De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 2 september pagina 10

2 september 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven V aamse pioniers Albert Heiman HET is buitengewoon plezierig, reeds bij het begin van de publicatie van de onverhoopt populaire Bibliotheek der Nederlandse Letteren" te kunnen wijzen op de samenstelling van n deel, dat in meer dan een opzicht voorbeeldig genoemd mag worden. Het is dat, hetwelk gewijd is aan de complete gedichten van Prosper van Langendonck en aan het drama Starkadd van Alfred Hegenscheidt l). Of van Langendonck het verdient op een dergelijke volledige wijze te figu reren, mag nog een open vraag blijven, die overigens gerechtvaardigd genoeg blijkt wanneer men in aan merking neemt, dat de inleider van zijn werk zelf verklaart dat er in het hele, toch al niet uitvoerige oeuvre van Van Langendonck maar vier gedichten voorkomen die boven een zekere middelmaat uitsteken, en iets in de Nederlandse Letterkunde vertegenwoor digen, wat aan die letterkunde, in brede zin en histo risch, op het gepaste moment ontbroken heeft." In derdaad stralen zij een koele, harmonische schoon heid" uit, die vooral in de Vlaamse dichtkunst maar al te lang tot de grootste zeldzaamheden heeft behoord. Het oordeel van Maurice Gilliams die deze gedichten inleidde, is hieromtrent volkomen zuiver en scherp. En meer nog, zijn inleiding is een waar meesterstuk waarvoor ik het grootste respect koester, en waaruit weer eens blijkt, hoeveel dieper een echte dichter tot de geheimen der poëzie vermag door te dringen, dan welke geleerde aestheticus of geschiedkundige ook. Wie de beschouwing van Gilliams geheel verstaat, en men doet er goed aan haar meer dan eenmaal te lezen, heeft werkelijk een notie gekregen van het intrinsieke karakter der dichtkunst. En het valt des te meer te betreuren, dat dr. M. Rutten in zijn voorrede voor Starkadd" niet een soortgelijke beschouwing aan het drama heeft gewijd, maar zich bepaalde tot enkele hoogst oppervlakkige literatuurhistorische mededelingen. Als Gilliams vertelt: Het wezen der poëzie kan enigszins uitgelegd worden als het verdwijnen van de dagelijkse, nuchtere waarschijnlijkheid in de phenomenale realiteit der verbeelding," dan geeft hij daarmee een zo doorzichtige definitie van iets dat tot nu toe als half-mystisch en onomschrijfbaar gegolden heeft, dat ik daar weinig aan toe te voegen weet. Het doen vervloeien der nuchtere waarschijnlijkheid in een andere, nog dwingender realiteit, ziedaar de functie van het poëtiseren" der dingen. En het valt alleen te betreuren dat men, gewapend met deze voor treffelijke toetssteen, heel wat werk van Van Langen donck moet afwijzen als dichtkunst" van niet al te hoog poëtisch gehalte. Want dicht-kundigheid en -vaardigheid vormen natuurlijk nog geen poëzie, zolang de phenomenale realiteit der verbeelding" niet krachtig genoeg is om de dagelijkse, nuchtere waar schijnlijkheid die gewoonlijk de" werkelijkheid genoemd wordt, op te slorpen en uit te wissen. WAT Gilliams en ons interesseert, is ook niet Van Langendonck, maar de poëzie; dit is het wezenlijke onderscheid met de specifieke instel ling van den literatuurhistoricus, en met al de lekker bekken van archiefstof die weten te smullen van de muffigheid van een Hermingard van de Eikenterpen". De plain man" die poëzie liefheeft, en wiens stand punt ik bepleit, is de burger die zijn plezier en heul zoekt in de phenomenale realiteit der verbeelding", dus toch niet zo'n erge burger en middelmaatsmens als die welke wij op zo menige kunstloze carnaval tegen komen. Gilliam's dichterogen zijn door geen archiefstof vertroebeld, en al is hem de pleitbezorging voor Van Langendonck opgedragen, hij blijft hem zien in zijn juiste proporties, als een heroisch-opgewondene tegenover het veronderstelde eigen ik", iemand, behept met een Don-Quichotte-achtig illusionisme." Met fijn psychologisch indringingsvermogen leidt Gilliams daaruit af, dat zulk een man de dichter van de onmacht en van de nederlaag" is, die komt tot een bijna groteske rhetoriek, die niet onmiddellijk in haar voorstelling alles betrekt wat zij bedoelt." Men vergeve mij de vele citaten. Zij zijn een bekentenis van de onverbeterlijkheid der kenschetsing die hier geboden werd, en die ernaar doet verlangen, dat er in de ver zorging van deze toch al wat beginselloos opgezette Bibliotheek meer critisch-rijpe dichters naast de gespecialiseerde literatuurhistorici aan het woord blij ven komen. Bovendien werd ook de historische rol van Van Langendonck heel duidelijk en bevattelijk uit eengezet, zodat voor ditmaal geheel en al aan het tweeledig doel van deze monumentale bloemlezingen reeks beantwoord is. er poëzie IN het tijdperk van opkomst der nieuwere Vlaamse literatuur, dat gewoonlijk de Van Nu en Straks"tijd genoemd wordt, is de bescheiden, nmalige rol van Hegenscheidt niettemin van veel ingrijpender aard geweest dan die van den gelijkmatigeren, middelmatigeren, een kwarteeuw voortdichtenden Van Langendonck. Aan de rol van Hegenscheidt heeft Vermeylen, de hoofdpersoon der Van Nu en Straksers, trouwens ook van meet af aan alle recht doen weder varen. Dat komt alles door de uitzonderlijke voor treffelijkheid van Starkadd". Nu ik dit werk na bijna twintig jaar, met zo geheel andere oriëntatie, weer eens rustig herlas, heeft het mij met gelijke kracht aangegrepen als in die vroege jaren van eerste Tachtiger-woorddronkenheid. Door zijn evenwichtige, muzikale, Maeterlinck-achtige opbouw is het werk bestand tegen de nadelen die alle woordkunst bij het verouderen met zich meebrengt. Er is stellig ook heel wat virtuoze woordkunst" in dit drama, dat zelfs op het laatste hoogtepunt een woordkunstige controvers als effectmiddel gebruikt, wanneer Starkadd, de natuurlijke, spontane noordse skald, zijn oprechte germaanse zang stelt tegenover de gladde, zuidelijklege en lieftallig-onbenullige liedjeskunst van den hoofsen meesterzanger, die hier overigens een ana chronisme is. De kunst van den zingenden viking verzinnebeeldt zijn grote, alles-omvattende natuurliefde en zijn tot kinderliefde gegroeide koningstrouw. De held van het drama verwoordt het probleem zeer goed in dat prachtige fragment over de dichtkunst, waarin hij de puberteits-pcëten van alle eeuwen toe schreeuwt: Word zelf eerst man, en zing dan wat ge zijt". Dit fragment en de tirade van den ouden koning Froth over het effect der liefde op den mens, blijken lyriek van een zo voortreffelijk gehalte, dat men Hegenscheidt daarvoor gaarne de onhandigheid van een paar terzijde's en meer dan een half dozijn mono logen vergeeft. Ik geloof overigens niet aan de aan wezigheid van verdere symboliek in het stuk. ledere esoterische uitleg" wordt hier maar al te zeer inleg". En Vermeylen heeft er genoeg voor gewaarschuwd, dat dit niet in de bedoeling van den dichter gelegen heeft. Het is dan ook een beetje dwaas dat dr. Rutten van deze kwestie het enige stokpaardje gemaakt heeft, dat hij meende te moeten berijden in zijn zo schrale inleiding. En dat nog wel, terwijl Starkadd" een schoolvoor beeld is van allerlei verstechnische merkwaardigheden, niet altijd even schoon en gerechtvaardigd, maar toch stellig de moeite van een discussie waard. En wat zou dat niet een prachtige aanvulling geweest zijn van de meer interne" poëzie-studie van Maurice Gilliams. HET meest bestand tegen de tand des tijds blijkt het psychologisch substraat van Starkadd", dat ondanks alle uiterlijke vormovereenkomsten, niets heeft uit te staan met de geest van Wagner, maar dat veeleer Shakespeareaans, want onmystisch en humanistisch-humaan is. Van een enkele vondst is het verbazingwekkend haar aan te treffen in een werk uit de vorige eeuw, en dat nog wel uit een milieu dat meer verwantschap met Conscience dan met Huysmans of Maeterlinck vertoonde. Als Ingel bijvoorbeeld in de slaapkamer van zijn vader sluipt om hem te vermoor den, keert hij onverrichterzake terug en zegt: Zijn baard ligt op zijn borst; en daardoor steken, O, ik kan niet". Het vaderschap wordt hier op de meest plastische wijze gesymboliseerd; terwijl toch voor het eerst ook de suggestie wordt gegeven, dat de vader een machteloos oud man is. Door dit ne kleine detail wordt tevens Ingel's halfslachtige houding uit zijn kinderliefde verklaard, en de rol van Saemund den verleider dwingend gemaakt, die dan ook antwoordt: Kom, 'k zal den weg u tonen naar zijn hart !" Dergelijke trekjes waren ongehoord in de tijd waarin Starkadd" ontstond, zoals ook de geheele opzet en idee ervan iets unieks was voor die dagen en omgeving. Dit wettigt de plaats die dit drama gekregen heeft als een geheel afzonderlijk en uitzonderlijk literatuur monument, dat zelfs door zijn tekortkomingen typerend is voor wat destijds onder optimale omstandigheden gewrocht kon worden. i) Uitgave Elsevier" Amsterdam 1939 OUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) Tl KOT l N DEN HAAG - N ASS A U PI_E l N 6 EASTERN ART FILM EIS C. Boost DE film heeft geen eigen meening. Van l oogenblik af, dat de zakenman beslag op ha legde en haar maakte tot een der grootste ind strieën ter wereld, hield haar zelfstandigheid op had zij slechts de dienende taak, de massa amuseeren. Zij werd industrieproduct en zij moi zorgen voor een zoo groot mogelijk afzetgebii ledere persoonlijke overtuiging zou de markt vi kleinen en iedere persoonlijkheid werd haar d ontnomen. De film heeft slechts te maken met d smaak van haar toekomstig publiek over heel wereld, zij heeft ontelbare meeningen, vooroi deelen en ideeën te ontzien en vervalt dus no< zakelijkerwijs tot een kleurlooze neutraliteit, wa; aan niemand zich kan stooten en waarmee mi. oenen zich kunnen amuseeren. Als regel kan m dus aannemen, dat in geen film, behalve in de buiten de industrie vallende reclamefilm, e bepaalde idee gepropageerd of een bepaalde ov tuiging voorgestaan wordt; de film blijft op l veilige terrein der absolute neutraliteit, zij erk< slechts n probleem, de liefde, in al haar uiting en conflictsmogelijkheden en zij varieert dit thei door het varieeren van plaats en tijd. Op dezen regel bestaan de onvermijdelijke u zonderingen. De enkele keeren, dat de industrie zeker is v haar afzetgebied en van de daar heerschende m< taliteit zal zij, bouwend op die wetenschap, fil: met bepaalde strekking maken: zij zal in tijd van algemeen pacifisme enkele niet al te felle ar oorlogsfilms maken en in de korte perioden v ontluikende naastenliefde zal zij het sociaal getii onderwerp ambieeren en zoodoende niet eens ze veel afwijken van haar algemeene gedragslijn. ZOO maakte Amerika ten tijde van den were oorlog, toen het afzetgebied beperkt'bleef tot l eigen land, oorlogsfilms, die met het stijgen < oorlogsjaren scherper van -tendenz van ar Duitsche strekking werden, daarmee veilig gevoelens van het overgroote deel der natie v tolkend. Titels als Mothers of France" (met Sai Bernhardt), To Heil with the Kaiser" en 1 Beast of Berlin" zeggen in dit verband voldoen In andere film-produceerende landen treffen ' eenzelfde eenzijdige productie aan, die slecl speculeert op bestaande gevoelens, die het oorlo; beeld idealiseert, het eigen leger voorstelt als « verzameling onoverwinnelijke helden en den teg< stander schildert als een minderwaardigen mo denaar. Officieel werden door de legerautoriteil deze films gebruikt en het is bekend, dat l Duitsche leger aan het Westelijk front over m dan 300 verplaatsbare bioscopen beschikte om r dit eenzijdige filmmateriaal het haatvuur aan wakkeren en den soldaten moed in te praten. De oorlogsfilm uit latere jaren, uit de toena ringsperiode van Stresemann en Briand, \ Locarno en Genève, vertoont een heel ander bee Thans staat niet de vijand, maar de oorlog in l middelpunt der aandacht en deze wordt al n; gelang van de heerschende mentaliteit, afwissele romantisch met flirtations achter het front en ( goedstaande verwonding in de vuurlinie, of i realistisch in al zijn verschrikkingen als een troos looze massamoord uitgebeeld. Als de uiteenloopende voorbeelden van be mogelijkheden kunnen Vidor's Big Parade" en Foxfilm Dertig jaren wereldgebeuren" gelden. de eerste film is het lanceeren van het later filmduo geprolongeerde korniekenstel Karl D. en George K. Arthur een voorbeeld van het onsei delijk maken der onplezierige oorlogsindrukk in de tweede film beteekent het authentieke fil materiaal, dat in de oorlogsjaren angstvallig acht gehouden werd, de eenig overtuigende aankla tegen den oorlog, omdat iedere vorm van persoi lijke heldenmoed eruit geëlimineerd is. Meer in < geest van dit laatste werk zijn All quiet on ' Western Front" van Lewis Milestone, Westfn 1918" van Pabst en Niemandsland" van Triv waarin ook alle glans aan het oorlogsgebeui ontnomen wordt. MET de sociaal getinte film verloopt het r veel anders. Ook hierbij valt bij de fil producers een aanvoelen der tijdsomstandighed der heerschende ideeën en opvattingen te cons teeren en een onmiddellijk retireeren bij geblel vergissing. PAG. 10 DE GROENE No. 3248

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl