De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 26 augustus pagina 7

26 augustus 1939 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

De reportage van de week Muziek op wielen De draaiorgels van Amsterdam HET draaiorgel heeft zijn glorietijd achter den rug, en dat hebben we te danken aan de radio en het snelverkeer. De radio heeft ons de zegening gebracht dat we zooveel muziek kunnen hooren als we maar willen, zelfs zonder er naar te luisteren. Daardoor is de behoefte aan straatmuziek ver minderd. En het toenemende verkeer zorgde er voor dat er op straat geen plaats meer overbleef voor de draaiorgels. Een van de oorzaken van het draaiverbod hier ter stede is tenminste dat de orgels het verkeer heeten te belemmeren, terwijl het wél toegestaan is dat tallooze autobezitters hun wagen dag en nacht voor hun huisdeur parkeeren. En dan schijnt er niet ernstig genoeg gewerkt te kunnen worden op de kantoren als er af en toe zoete orgel klanken doordringen tot de lessenaars en groot boeken. Hoe het ook zij, de orgels zijn uit de binnen stad verdwenen, en daarmee heeft Amsterdam een van zijn grootste charmes verloren. Op feesten, ijsbanen en kermissen heeft het orgel zijn groote concurrent gekregen in de gramofoonversterker die maar al te vaak meer lawaai maakt dan onze ooren verdragen kunnen. Zelfs het koffergramofoontje, naargeestig schetterend en rondgedragen door een werklooze, wiens collega daarvoor geld weet op te halen omdat hij er zoo een vanzelfsprekend gezicht bij zet, probeert het draai orgel de loef af te steken, niet alleen op nationale feestdagen, maar ook clandestien op Zondag middagen aan den rand van de stad tusschen de even goed geluimde als opgedirkte wandelaars. Vroeger waren er vier-en-twintig orgels die Am sterdam van muziek voorzagen; nu zijn er nog maar twaalf die zich met moeite in de buiten wijken, de Jordaan, Kattenburg en Wittenburg kunnen staande houden. Het is den orgels ook aan te zien dat ze niet meer floreeren" vroeger waren ze rijk versierd met draaiende en bewegende bazuinengelen en maakten zij op het eerste gezicht de indruk van een rijdend suikerbakkersmeesterwerk. De tijd is voorbij dat de orgeldraaiers een winst gevend bestaan hadden. Op 't oogenblik betalen zij voor een orgel ? 1.50 per dag, of meer. Ze zijn als regel met z'n drieën, en als ze er geen strop aan willen hebben, moeten ze per dag minstens ?6. ophalen. Daarvoor moeten ze hard werken: het draaien aan het wiel vereischt kracht en uithou dingsvermogen, en het tegen een brug op rijden van een orgel van een kleine duizend kilo valt ook niet mee, hoewel er dan meestal wel een paar kameraden in de buurt zijn om een handje te helpen. In den zomer valt er nog wel wat te verdienen, maar 's winters loopen de draaiers al gauw naar het steun", zoodat de orgelverhuurder zijn instrumenten op stal kan laten staan. Die zit er dan mee, en ondertusschen moet hij zijn instrumenten onder houden, van nieuwe cartons voorzien en belasting betalen. Wellicht zou het bedrijf winstgevender gemaakt kunnen worden als de stad in verschillende wijken verdeeld werd, zooals dat bijvoorbeeld met Gro ningen en Hilversum het geval is. Daar is de stad respectievelijk in twee en vijf wijken verdeeld opdat er nooit een orgel achter het net kan visschen omdat een ander hem voor is geweest; daar kunnen de inwoners niet klagen dat ze met muziek overaden worden. HOE zit een draaiorgel eigenlijk in elkaar? De bouw van het draaiorgel is in principe gelijk aan dien van het kerkorgel, met dien ver stande dat de klaviatuur en de registerknoppen ontbreken. Daarvoor in de plaats is er een rij van kleine metalen toetsjes, in aantal varieerend van 30 tot 110, al naar gelang de grootte van het orgel. Over die toetsen schuift heen het geperforeerde carton. Als er een gaatje over een toets schuift, wipt de toets op en opent een ventiel voor pijpen of registers. De perforatie in de cartons is analoog met die in de pianolarollen. In de cartons, die zig-zag opgevouwen worden en 20 a 30 cM. breed zijn, zijn niet alleen gaatjes die correspondeeren op de toetsen der pijpen, maar dus ook perforaties die betrekking hebben op de registreering. Er is n speciale toets die alle registers gelijktijdig uitschakelt; de regis ters die op een bepaald oogenblik nog in gebruik moeten blijven, worden dan op het zelfde oogenblik weer ingeschakeld. De kleine orgels hebben soms maar zes registers, de groote tien of nog meer, met mooie namen als Cello basse, Violon, Trompette, Flute harmonique, Flute jazz, Vox Geleste, Unda maris, Trombone enz. In verband met het aantal registers onderscheidt de orgelman twee soorten orgels, nl. de orgels met zang" zonder meer, en die met zang en tegen zang" als er voldoende registers aanwezig zijn. Die tegenzang" geeft het orgel zijn bekoring met zijn onvermoeibare coloratuurachtige chromatische loopjes die als wervelwindjes om de melodie heen spelen. Evenals bij het kerkorgel zijn er metalen en houten pijpen. Ook zijn de pijpen volgens hun wijze van geluidsproductie onderscheiden in fluitpijpen en tongwerken. Bij deze laatsten ontstaat de toon door in trilling gebrachte metalen plaatjes, zooals we die aantreffen bij het harmonium, het accordeon en de mondharmonica. Bij het orgel zijn boven