Historisch Archief 1877-1940
Auto's, tnet hout gestookt....
EEN auto die met hout gestookt wordt, dat
is inderdaad een aantrekkelijke gedachte.
U heeft reeds een paar honderd kilometer gereden
door weinig bevolkte streken, dichte bosschen
accentueeren de eenzaamheid en juist daar stopt
de motor door gebrek aan brandstof. Die brandstof
ligt echter voor het grijpen en met weinig moeite
verzamelt U wat hout. De kleine bunker wordt
gevuld en voort gaat het weer.
Dat ge:ft zelfs een gevoel van onafhankelijkheid
ten opzichte van de bewoonde wereld, hetgeen bij
een gewone auto met zijn tientallen hebbelijkheden
niet zoo spoedig ontstaat.
De idee van de met hout-gestookte auto is daarbij
zoo simpel, dat de leek die in zijn jeugd zijn Jules
Verne gelezen heeft, het nogal
voor-de-handliggend vindt. Misschien denkt hij met schrik aan
een reuzen-ketel die noodig is. Maar dan leeft in
zijn herinnering nog wel de stoomwals die vele
geasphalteerde wegen heeft helpen maken en die
een opmerkelijke bewegelijkheid liet zien ondanks
de logheid welke voor het grootste deel gevormd
werd door een ketel met toebehooren.
HET probleem van de met hout gestookte auto
ligt in de wijze waarop men het hout stookt.
Inderdaad vertegenwoordigt de stoomwals als
afstammeling van den door den ingenieuzen Cugnot
in 1770 geconstrueerden stoomwagen een zelf be
wegend voertuig dat met hout gestookt kan worden.
De werkelijke bedoeling van het feitelijk mislei
dend opschrift van dit artikel is: een auto te be
schrijven waarvan de motor een arbeidsproces vol
brengt overeenkomstig met dat van den normalen
benzine-motor.
Daarom eerst iets over den benzine-motor.
Hoewel de benzine als vloeistof in de tank van
de auto wordt gegoten, verliest hij onmiddellijk
zijn vloeistof karakter in den verdamper, den z.g.
carburateur. Door dezen carburateur passeert de
lucht op weg naar het voortstuwend mechanisme.
Dit voortstuwend mechanisme draagt de naam
van verbrandingsmotor, kortweg genoemd: de
motor. De automobielmotor behoort tot het type
van den gasverbrandingsmotor.
De werking hiervan is in het kort deze: Een
mengsel van lucht met een brandbaar gas wordt
samengeperst in een cylinder met behulp van een
zuiger. Ervaring met een fietspomp heeft een ieder
van ons geleerd dat dan de temperatuur stijgt. Het
spreekt vanzelf dat een brandbaar gas onder deze
omstandigheid door middel van een electrische
vonk gemakkelijk tot ontsteking en dus verbranding
te brengen is. Deze verbranding verloopt zoo snel
dat het woord explosie hier burgerrecht verkregen
heeft en men graag spreekt van explosie-motoren.
Technisch correcter is het om van een zeer snelle
verbranding te spreken. De term explosie spreekt
intusschen meer tot onze verbeelding en zonder
eenige tegenspraak aanvaardt een ieder de hiermee
gepaard gaande sterke drukstijging.
De zuiger wordt dus krachtiger teruggeworpen
dan deze bij den vorigen z.g. compressie-slag naar
binnen geduwd is. Het surplus aan energie dat
hierbij ontstaat, doet den motor loopen d.w.z. doet
de centrale as, de krukas, met kracht wentelen,
welke beweging doorgeleid wordt met behulp van
een verlengde as, de cardan-as, naar een stel
tandraderen op de achteras, waaraan de wielen zitten.
De automobielmotor heeft dus een brandbaar gas
noodig. In principe is elk gas bruikbaar, zooals
iichtgas, cokesovengas, propaan-, butaan- en me
thaangas. Deze gassen worden meegenomen in
stalen flesschen samengeperst onder een druk
van 200 atmosfeer. Door een klep met vernauwde
opening (een z.g. reduceerklep) wordt de druk
verminderd en daarna stroomen de genoemde
gassen naar den motor.
Men kan natuurlijk ook het gas tijdens den rit
in den wagen bereiden zooals dit het geval is bij het
houtgas, gemaakt uit hout.
Terloops zij nog even vermeld, dat door middel
van den reeds genoemden carburateur benzine in
strikten zin tot een damp wordt gemaakt. Aangezien
de temperatuur van de aanzuigbuis vrij hoog is,
wordt de benzinedamp dermate ijl dat we beter
van gas kunnen spreken.
Bij hout is natuurlijk geen sprake van verdampen.
Het houtgas wordt op een andere manier verkregen,
en wel in een houtgasgenerator.
Deze bestaat uit een stalen cylinder, van boven
voorzien van een deksel teneinde deze cylinder met
stukjes hout te kunnen vullen. De stukgrootte is
ongeveer 30 mm. lengte bij 8 mm. breedte en dikte,
terwijl zelfs 10 pCt. van de vulling spanen en zaagsel
mag zijn. Alle soorten hout kan men gebruiken.
Aan den onderkant is de cylinder begrensd door
een rooster met gaatjes waaronder een aschbak.
Uit deze beschrijving heeft de lezer met eenige
phantasie stellig al begrepen dat het hout in brand
gestoken wordt. Inderdaad: onmiddellijk boven het
rooster brandt het hout. De heete verbrandings
gassen strijken langs het daarboven liggend versche
hout, waardoor dit gaat verkolen, hetgeen duidt
op een zeer typische verbranding n.l. zonder vlam.
Het is dus een onvolledige verbranding en de gassen
welke daaruit ontstaan kunnen klaarblijkelijk nog
verder verbranden.
EEN heel eenvoudige proefneming zal U daarvan
overtuigen. Steek twee lucifers aan. Blaas er
een uit en houdt deze onmiddellijk daarna boven de
tweede die nog brandt, maar buiten het bereik van
de vlam. U zult dan zien dat deze uitgeblazen lucifer
dadelijk weer gaat branden. Waarom ? Wel, aan het
gedeelte dat brandt, grenst de nog onverbrande
lucifer. Op en nabij deze grens speelt zich dus een
onvolledige verbranding af, ook wel genoemd
droge destillatie". De gassen die hierbij ontstaan
zijn slechts ten deele verbrand en kunnen dus verder
verbranden. Deze tweede verbranding geeft mér
warmte dan de eerste: vandaar de
vlam-verschijnselen.
Zorgvuldige proefnemingen met den houtgas
generator hebben ons nu geleerd dat nabij den
onderkant van den cylinder binnenwerks moet
worden aangebracht een vernauwing en dat in deze
vernauwing centraal moet uitmonden een buis voor
versche lucht, en meer van dergelijke finesses.
Ongeveer ter halver hoogte is in den cylindrischen
mantel van den houtgasgenerator een opening
aangebracht waardoor het houtgas wordt afgevoerd
door middel van een daarop aansluitende buisleiding.
Alvorens in den verbrandingsmotor gebruikt te
worden, wordt het houtgas grondig gereinigd. Asch,
stof, teer, roet, waterdamp e.d. moeten verwijderd
worden. Hierdoor wordt tevens een afkoeling tot
stand gebracht. De gassen zijn namelijk te heet om
, Bij DE AFBEELDINGEN
Links: Een Japanse/? soldaat vult den houtvoorraad
van zijn vrachtauto aan.
Rechts: Aan den hout-tank in Frankrijk, waar reeds
8.000 met hout gestookte auto's rondrijden.
zonder meer in den motor gebruikt te kunnen
worden.
Het houtgas passeert ten slotte een klep, of juister
een kleppensysteem waarin een menging plaats
vindt met versche buitenlucht. Deze lucht wordt
rechtstreeks uit de buitenlucht aangezogen. We
moeten namelijk goed bedenken dat de motor een
zuigende werking uitoefent op de aanvoerbuis,
zoodat een open verbinding met de buitenlucht
geen houtgas doet ontsnappen.
Deze zuigkracht veroorzaakt in den houtgas
generator een trek overeenkomstig de trek bij een
normale kachel. Het is daarom ook begrijpelijk dat
we bij het begin den trek kunstmatig moeten op
wekken door middel van een ventilator.
Een andere oplossing is de volgende. Men laat
den motor starten op benzine. In de aanzuigleiding
heerscht dan een onderdruk die den trek in de hout
gasgenerator veroorzaakt. Na een paar minuten
schakelt men over op houtgas.
Nadrukkelijk wil ik hier opmerken dat deze gang
van zaken alleen noodzakelijk is bij het begin van
den dag. Eenmaal in gebruik zijnde produceert de
generator genoeg houtgas om den motor na eenigen
stilstand weer in bedrijf te nemen.
MISSCHIEN zijn eenige lezers blijven stilstaan
bij de vergelijking met een kachel. Een kachel
verbruikt toch brandstof, zullen zij zeggen. Inder
daad ! De houtgasgenerator verbrandt een zeker
gedeelte van het hout, ongeveer 20 pCt. We spreken
dan van een rendement van den generator van
80 pCt. m.a.w. 0,8 van de verbrandingswarmte van
het hout wordt naar den motor gevoerd. De
hedendaagsche verbrandingsmotor zet hiervan 1/3 om
in nuttige energie welke wordt afgegeven aan de
cardan-as.
Tenslotte nog eenige cijfers die globale waarden
aangeven. Per p.k. is noodig 0,8 K.G. hout. Altijd
wordt hierbij bedoeld luchtdroog hout. 2,2 K.G.
luchtdroog hout is gelijkwaardig met i liter benzine.
Een benzinemotor die geschikt gemaakt is voor
houtgas, ontwikkelt ruim 1/4 van zijn vermogen
minder. Het gas is zeer klopvast, zoodat de
compressie-verhouding hooger gemaakt wordt (tot i : 9)
De voorontsteking neemt iets toe.
Gerekend van een volkomen kouden toestand der
gasgenerator uit kan een motor na zeven minuten
draaien. Na dertig minuten is het max. vermogen
bereikt. Na vijftig minuten treedt een volkomen
stationaire toestand in, d.w.z.: dan zijn alle tem
peraturen, drukkingen, rendementen vrijwel con
stant geworden.
In Nederland zou men ook turf kunnen gebruiken
als vulling voor den generator. In dat geval zou men
spreken van turfgas. Zoolang er echter nog maar
weinig hout-auto's rondrijden, heeft het weinig zin,
ons nog speciaal met turf op te houden.
Ir J. BETHLEM
PAG. 14 DE GROENE No. 3248