De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 2 september pagina 14

2 september 1939 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

Auto's, tnet hout gestookt.... EEN auto die met hout gestookt wordt, dat is inderdaad een aantrekkelijke gedachte. U heeft reeds een paar honderd kilometer gereden door weinig bevolkte streken, dichte bosschen accentueeren de eenzaamheid en juist daar stopt de motor door gebrek aan brandstof. Die brandstof ligt echter voor het grijpen en met weinig moeite verzamelt U wat hout. De kleine bunker wordt gevuld en voort gaat het weer. Dat ge:ft zelfs een gevoel van onafhankelijkheid ten opzichte van de bewoonde wereld, hetgeen bij een gewone auto met zijn tientallen hebbelijkheden niet zoo spoedig ontstaat. De idee van de met hout-gestookte auto is daarbij zoo simpel, dat de leek die in zijn jeugd zijn Jules Verne gelezen heeft, het nogal voor-de-handliggend vindt. Misschien denkt hij met schrik aan een reuzen-ketel die noodig is. Maar dan leeft in zijn herinnering nog wel de stoomwals die vele geasphalteerde wegen heeft helpen maken en die een opmerkelijke bewegelijkheid liet zien ondanks de logheid welke voor het grootste deel gevormd werd door een ketel met toebehooren. HET probleem van de met hout gestookte auto ligt in de wijze waarop men het hout stookt. Inderdaad vertegenwoordigt de stoomwals als afstammeling van den door den ingenieuzen Cugnot in 1770 geconstrueerden stoomwagen een zelf be wegend voertuig dat met hout gestookt kan worden. De werkelijke bedoeling van het feitelijk mislei dend opschrift van dit artikel is: een auto te be schrijven waarvan de motor een arbeidsproces vol brengt overeenkomstig met dat van den normalen benzine-motor. Daarom eerst iets over den benzine-motor. Hoewel de benzine als vloeistof in de tank van de auto wordt gegoten, verliest hij onmiddellijk zijn vloeistof karakter in den verdamper, den z.g. carburateur. Door dezen carburateur passeert de lucht op weg naar het voortstuwend mechanisme. Dit voortstuwend mechanisme draagt de naam van verbrandingsmotor, kortweg genoemd: de motor. De automobielmotor behoort tot het type van den gasverbrandingsmotor. De werking hiervan is in het kort deze: Een mengsel van lucht met een brandbaar gas wordt samengeperst in een cylinder met behulp van een zuiger. Ervaring met een fietspomp heeft een ieder van ons geleerd dat dan de temperatuur stijgt. Het spreekt vanzelf dat een brandbaar gas onder deze omstandigheid door middel van een electrische vonk gemakkelijk tot ontsteking en dus verbranding te brengen is. Deze verbranding verloopt zoo snel dat het woord explosie hier burgerrecht verkregen heeft en men graag spreekt van explosie-motoren. Technisch correcter is het om van een zeer snelle verbranding te spreken. De term explosie spreekt intusschen meer tot onze verbeelding en zonder eenige tegenspraak aanvaardt een ieder de hiermee gepaard gaande sterke drukstijging. De zuiger wordt dus krachtiger teruggeworpen dan deze bij den vorigen z.g. compressie-slag naar binnen geduwd is. Het surplus aan energie dat hierbij ontstaat, doet den motor loopen d.w.z. doet de centrale as, de krukas, met kracht wentelen, welke beweging doorgeleid wordt met behulp van een verlengde as, de cardan-as, naar een stel tandraderen op de achteras, waaraan de wielen zitten. De automobielmotor heeft dus een brandbaar gas noodig. In principe is elk gas bruikbaar, zooals iichtgas, cokesovengas, propaan-, butaan- en me thaangas. Deze gassen worden meegenomen in stalen flesschen samengeperst onder een druk van 200 atmosfeer. Door een klep met vernauwde opening (een z.g. reduceerklep) wordt de druk verminderd en daarna stroomen de genoemde gassen naar den motor. Men kan natuurlijk ook het gas tijdens den rit in den wagen bereiden zooals dit het geval is bij het houtgas, gemaakt uit hout. Terloops zij nog even vermeld, dat door middel van den reeds genoemden carburateur benzine in strikten zin tot een damp wordt gemaakt. Aangezien de temperatuur van de aanzuigbuis vrij hoog is, wordt de benzinedamp dermate ijl dat we beter van gas kunnen spreken. Bij hout is natuurlijk geen sprake van verdampen. Het houtgas wordt op een andere manier verkregen, en wel in een houtgasgenerator. Deze bestaat uit een stalen cylinder, van boven voorzien van een deksel teneinde deze cylinder met stukjes hout te kunnen vullen. De stukgrootte is ongeveer 30 mm. lengte bij 8 mm. breedte en dikte, terwijl zelfs 10 pCt. van de vulling spanen en zaagsel mag zijn. Alle soorten hout kan men gebruiken. Aan den onderkant is de cylinder begrensd door een rooster met gaatjes waaronder een aschbak. Uit deze beschrijving heeft de lezer met eenige phantasie stellig al begrepen dat het hout in brand gestoken wordt. Inderdaad: onmiddellijk boven het rooster brandt het hout. De heete verbrandings gassen strijken langs het daarboven liggend versche hout, waardoor dit gaat verkolen, hetgeen duidt op een zeer typische verbranding n.l. zonder vlam. Het is dus een onvolledige verbranding en de gassen welke daaruit ontstaan kunnen klaarblijkelijk nog verder verbranden. EEN heel eenvoudige proefneming zal U daarvan overtuigen. Steek twee lucifers aan. Blaas er een uit en houdt deze onmiddellijk daarna boven de tweede die nog brandt, maar buiten het bereik van de vlam. U zult dan zien dat deze uitgeblazen lucifer dadelijk weer gaat branden. Waarom ? Wel, aan het gedeelte dat brandt, grenst de nog onverbrande lucifer. Op en nabij deze grens speelt zich dus een onvolledige verbranding af, ook wel genoemd droge destillatie". De gassen die hierbij ontstaan zijn slechts ten deele verbrand en kunnen dus verder verbranden. Deze tweede verbranding geeft mér warmte dan de eerste: vandaar de vlam-verschijnselen. Zorgvuldige proefnemingen met den houtgas generator hebben ons nu geleerd dat nabij den onderkant van den cylinder binnenwerks moet worden aangebracht een vernauwing en dat in deze vernauwing centraal moet uitmonden een buis voor versche lucht, en meer van dergelijke finesses. Ongeveer ter halver hoogte is in den cylindrischen mantel van den houtgasgenerator een opening aangebracht waardoor het houtgas wordt afgevoerd door middel van een daarop aansluitende buisleiding. Alvorens in den verbrandingsmotor gebruikt te worden, wordt het houtgas grondig gereinigd. Asch, stof, teer, roet, waterdamp e.d. moeten verwijderd worden. Hierdoor wordt tevens een afkoeling tot stand gebracht. De gassen zijn namelijk te heet om , Bij DE AFBEELDINGEN Links: Een Japanse/? soldaat vult den houtvoorraad van zijn vrachtauto aan. Rechts: Aan den hout-tank in Frankrijk, waar reeds 8.000 met hout gestookte auto's rondrijden. zonder meer in den motor gebruikt te kunnen worden. Het houtgas passeert ten slotte een klep, of juister een kleppensysteem waarin een menging plaats vindt met versche buitenlucht. Deze lucht wordt rechtstreeks uit de buitenlucht aangezogen. We moeten namelijk goed bedenken dat de motor een zuigende werking uitoefent op de aanvoerbuis, zoodat een open verbinding met de buitenlucht geen houtgas doet ontsnappen. Deze zuigkracht veroorzaakt in den houtgas generator een trek overeenkomstig de trek bij een normale kachel. Het is daarom ook begrijpelijk dat we bij het begin den trek kunstmatig moeten op wekken door middel van een ventilator. Een andere oplossing is de volgende. Men laat den motor starten op benzine. In de aanzuigleiding heerscht dan een onderdruk die den trek in de hout gasgenerator veroorzaakt. Na een paar minuten schakelt men over op houtgas. Nadrukkelijk wil ik hier opmerken dat deze gang van zaken alleen noodzakelijk is bij het begin van den dag. Eenmaal in gebruik zijnde produceert de generator genoeg houtgas om den motor na eenigen stilstand weer in bedrijf te nemen. MISSCHIEN zijn eenige lezers blijven stilstaan bij de vergelijking met een kachel. Een kachel verbruikt toch brandstof, zullen zij zeggen. Inder daad ! De houtgasgenerator verbrandt een zeker gedeelte van het hout, ongeveer 20 pCt. We spreken dan van een rendement van den generator van 80 pCt. m.a.w. 0,8 van de verbrandingswarmte van het hout wordt naar den motor gevoerd. De hedendaagsche verbrandingsmotor zet hiervan 1/3 om in nuttige energie welke wordt afgegeven aan de cardan-as. Tenslotte nog eenige cijfers die globale waarden aangeven. Per p.k. is noodig 0,8 K.G. hout. Altijd wordt hierbij bedoeld luchtdroog hout. 2,2 K.G. luchtdroog hout is gelijkwaardig met i liter benzine. Een benzinemotor die geschikt gemaakt is voor houtgas, ontwikkelt ruim 1/4 van zijn vermogen minder. Het gas is zeer klopvast, zoodat de compressie-verhouding hooger gemaakt wordt (tot i : 9) De voorontsteking neemt iets toe. Gerekend van een volkomen kouden toestand der gasgenerator uit kan een motor na zeven minuten draaien. Na dertig minuten is het max. vermogen bereikt. Na vijftig minuten treedt een volkomen stationaire toestand in, d.w.z.: dan zijn alle tem peraturen, drukkingen, rendementen vrijwel con stant geworden. In Nederland zou men ook turf kunnen gebruiken als vulling voor den generator. In dat geval zou men spreken van turfgas. Zoolang er echter nog maar weinig hout-auto's rondrijden, heeft het weinig zin, ons nog speciaal met turf op te houden. Ir J. BETHLEM PAG. 14 DE GROENE No. 3248

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl