende, broe dende, voer naar de jongen dragende, kijvende en elkaar het nestmateriaal afkapende roeken biedt een blij beeld van rustelooze actie, doch het is niet raadzaam in je beste plunje een kolonie te bezoeken, want de vogels zijn buitengewoon gul met hun sou venirs. Ook spreekt het vanzelf, dat blad, twijg en tak, alsmede de bodem daaronder, in den loop van den broedtijd geheel wit bekalkt raken. De nesten worden hoog in de toppen gebouwd aan iepen geven de vogels de voorkeur en er zitten er in n en denzelfden boom soms heel wat. Donker als heksenbezems steken zij, als het ge boomte nog kaal is, af tegen den hemel, maar later, als het loof zich ontplooit, gaan zij tenslotte schuil temidden van het volle, bolle blad. Als niet alledaagsche nestplaatsen vind ik in de litteratuur torens, schoorsteenen en gebouwen vermeld, doch ik weet niet, of men een dergelijken neststand ook wel eens in ons land heeft vastgesteld. Een feit is in elk geval, dat in buitenlandsche gebieden met lagen, armelijken boomgroei de vogels van den nood een deugd maken en zich behelpen met struikgewas. De soliditeit van het nest laat niets te wenschen over. Het is een stevig samenstel van takken, die de vogels op den grond verzamelen of van de nestroek De roek met zijn onbevederde mondhoeken boomen losrukken. Aarde wordt daardoorheen ge mengd en de nestkom krijgt een voering van plantenworteltjes, mos, stroo, gras, sprieten, haar, wol en stellig nog wel meer zacht materiaal. De grijsachtig groene eieren hebben een dichte olijfbruine en grauwe stippelteekening. Het aantal van vijf wordt niet vaak overschreden. Met broeden en grootbrengen der jongen, waarbij zoowel mannetje als wijfje zijn betrokken, zijn om-en-de-bij zeven weken gemoeid. De roeken laten zich al vroeg in het jaar door al die zorgen in beslag nemen: reeds in Maart, nadat zij in Januari en Februari hun domein al herhaaldelijk hebben bezocht, beginnen sommige vogels te broeden; meermalen zitten er in Mei ook nog op de eieren. Net als het geval is bij onze zwa luwen, is de trouw aan de eenmaal gekozen nestplaats groot; jaar in jaar uit keeren de vogels naar de oude kolonieboomen terug. TERWIJL ongetwijfeld heel wat van onze Nederlandsche roeken in herfst en winter bin nen de landpalen blijven en tot de standvogels kun nen worden gerekend, vindt er ook wel wegtrek plaats. Uit den vreemde komen echter ieder jaar ongelooflijke scharen roeken opdagen. Die door tocht van de buitenlanders, vermoedelijk vogels uit Duitschland, Polen, Rusland en de Oostzeestaten, die naar Engeland en Frankrijk reizen, begint al in het laatst van September, maar bereikt een indrukwekkenden climax in October; ook de beide volgende maanden is de migratie nog niet geheel afgeloopen. Vooral wanneer het plotseling fel gaat winteren, kan men na dagen van weinig of geen trek weer getuige zijn van de paniekvlucht der roeken. Deze bevinden zich niet zelden in gezelschap van kauwtjes; de beide vogelsoorten voeren soms gezamenlijk boeiende luchtdansen" uit: hooge cir kel- en wentelvluchten, waarvan men o.m. in MiddenNederland, b.v. te Soest, vooral omstreeks medio October vaak kan genieten. Overigens vinden deze zweefvluchten ook wel boven de broedterreinen plaats. Van Februari tot Mei krijgen wij weer bezoek van de voorjaarspassanten. HET nut en schadeprobleem met betrekking tot den roek is nog steeds een niet opgelost vraag stuk. Een onmiskenbaar feit is het in elk geval, dat de roeken, die graag in groote menigten in gezelschap van kauwen op akkers fourageeren, heel wat engerlingen, ritnaalden, wormen, slak ken, kevers e.d. verdelgen; zoogdieren en jonge vogels belagen zij echter ook wel af en toe en bessen laten zij evenmin altijd ongemoeid. Zelfs zijn de roeken wel eens doch dit is iets incidenteels als vischvangers gesignaleerd, terwijl zij zich som tijds ook, al maken de zwarte kraaien het in dit opzicht veel bonter, bezondigen aan het kapen van eieren. Hoe dit zij, de aard of de vermeende aard zijner spijslijst is voor velen meermalen een reden voor vervolging van den vogel geweest, die het in steden ook vaak hard te verduren heeft, wanneer hij daar in grooten getale zijn nesten bouwt. Wegens het lawaai, dat een roekenkolonie soms in de buurt van ziekenhuizen maakt en wegens de bevuiling van weg en voorbijgangers, die aan het massaal optre den der vogels (die ook in den herfst en winter col lectief slaapplaatsen betrekken) onafscheidelijk ver bonden is, worden hun nesten op genoemde plaatsen herhaaldelijk uitgestooten. Dat geeft dan gemeen lijk in de pers aanleiding tot het schrijven, verwoed pro en verwoed contra, van heele reeksen ingezonden stukken. imiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiBiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiii Paindeluxe-brood ,,7.oo af en toe wordt wel eens iets daarover bekend". (R.) Die invloed zal nu en dan wel eens aanwezig geweest zijn." (L. Talen) Het juiste woord op de juiste plaats De zon was sedert geruimen tijd ten onder gegaan". (H.) Er is toch een diepere band die bindt". (T.). Dit maakte ingetogen luisteren mogelijk". (H. D.). Uit de hoogeschool der journalistiek Wanneer men de verschillende ge schiedschrijvers uit die dagen raad pleegt, zit er eerder iets grotesks en amusants in". (H. P.). Verslaafd aan drank en vrouwen, heeft nooit een vrouw eenigen invloed op zijn staatsbeleid mogen uit oefenen". (R.) Een en ander gaat niet zonder moeilijkheden gepaard". (T.). CHARIVARIA De-Regeering moet mtbï>cl£ een zaakgelastigde toezicht houden". (IL). Haar onderwijs was als verloren te betrachten". (T.). De vreemdeling moest op de hoogte zijn van hetgeen tegen hem UiHH'IrtiV (M. v. J.) Toen ging men huizen van hout U Hl l'O U Hl f II in steenen woningen". (H. D.). De OmDUvmiltfl van het Neder landsche staatsgebouw". (G.). De beterkunnenden De vraag is gesteld, of de contingenteeringcn niet beter door een tariefswijziging konden worden ver vangen". (R.). Dit zijn benamingen, welke men beter niet kan gebruiken". (H) Een spel, dat men beter in het geheel niet kan spelen". (H.) Herscholing, of, als msn wil omscholing". ( Vol/iskr.). Men wil. Kracht is macht Een Japansche strijdkracht is den spoorweg overgetrokken." (R.) Het was inderdaad een machtige snoek." (T.) qgfanbetëtübcben Het is niets dan een zwakke afglanë". (R.). De vallende ziekte Wat te verwachten viel, is ge schied. Waaraan valt dit toe te schrijven?" ( Vrijh.) Dat viel te begrijpen. Valt het te verwonderen?" (H.) Dit beleid valt slechts te beschou wen als een wrang bijproduct." (G.) Dit valt niet zonder overdrijving zichtbaar te maken. Een onder neming, waarvan de uitslag niet bij voorbaat als een succes valt te voor spellen, valt echter zeker niet minder te waardeeren." (R.) Scheepvaartnieuws Het zakenschip glijdt niet altijd vlot over het wijde water, het loopt soms met platvoeten over een onge lijken bodem". (Al«. Wbl. r. d. Middenst.) De Japansche vertegenwoordiger heeft medegedeeld dat de Japansche rcgcering het incident, waarbij een Japansche soldaat een Amerikaansche in het gezicht heeft geslagen, oneindig betreurt". (R.) Dat loopt uit op harikiri. PAG. 15 DE GROENE No. 3147

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl