Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
V
aamse pioniers
Albert Heiman
HET is buitengewoon plezierig, reeds bij het begin
van de publicatie van de onverhoopt populaire
Bibliotheek der Nederlandse Letteren" te kunnen
wijzen op de samenstelling van n deel, dat in meer
dan een opzicht voorbeeldig genoemd mag worden.
Het is dat, hetwelk gewijd is aan de complete gedichten
van Prosper van Langendonck en aan het drama
Starkadd van Alfred Hegenscheidt l). Of van Langendonck
het verdient op een dergelijke volledige wijze te figu
reren, mag nog een open vraag blijven, die overigens
gerechtvaardigd genoeg blijkt wanneer men in aan
merking neemt, dat de inleider van zijn werk zelf
verklaart dat er in het hele, toch al niet uitvoerige
oeuvre van Van Langendonck maar vier gedichten
voorkomen die boven een zekere middelmaat uitsteken,
en iets in de Nederlandse Letterkunde vertegenwoor
digen, wat aan die letterkunde, in brede zin en histo
risch, op het gepaste moment ontbroken heeft." In
derdaad stralen zij een koele, harmonische schoon
heid" uit, die vooral in de Vlaamse dichtkunst maar
al te lang tot de grootste zeldzaamheden heeft
behoord.
Het oordeel van Maurice Gilliams die deze gedichten
inleidde, is hieromtrent volkomen zuiver en scherp.
En meer nog, zijn inleiding is een waar meesterstuk
waarvoor ik het grootste respect koester, en waaruit
weer eens blijkt, hoeveel dieper een echte dichter tot
de geheimen der poëzie vermag door te dringen, dan
welke geleerde aestheticus of geschiedkundige ook.
Wie de beschouwing van Gilliams geheel verstaat,
en men doet er goed aan haar meer dan eenmaal te
lezen, heeft werkelijk een notie gekregen van het
intrinsieke karakter der dichtkunst. En het valt des
te meer te betreuren, dat dr. M. Rutten in zijn voorrede
voor Starkadd" niet een soortgelijke beschouwing
aan het drama heeft gewijd, maar zich bepaalde tot
enkele hoogst oppervlakkige literatuurhistorische
mededelingen.
Als Gilliams vertelt: Het wezen der poëzie kan
enigszins uitgelegd worden als het verdwijnen van
de dagelijkse, nuchtere waarschijnlijkheid in de
phenomenale realiteit der verbeelding," dan geeft hij
daarmee een zo doorzichtige definitie van iets dat tot
nu toe als half-mystisch en onomschrijfbaar gegolden
heeft, dat ik daar weinig aan toe te voegen weet. Het
doen vervloeien der nuchtere waarschijnlijkheid in
een andere, nog dwingender realiteit, ziedaar de
functie van het poëtiseren" der dingen. En het valt
alleen te betreuren dat men, gewapend met deze voor
treffelijke toetssteen, heel wat werk van Van Langen
donck moet afwijzen als dichtkunst" van niet al te
hoog poëtisch gehalte. Want dicht-kundigheid en
-vaardigheid vormen natuurlijk nog geen poëzie, zolang
de phenomenale realiteit der verbeelding" niet
krachtig genoeg is om de dagelijkse, nuchtere waar
schijnlijkheid die gewoonlijk de" werkelijkheid
genoemd wordt, op te slorpen en uit te wissen.
WAT Gilliams en ons interesseert, is ook
niet Van Langendonck, maar de poëzie; dit
is het wezenlijke onderscheid met de specifieke instel
ling van den literatuurhistoricus, en met al de lekker
bekken van archiefstof die weten te smullen van de
muffigheid van een Hermingard van de Eikenterpen".
De plain man" die poëzie liefheeft, en wiens stand
punt ik bepleit, is de burger die zijn plezier en heul
zoekt in de phenomenale realiteit der verbeelding",
dus toch niet zo'n erge burger en middelmaatsmens als
die welke wij op zo menige kunstloze carnaval tegen
komen. Gilliam's dichterogen zijn door geen
archiefstof vertroebeld, en al is hem de pleitbezorging voor
Van Langendonck opgedragen, hij blijft hem zien in
zijn juiste proporties, als een heroisch-opgewondene
tegenover het veronderstelde eigen ik", iemand, behept
met een Don-Quichotte-achtig illusionisme."
Met fijn psychologisch indringingsvermogen leidt
Gilliams daaruit af, dat zulk een man de dichter van
de onmacht en van de nederlaag" is, die komt tot een
bijna groteske rhetoriek, die niet onmiddellijk in
haar voorstelling alles betrekt wat zij bedoelt." Men
vergeve mij de vele citaten. Zij zijn een bekentenis van
de onverbeterlijkheid der kenschetsing die hier geboden
werd, en die ernaar doet verlangen, dat er in de ver
zorging van deze toch al wat beginselloos opgezette
Bibliotheek meer critisch-rijpe dichters naast de
gespecialiseerde literatuurhistorici aan het woord blij ven
komen. Bovendien werd ook de historische rol van
Van Langendonck heel duidelijk en bevattelijk uit
eengezet, zodat voor ditmaal geheel en al aan het
tweeledig doel van deze monumentale bloemlezingen
reeks beantwoord is.
er poëzie
IN het tijdperk van opkomst der nieuwere Vlaamse
literatuur, dat gewoonlijk de Van Nu en
Straks"tijd genoemd wordt, is de bescheiden, nmalige rol
van Hegenscheidt niettemin van veel ingrijpender
aard geweest dan die van den gelijkmatigeren,
middelmatigeren, een kwarteeuw voortdichtenden Van
Langendonck. Aan de rol van Hegenscheidt heeft
Vermeylen, de hoofdpersoon der Van Nu en Straksers,
trouwens ook van meet af aan alle recht doen weder
varen. Dat komt alles door de uitzonderlijke voor
treffelijkheid van Starkadd". Nu ik dit werk na
bijna twintig jaar, met zo geheel andere oriëntatie,
weer eens rustig herlas, heeft het mij met gelijke
kracht aangegrepen als in die vroege jaren van eerste
Tachtiger-woorddronkenheid. Door zijn evenwichtige,
muzikale, Maeterlinck-achtige opbouw is het werk
bestand tegen de nadelen die alle woordkunst bij het
verouderen met zich meebrengt. Er is stellig ook heel
wat virtuoze woordkunst" in dit drama, dat zelfs op
het laatste hoogtepunt een woordkunstige controvers
als effectmiddel gebruikt, wanneer Starkadd, de
natuurlijke, spontane noordse skald, zijn oprechte
germaanse zang stelt tegenover de gladde,
zuidelijklege en lieftallig-onbenullige liedjeskunst van den
hoofsen meesterzanger, die hier overigens een ana
chronisme is. De kunst van den zingenden viking
verzinnebeeldt zijn grote, alles-omvattende natuurliefde
en zijn tot kinderliefde gegroeide koningstrouw.
De held van het drama verwoordt het probleem zeer
goed in dat prachtige fragment over de dichtkunst,
waarin hij de puberteits-pcëten van alle eeuwen toe
schreeuwt: Word zelf eerst man, en zing dan wat ge
zijt". Dit fragment en de tirade van den ouden koning
Froth over het effect der liefde op den mens, blijken
lyriek van een zo voortreffelijk gehalte, dat men
Hegenscheidt daarvoor gaarne de onhandigheid van
een paar terzijde's en meer dan een half dozijn mono
logen vergeeft. Ik geloof overigens niet aan de aan
wezigheid van verdere symboliek in het stuk. ledere
esoterische uitleg" wordt hier maar al te zeer inleg".
En Vermeylen heeft er genoeg voor gewaarschuwd,
dat dit niet in de bedoeling van den dichter gelegen
heeft. Het is dan ook een beetje dwaas dat dr. Rutten
van deze kwestie het enige stokpaardje gemaakt heeft,
dat hij meende te moeten berijden in zijn zo schrale
inleiding.
En dat nog wel, terwijl Starkadd" een schoolvoor
beeld is van allerlei verstechnische merkwaardigheden,
niet altijd even schoon en gerechtvaardigd, maar toch
stellig de moeite van een discussie waard. En wat zou
dat niet een prachtige aanvulling geweest zijn van de
meer interne" poëzie-studie van Maurice Gilliams.
HET meest bestand tegen de tand des tijds blijkt
het psychologisch substraat van Starkadd",
dat ondanks alle uiterlijke vormovereenkomsten, niets
heeft uit te staan met de geest van Wagner, maar dat
veeleer Shakespeareaans, want onmystisch en
humanistisch-humaan is. Van een enkele vondst is het
verbazingwekkend haar aan te treffen in een werk
uit de vorige eeuw, en dat nog wel uit een milieu dat
meer verwantschap met Conscience dan met Huysmans
of Maeterlinck vertoonde. Als Ingel bijvoorbeeld in de
slaapkamer van zijn vader sluipt om hem te vermoor
den, keert hij onverrichterzake terug en zegt: Zijn
baard ligt op zijn borst; en daardoor steken, O, ik
kan niet". Het vaderschap wordt hier op de meest
plastische wijze gesymboliseerd; terwijl toch voor het
eerst ook de suggestie wordt gegeven, dat de vader een
machteloos oud man is. Door dit ne kleine detail
wordt tevens Ingel's halfslachtige houding uit zijn
kinderliefde verklaard, en de rol van Saemund den
verleider dwingend gemaakt, die dan ook antwoordt:
Kom, 'k zal den weg u tonen naar zijn hart !"
Dergelijke trekjes waren ongehoord in de tijd waarin
Starkadd" ontstond, zoals ook de geheele opzet en
idee ervan iets unieks was voor die dagen en omgeving.
Dit wettigt de plaats die dit drama gekregen heeft als
een geheel afzonderlijk en uitzonderlijk literatuur
monument, dat zelfs door zijn tekortkomingen typerend
is voor wat destijds onder optimale omstandigheden
gewrocht kon worden.
i) Uitgave Elsevier" Amsterdam 1939
OUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.)
Tl KOT l N
DEN HAAG - N ASS A U PI_E l N 6
EASTERN ART
FILM EIS
C. Boost
DE film heeft geen eigen meening. Van l
oogenblik af, dat de zakenman beslag op ha
legde en haar maakte tot een der grootste ind
strieën ter wereld, hield haar zelfstandigheid op
had zij slechts de dienende taak, de massa
amuseeren. Zij werd industrieproduct en zij moi
zorgen voor een zoo groot mogelijk afzetgebii
ledere persoonlijke overtuiging zou de markt vi
kleinen en iedere persoonlijkheid werd haar d
ontnomen. De film heeft slechts te maken met d
smaak van haar toekomstig publiek over heel
wereld, zij heeft ontelbare meeningen, vooroi
deelen en ideeën te ontzien en vervalt dus no<
zakelijkerwijs tot een kleurlooze neutraliteit, wa;
aan niemand zich kan stooten en waarmee mi.
oenen zich kunnen amuseeren. Als regel kan m
dus aannemen, dat in geen film, behalve in de
buiten de industrie vallende reclamefilm, e
bepaalde idee gepropageerd of een bepaalde ov
tuiging voorgestaan wordt; de film blijft op l
veilige terrein der absolute neutraliteit, zij erk<
slechts n probleem, de liefde, in al haar uiting
en conflictsmogelijkheden en zij varieert dit thei
door het varieeren van plaats en tijd.
Op dezen regel bestaan de onvermijdelijke u
zonderingen.
De enkele keeren, dat de industrie zeker is v
haar afzetgebied en van de daar heerschende m<
taliteit zal zij, bouwend op die wetenschap, fil:
met bepaalde strekking maken: zij zal in tijd
van algemeen pacifisme enkele niet al te felle ar
oorlogsfilms maken en in de korte perioden v
ontluikende naastenliefde zal zij het sociaal getii
onderwerp ambieeren en zoodoende niet eens ze
veel afwijken van haar algemeene gedragslijn.
ZOO maakte Amerika ten tijde van den were
oorlog, toen het afzetgebied beperkt'bleef tot l
eigen land, oorlogsfilms, die met het stijgen <
oorlogsjaren scherper van -tendenz van ar
Duitsche strekking werden, daarmee veilig
gevoelens van het overgroote deel der natie v
tolkend. Titels als Mothers of France" (met Sai
Bernhardt), To Heil with the Kaiser" en 1
Beast of Berlin" zeggen in dit verband voldoen
In andere film-produceerende landen treffen '
eenzelfde eenzijdige productie aan, die slecl
speculeert op bestaande gevoelens, die het oorlo;
beeld idealiseert, het eigen leger voorstelt als «
verzameling onoverwinnelijke helden en den teg<
stander schildert als een minderwaardigen mo
denaar. Officieel werden door de legerautoriteil
deze films gebruikt en het is bekend, dat l
Duitsche leger aan het Westelijk front over m
dan 300 verplaatsbare bioscopen beschikte om r
dit eenzijdige filmmateriaal het haatvuur aan
wakkeren en den soldaten moed in te praten.
De oorlogsfilm uit latere jaren, uit de toena
ringsperiode van Stresemann en Briand, \
Locarno en Genève, vertoont een heel ander bee
Thans staat niet de vijand, maar de oorlog in l
middelpunt der aandacht en deze wordt al n;
gelang van de heerschende mentaliteit, afwissele
romantisch met flirtations achter het front en (
goedstaande verwonding in de vuurlinie, of i
realistisch in al zijn verschrikkingen als een troos
looze massamoord uitgebeeld.
Als de uiteenloopende voorbeelden van be
mogelijkheden kunnen Vidor's Big Parade" en
Foxfilm Dertig jaren wereldgebeuren" gelden.
de eerste film is het lanceeren van het later
filmduo geprolongeerde korniekenstel Karl D.
en George K. Arthur een voorbeeld van het onsei
delijk maken der onplezierige oorlogsindrukk
in de tweede film beteekent het authentieke fil
materiaal, dat in de oorlogsjaren angstvallig acht
gehouden werd, de eenig overtuigende aankla
tegen den oorlog, omdat iedere vorm van persoi
lijke heldenmoed eruit geëlimineerd is. Meer in <
geest van dit laatste werk zijn All quiet on '
Western Front" van Lewis Milestone, Westfn
1918" van Pabst en Niemandsland" van Triv
waarin ook alle glans aan het oorlogsgebeui
ontnomen wordt.
MET de sociaal getinte film verloopt het r
veel anders. Ook hierbij valt bij de fil
producers een aanvoelen der tijdsomstandighed
der heerschende ideeën en opvattingen te cons
teeren en een onmiddellijk retireeren bij geblel
vergissing.
PAG. 10 DE GROENE No. 3248