de trillende tongen geluidversterkende bekers aan gebracht. De langste pijpen zijn van een dusdanig formaat dat ze zich met allerlei bochten in het orgel moeten wringen. Het draaiorgel, dat zooveel mogelijk poogt een volledig orkest na te bootsen, beschikt als regel over enkele slaginstrumenten: een groote en een kleine trom, kleppers, bekkens, xylofoon en soms zelfs carillon. De hamers worden, evenals bij de pianola, in beweging gebracht door balgjes. En dan is er nog een apparaat zonder welke het draaiorgel ondenkbaar zou zijn: de tremolant. Dit is een toestel dat de luchtdruk onder de pijpen in snelle afwisseling doet toenemen en afnemen, waardoor de bekende vibreerende klank ontstaat. De groote mechanische orgels op kermissen en dancings zijn bovendien nog voorzien van een jalousie-zweller, waarmee dank zij het daardoor mogelijke crescendo en decrescendo het muzikale uitdrukkingsvermogen aanmerkelijk verhoogd wordt. Deze mechanische orkesten bezitten meestal ook een mechanische pianist, die de draaiorgels niet noodig hebben omdat hij vier hoog achter toch niet te hooren zou zijn. Wat de orgelcartons betreft, er zijn verschillende uitgevers die ze in den handel brengen. Ze komen voor in allerlei breedten voor de verschillende types orgels. De bekende orgelverhuurder Perlee laat dikwijls zelf zijn cartons teekenen, door een pianist die hem eerst op een harmonium voorspeelt hoe hij het zich denkt en vervolgens zonder de hulp van een muziekinstrument de teekening maakt op een lange strook papier. De strook wordt dan op een carton gelegd, onder de ponsmachine. Als een gedeelte van de muziek herhaald moet worden, wordt een uitgeponst carton als chablone gebruikt. Met weinig moeite en een verfkwast wordt dan een copie van de teekening gemaakt. Maar voordat de cartonnen muziek de straat op gaat moet er een zegeltje van de Buma a 40 et. opgeplakt worden, want auteursrecht is auteursrecht. Nummers die dertig jaar oud zijn, ontkomen aan deze rechten. De walsen van Strauss en La Paloma zijn vrij. DE orgelman vergelijkt het orgel met een mensch. Want het orgel heeft longen, hersenen en darmen. De longen zijn de groote balgen die door het wiel in beweging gebracht worden en die het heele orgel van wind voorzien. De hersenen dat zijn de toetsen waar het carton over heen schuift en die door tallooze kronkelende buisjes hun bevelen geven aan de pijpen en registers. Die buisjes worden door de orgelman de darmen genoemd, en zoo zien ze er ook uit. Overigens zou het juister zijn ze de zenuwen te noemen. Inderdaad, een draaiorgel is net een mensch. Het heeft zijn kwaaltjes en is wel eens ontstemd. Als het dagen lang oostenwind is, ontstaan door de droogte hier en daar lekken waardoor de lucht ontsnapt en de toon valsch kan worden. De af wisselende temperatuur buiten maakt het zeer moeilijk het instrument zuiver gestemd te houden. Het onderhoud van een orgel is dan ook geen kleinigheid. Al heeft zoo'n orgel dan maar 300 pijpen, dan zijn daarvoor toch maar 300 ventielen, balgjes en zooveel maal 300 andere onderdeelen noodig. En als er aan n iets hapert, is het al mis. Net een mensch. Maar dan een heel goed mensch, want hij zingt altijd, en er is immers de zegswijze: Wo man singt.. .." ERIK UYLDERT zeil in de keuken Restaurant DORRIUS N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam PLATS DU JOUR EN A LA CARTE TjET zeil in de keuken moet ?" noodig bijgesneden worden. Het stamt uit November, en was een vriendelijk geschenk van goede vrienden. Het is groen en wordt door de juffrouw gewreven en ge boend, zoodat het glanst en naar was ruikt. Maar het moet bijge sneden worden. Het is, nadat het in November gelegd is, thans uitgeloopen. Niets zou eenvoudiger zijn, dan den stoffeerder op te bel len en hem te vragen, het zeil even te komen bijsnijden. Maar.. .. Er is namelijk een maar". Ik schat, dat de stoffeerder voor het bijsnijden zal rekenen ongeveer 80 cent. Het is natuurlijk niet veel, maar het voor niets uitgeven wil ik toch niet. Voor niets uit gegeven zou het zijn, als ik moet er niet aan denken al die vreeselijke krantenberichten toch tot een oorlog zouden leiden en een of andere bom door de vier boven elkaar gelegen keukentjes van de bovenburen zou slaan om op mijn groene zeil te explodeeren. Dat zou zonde van het geld zijn. Ik hoop, dat het niet zoo zal gebeuren. Dat is natuurlijk. Maar zóó gek is mijn angst niet. Want terwijl ik 80 cent niet wil uitgeven, geeft de wereld 36.000.000.000 gulden (dus niet eens centen, zooals ik) om de zelfde reden wél uit. Wat gebeurt er nu? Stel dat ik den stoffeerder opbel en hem vraag het zeil in de keuken bij te komen snijden, dan zal hij mij een nota sturen voor aan Ued. geleverd bijsnijden zeil keuken f-.80". Komt er nu oorlog, dan is het zonde van de 80 cent. En komt er geen oorlog, dan is het zonde van die 36.000.000.000 gulden. Ik wil net zoo min zelf de schade dragen als al die andere menschen om zoo'n groot bedrag dupeeren. De tachtig cent betaal ik alleen, en de 36 duizend millioen gulden met een hoop anderen samen. Wat moet ik doen ? Welk risico moet ik nemen ? Oorlog of vrede ? Wel of niet? Tachtig cent of 36 duizend millioen gulden ? F. PAG. 7 DE GROENE No. 3247

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl