De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 9 september pagina 10

9 september 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven Oude liederen van Albert Heiman TOEN enige jaren geleden Anton van Duinkerken zijn breed-gecommentarieerde bloemlezing van de Dichters der Contra-Reformatie" uitgaf, werd zijn werk voor velen een openbaring, omdat men zich er nog weinig rekenschap van gegeven had, dat in die dagen van bitterste geloofsstrijd en nieuwe conso lidering van onze staatkundige zelfstandigheid, iets van de middeleeuwse vroomheid was blijven voort leven in de poëzie, en zich ook in het kamp dergenen die angstvallig vasthielden aan de traditie en generlei hervorming" wensten, schier onmerkbaar de overgang naar de Renaissance voltrokken, werd die op dit gebied de weliswaar historisch-gerechtvaardigde, maar naar de inhoud toch ietwat misleidende naam van ContraReformatie" kreeg. Het geluid van de door Van Duinkerken bijeen gezochte dichters klonk des te opvallender, omdat men zich ook weinig of niet bekommerd had om de dichtkunst der tegenpartij. Men had al zijn aandacht besteed aan de agressiviteit en het heroïsme in de geloofsstrijd; men zag de poëtische weerslag daarvan hoofdzakelijk in de geuzenliederen met hun voorna melijk verhalende en satyrieke inhoud. De rest, de Souterliedekens en de verschillende Psalmvertalingen bij voorbeeld, bezat een zo schamele literaire waarde, dat men daaruit onwillekeurig, zij het ten onrechte, afleidde dat een tijdperk van zoveel hardnekkige twist en zo hevige kamp zonder kwartier, zulk een echt tijdperk van overgang op ieder gebied, niet veel winst aan dichterlijke waarden zou kunnen opleveren. Vandaar de verrassing die Van Duinkerken wist te bezorgen. Toch bleef de noodzakelijke aanvulling van zijn werk, een panorama van de dichtkunst der Refor matie zo die er was, en dat kon men na de Bloem lezing der Contra-Reformatie wel vermoeden nog geruime tijd ontbreken. Het wachten daarop is ons intussen ruimschoots vergoed door de gedegenheid waarmee een zo uit stekend kenner van de protestantse poëzie als dr. W. A. P. Smit het werk heeft ondernomen in zijn overzicht met bloemlezing, getiteld Dichters der Reformatie in de i6e Eeuw, i) een boek dat bovendien het voordeel heeft sommige misvattingen van Van Duinkerken rustig en zakelijk te herstellen, zonder daarbij in een polemische toon te vervallen, die niet thuis hoort in een geschrift dat in de eerste plaats tot taak heeft te oriënteren. DOORDAT de heer Smit zijn taak grondig heeft aangepakt, is dit boek niet alleen voor de lief hebbers van onze letteren hoogst lezenswaardig ge worden, maar ook voor al degenen die belangstellen in de godsdienstige en geestelijke ontwikkelingsge schiedenis van-ons volk, en die hier zonder partijdig heid of animositeit een vrij ingewikkelde episode be studeerd vinden. Vooral de geschiedenis der Weder dopers is hier goed tot haar recht gekomen, evenals de stilzwijgende coalitie van Roomsen en Luthersen die elkander niets toegaven in wreedheid" tegen deze fanatieke idealisten welke n kerkorde n staatsleer bedreigden. Zulk een in slechts een twintigtal bladzijden mees terlijk samengevatte historie vormt evenwel alleen de onmisbare achtergrond voor de ontwikkelingsge schiedenis van de geestelijke poëzie der Protestanten. En daar de tegenstelling die vóór de Hervorming be stond tussen de ondogmatische vroomheid der devoten en de officiële kerkleer ook daarna volstrekt niet weggenomen werd, zien wij al aanstonds, met veel grotere duidelijkheid dan bij de dichters der ContraReformatie, twee onderling sterk verschillende soorten van protestantse poëzie: een meer persoonlijke, piëtis tische,- en een meer officiële, nauwkeuriger aan het bijbelwoord vasthoudende, voor collectief gebruik. Dit is niet precies hetzelfde onderscheid als dat wat dr. Smit maakt. Hij beziet de zaak meer historisch en volgens haar evolutie, en onderscheidt dan: een lijn die van het Sacramentistische lied over de schrif tuurlijke liedekens naar Camphuysen en Luyken loopt, terwijl een andere van de rederijkerspoëzie over Fruytiers en Van Mander naar de meer culturele vers kunst van Marnix, Revius en Dullaert voert." Het onderscheid schijnt mij juist, maar meer gemaakt naar formele dan naar essentiële normen. Wanneer de Sacramentisten met hun typische overgangsvorm van innerlijke hervorming bij uiterlijk vasthouden aan veel van den ouden gelove zich nagenoeg uit sluitend beperkten tot het lied, dan komt het eerst en vooral, omdat hun geloofsstemming vasthield aan die oude liturgische vormen waarbij het gezang een on misbaar onderdeel van de godsdienstoefening was. nieuwe vromen Maar inplaats van het vroegere zinloos geworden kerkgezang kwam het nieuwe, zinvolle en persoonlijke. Bij de andere groeperingen die tot een radicalere breuk met het verleden kwamen, en vooral bij die welke toch de gemeente boven het individu stelden, moest de geestelijke poëzie vanzelf gaan kwijnen nadat er voorzien was in de geüniformeerde, bijna zakelijke" behoefte der gelovigen. Poëzie is nu eenmaal, vooral bij haar geboorte, eïn uitermate individuele expressie. En dit geldt van de geestelijke dichtkunst evenzeer als van de wereldlijke. EEN merkwaardige tussenvorm is dan de halftheologiserende (en satyrisch-moraliserende), half-lyrische poëzie der met protestantisme besmette Rederykers, die in hun bombastische ongedwongenheid plotseling door Alva de mond dichtgeslagen krijgen, en die dan, als het ware introverterend en aan diepte winnend, zulke alleszins appreciabele figuren voort brengen als Cornelis Crul en Hertel Boeckx, die toe vallig beiden door Van Duinkerken ten onrechte tot de dichters der Contra-Reformatie werden gerekend, en nu weer door dr. Smit zijn opgeëist voor de Pro testanten. Dit over-en-weer zeulen is kenmerkend voor het geringe onderscheid dat er feitelijk bestaat in de geestesgesteltenis van de dichters der verschillende tegenpartijen. Men moet soms met alle juridische spitsvondigheid de woorden ziften en tegen elkaar opwegen, om te kunnen uitmaken aan welke kant de dichter staat. Want de algemene attitude van al deze verzen is dezelfde, en het is een en dezelfde geest des tijds die door de gelederen van vriend en vijand waait. Van Boeckx, den man die geestelijke liederen schreef op de vooisen van vrij obscene wereldse gezangen, is overigens een van de allerbeste gedichten uit deze bloemlezing: het lied van den Geestelijken Jager, dat goed laat zien tot hoeveel oprechte poëzie deze rederijkende mannen in staat waren, zodra zij een ogenblik hun pose vergaten en werden meegesleept door dat gene wat het diepst in hen leefde. De tegenhanger hiervan biedt Van Mander, die als wij mogen geloven dat dr. Smit een keus deed uit het beste van zijn gewijde dichtconst, zelfs in optima forma" regels laat lezen als: Om wijslijk wijs Zijn wijze wijsheid vieren." En de rest navenant. Waar in sommige protestants-gelovige kringen, en naar ik meen zelfs onder veel dichtende jongeren", allerlei zonderlinge opvattingen heersen omtrent de verhouding van kunst en religie, meestal te herleiden tot vraagstukken betreffende het antagonisme tussen aesthetiek en bruikbaarheid, is het in hoge mate verheugend te kunnen constateren dat een autoriteit uit dit milieu als dr. Smit van de gelegenheid gebruik gemaakt heeft, om uiteen te zetten waar en in hoeverre hij in zijn bloemlezing artistieke normen heeft doen gelden, en om welke redenen hij sommige andere verzen waardeerde. Dit is niet meer dan fair; maar het gebeurde tevens met een zo volledige erkenning van het aesthetische argument, dat er geen misvatting meer mogelijk is en ook de lastigste lezer ermee ver zoend raakt, dat er onder de geboden verzen eigenlijk maar zo weinig te vinden is dat een gave schoonheid bezit en de vergelijking met andere, volwaardige poëzie kan doorstaan. ONZE aesthetische waardering van vandaag is een heel andere dan die van de tijdgenoten van deze dichters. Maar de traditie en de collectiviteit waartoe sommigen onzer behoren, brengen ons weer terug tot die tijdgenoten. Daarom is menig protestant vandaag in staat de psalmvertaling van Datheen ook mooi" te vinden, zoals menige katholiek niet meer in staat is de lelijkheid van vele heiligenbeelden te zien. Alleen mag dit nooit een reden zijn tot afwijzing van het aesthetische ar gument over de hele linie. Bij den hedendaagsen mens interfereert de aesthetische waardering voortdurend, en terecht zegt dr. Smit dan ook: Wij vragen niet enkel naar de inhoud der belijdenis, maar tevens naar een verwoording daarvan door de ontroerde mensen ziel." Het algemeen-samenbindende, het religieuze" in zijn uitgebreidste betekenis dus, heeft slechts waarde als het op ons terugstraalt, geconcentreerd door de lens van een sterke persoonlijkheid. Mij dunkt dat de jonge protestantse critici hier een sleutel vinden voor al hun artistieke gewetensvragen. Hun normen dienen niet enger, maar talrijker te zijn dan die der heidenen." i) Uitgave Wolters, Groningen 1939. OUDE EN NI op de W erelotentoons NEW York en San Francisco, Amerika's groote havens aan den Atlantischen en Stillen Oceaan, zijn meer dan twee concurfeerende wereldsteden: het zijn twee werelden. Zoo zijn ook de Wereldtentoonstellingen, zoowel te New York als te San Francisco plaats hebbend, even verschillend als deze twee steden, als hun inwoners, als het Oosten en het Westen van Noord-Amerika. De reiziger, die van New York komend, dwars door het vruchtbare Midden-Westen, door de zoutwoestijnen en si<?rras, Californiëbinnenkomt, ontdekt aan de kust het sprookjesachtige panorama van San Francisco. Rondom den baai, tegen een heuvelachtig achterland, ligt de stad met haar breede boulevards, de wolkenkrabbers en de gewel dige bruggen die San Francisco met het Yerba Buena-eiland en met Oakland verbinden. Midden in de baai ligt het nieuwste wereldwonder, het kunstmatige Treasure Island" met de torens en gebouwen der Golden Gate Wereldtentoonstelling. New York is de stad der superlatieven, de stad der hoogste wolkenkrabbers, der duurste Rembrandt's, der grootste gangsters. Als de stad, zoo ook de wereldtentoonstelling. Alles is overtreftende trap: ze beslaat een record aantal vierkante mijlen, verwachtte een record aantal bezoekers, heeft een record onkosten budget en er zal wel een recordwonder moeten gebeuren of er komt een superrecord deficit. HEEL anders de westkust en San Francisco. De Latijnsche geest, een overblijfsel der Spaansche kolonisatie, verzacht hier de Amerikaansche yankee mentaliteit. Hier is minder haast en drukte, meer levensvreugde, meer harmonie, meer nonchalance en meer schoonheid. De Golden Gate Wereldten toonstelling is minder uitgebreid dan New York's World's Fair. Maar ze is een organisch geheel, over zichtelijk en veelzijdig zonder vermoeiend te zijn. Beide wereldtentoonstellingen hebben een afdeeling Meesterwerken van Oude Kunst". Over de New York-sche heeft De Groene in een vorig nummer bericht. Het is een typisch Amerikaansche show" waar den nadruk op de dozijnen schilderijen van Rembrandt, Frans Hals en Van Dijck gelegd is. In San Francisco zijn de organisatoren van een ander standpunt uitgegaan. De groote meesters zijn elk met een of twee werken vertegenwoordigd, maar het zijn werkelijk meesterwerken. Dit slaat vooral op de Italiaansche school. De Hollandsche afdeeling is minder uitgebreid dan te New York en de keuze is minder interessant dan die der Italianen. Een der redenen is, dat de Italiaansche regeering voor propagandadoeleinden een groot aantal museum stukken beschikbaar gesteld heeft, terwijl andere landen in dit opzicht minder tegemoetkomend waren. BOTTICELLI's beroemde Geboorte van Venus" heef t het kleine zaait j e der Uffizi" in Florence verlaten en beheerscht hier de groote Italiaansche zaal. Aan den muur daartegenover hangt Titiaan's Portret van Paus Paul III" uit het Nationaal Museum in Napels, een der prachtigste portretten die ooit in Europa geschilderd zijn. Dezelfde zaal herbergt Raphael's Madonna della Sedia" uit het OUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) Tl KOT l N DEN HAAG - NASSAUPL-EIN 6 EASTERN ART D. A. Hoogendijk & Co. Keizersgracht 640 b ij de Vijzelstraat AMSTERDAM OUDE SCHILDERIJEN PAG. 10 EN II DE GROENE No. 3249

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl