Historisch Archief 1877-1940
UITHUJZIGHEDEN
Die kleine Hoheit" als ondertitel
draagt, speelt een grensincident een
belangrijke rol, zij het ook, dat dit
inciStadslnventaris
De stad in den regen
DE regen is iets wisselvalligs. Thans
regent het. Maar straks, wellicht
juist als gij dit leest, straalt de zon.
Niet de zon is wisselvallig. De zon is
het goede, dat eeuwig is. Maar de regen
is het slechte, dat voorbijgaat. En net
als men denkt, dat het slechte nu voor
eeuwig voorbij is, begint het weer te
regenen.
De stad in de regen is glimmend en
nat. Soms naargeestig, soms verkwik
kend. Als een wind blaast, plenst de
regen in het gezicht. In portieken ko
men vlagen haar binnen, de regen spat
op tegen het plaveisel. Als de wind niet
waait, stroomt de regen naargeestig
naar beneden, steeds maar naar bene
den. Dan is de stad somber en verlaten.
Er zijn regens, die op het land een
einde maken aan de droogte. De aarde
zuigt hen op, zij zuigt zich vol met het
goede water. Maar in de stad is de regen
lastig en de menschen verwensenen
hem.
Het voordeel van de regen is, dat hij
kan ophouden. Het nadeel van het
goede weer is hetzelfde. De regen heeft
op het mooie weer dus iets voor. Maar
dat is ook het eenige.
Verder is de regen in de herfst als
zoo veel: ongewenscht maar voorbij
gaand. De fietsers gaan weer rijden, de
taxis spatten niet meer en de zon breekt
door. Wellicht, als u het leest, is het
stralend, droog weer. Maar thans, nu
ik dit schrijf, huilen de huizen in de
straat van het natte water. Regen in de
stad zijn de tranen der menschen om
het verlaten van akkers en bosschen.
Tot het weer droog is. Dan is het hier
best uit te houden.
Tooneel
Het is er geen tijd voor,
(Centraal Theater)
IS het er nu tijd voor? Het raakt een
vraagstuk, dat ons zeer ter
harte gaat: is het nu tijd voor een
comedie of slechts voor een tragedie?
Dit is de achtergrond van dit meester
lijke stuk, dat een comedie werd,
die een groot New Yorksch succes was
en die meesterlijk geschreven is.
Meesterlijk. Zij bespreekt dat, wat
wij voelen; het is een blijspel welks han
deling speelt ten tijde van den
Spaanschen burgeroorlog, een vroeger sta
dium van den strijd die nu woedt; en
het vraagstuk luidt: mogen wij door
gaan met dat wat ons bezig houdt of
mogen wij ons slechts verdiepen in de
gruwelen en den dood?
In werkelijkheid gaat het over een
blijspelschrijver, die getrouwd is met
de actrice, die in al zijn stukken
de hoofdrol speelt. Maar plotseling
wordt hij serieus", begint hij zich
te vermeien in de tragiek van het
leven en gaat hij kosmisch" denken.
Niet uit eigen initiatief, maar daarin
geholpen door een jonge, rijke vrouw,
die in hem den grooten tragedie
schrijver meent te ontdekken. Welke
vrouw zal het winnen? De actrice
of de dweepster? Is het nu tijd voor
een comedie of een tragedie?
Die schrijver werd een prachtige
rol voor Cees Laseur, een nieuwe Cees
Laseur, geheel veranderd in dien
kinderlijken, recalcitranten,
impulsieven en knappen blijspelschrijver, die
een uitstap maakt naar de tragedie,
die niet bij hem past. En zijn vrouw,
de actrice, is een groote rol van Fientje
de la Mar, hartstochtelijk, vrouwelijk,
warm en krachtig, maar zonder die
geestige intelligentie waardoor Laseur's
rol n verheuging werd. Welk een
subliem geschreven en welk een voor
treffelijk gespeeld samen gaan van
den man en de vrouw en welk een
menschelijk begrip bij het conflict
met de derde, een leeg en geëxalteerd
vrouwtje, door Rie Gilhuys met zorg
gespeeld.
Bij dit stuk mogen wij niet klagen
over verval van het tooneel" of hoe
wij dat noemden. Hier is hét! Brillant,
van inhoud, geest, gevoel. Groot van
spel.
In de bijrollen zeer goed een ver
waand, leeghoofdig publicist en
salonheld van Joan Remmelts, een drooge
bankier van Cor Hermus en een
luidruchtige, grappige negerin van
Péronne Hosang. De decors van
Arend Hauer verdienen gelijke lof.
Tenslotte nog een goed woord voor de
geestige vertaling van Jan van Ees
van Behrman's prachtige stuk.
Operette
Die kleine Hoheit,
(Hollandsche Schouwburg)
ZELFS de operette heeft zich aan
gepast, want in dit vroolijke
zangspel uit den goeden ouden tijd, zooals
MIJN VRIEND, DE THUISZITTER
over: DE KACHEL
ER is niets", aldus mijn vriend, de Thuiszitter en hij nam een
slok van een warme kop chocolade en knabbelde aan zijn be
schuitje, er is niets dat er gaat boven de gezelligheid van een lekkere,
warme kachel. Zet je voeten er niet op. Dat geeft vlekken. Een kachel
gaat verre boven de uitgezochtste vermaken. Voor mij geen champagne
en oesters in tochtige maar dure restaurants met verwende maar dure
vrouwen. Geef mij maar een kop chocolade bij een warme kachel. Ik
weet al," aldus mijn vriend, wat je zeggen wil. Maar het meisje is
uitgegaan en ik kan voor jou toch geen chocolade gaan koken? De
kachel is het symbool van de huiselijkheid. En wat gaat er boven
thuiszitten? Niets. Jij, die den heelen dag op pad bent, op reportages, naar
en van je redactiekantoor, door regen en wind, loopend of met de fiets
welk een absurd vervoermiddel: trappen om te rijden jij beseft niet
de waarde van een warme eigen haard; of wou j e soms beweren van wel ?
De fout van de menschen is, dat ze de kachel minachten. Dat begint
al met de centrale verwarming. En het eindigt met oorlog, hoe naar
ik het vind, om het te moeten zeggen. Wordt maar niet boos. En spaar
me je argumenten. Al die menschen zaten ook graag rustig thuis.
Maar blijkbaar vinden ze hun geschillen belangrijker dan de kachel."
Ik werd ernstig boos op mijn vriend. Welk een lichtzinnige taal.
En daarom zal ik je wat zeggen. De regeeringen moesten de onder
danen van bevriende landen leuke en prettige kachels cadeau doen.
Dacht je dat er dan nog ooit kans was op gewelddadige conflicten?"
Ik stond op om te gaan. Bah," zei ik, wat naar gezegd !"
Ja," zei mijn vriend, dat vond ik zelf ook al. Denk maar niet, dat
jij dat alleen merkt. Jammer, zelfs die idee moest ook nog van mij
komen !"
Uniformen, zingen, graven en vorsten:
Fritz Hirsch operette
dent zijn oplossing vindt in een huwe
lijk van de betrokken vorstelijke per
sonen. Waarmee dat uit den goeden
ouden tijd" verklaard is.
Maar overigens blijft ook deze ope
rette wat zij moet zijn, een luchtig
zangspel met vorstelijke personen en
schoone uniformen, met dreigende
mésalliances, een Prinzessin von
Sondersheim, die zich niet stoort aan hof
etiquette en verliefd wordt op den
doodgewonen Dr. Fels, die gelukkig
een zoon van den Fürst von
BergenBreitenfels blijkt te zijn en eenige
kluchtige nevenintrigues, die alle
uitloopen op liefdesduetten en gelukkige
hereenigingen. Fritz Hirsch weet wat
operette is en hij brengt zoo'n geval
met alle kleur en levendigheid, die
gewenscht is. Zelf blijft hij een onverbeter
lijke komischer Alte", die graag de
actualiteit in zijn monologen betrekt
en die zich ditmaal aan zijn naam
Hermann" en aan zijn ambt van mi
nister-president verplicht voelt iedere
vijf minuten in een nieuw uniform te
verschijnen. Ondanks de reminiscentie,
die hij hiermee wekt, zou men
wenschen, dat iedere minister-president
zoo was, zoo geestig, zoo diplomatiek,
zoo elegant....
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiHiiiiiiiiiiiiiiii
IIIIIIIIIIIIIIMUIIIIIIIIIIIIIII
KLEINE
PERIKELEN
pROFITEERENDE van het
l gezonde verstand, dat in
deze dagen hier en daar zoek is,
zijn wij met ons gansche gezin
naar de spoorwegtentoonstelling
geweest, daartoe aangemoedigd
door de enthousiaste verhalen in
De Groene, het gedicht o.a. van
meneer Fortuin en de prentjes
van meneer boost, die zijn naam
altijd met een kleine b schrijft,
net als Nisse, die nog steeds niet
aan de hoofdletters toe is, behalve
dan die van chocolade....
Wij hebben er een dag van ge
maakt, zijn met het treintje rond
gereden, hebben limonade ge
dronken en ons in het algemeen
gedragen alsof er geen narigheden
bestonden. Met andere woorden,
wij lieten den oorlog aan den in
gang achter, in de file, in de stille
hoop dat het onding bij ons vertrek
er niet meer zou staan. Wij namen
trouwens een anderen uitgang.
Doch toen wij dan in het
ouderwetsche treintje zaten, dachten
wij weemoedig aan de dagen toen
snelheden als van het kleine
treintje de wereld verschrikten,
onbewust dat er nog snellere din
gen zouden komen en gevaarlijker
tevens. Hoe plezant en stil was
het leven toen! Een hollend paard
was een verschijning waar je nog
dagen over kon praten. Het was
zoo ongeveer de tijd van de Camera
Obscura, een boek dat net zoo
oud geworden is als de Spoorwegen
en nog in het minst niet verouderd,
want wij hebben nog dezelfde
menschen van vervelenden,
vriendelijken en opwekkenden aard,
ook de eigenwijze. Hoe lang zal
het duren voor de wereld weer
zoo stil en rustig is geworden als
de Haarlemmerhout van toen.
Wij werden melancholiek bij die
gedachte en gingen met de tram
naar huis, om benzine te sparen.
De conducteur was in een van die
bloeddorstige neutrale gesprekken
gewikkeld die men soms op het
achterbalcon vernemen kan
wat hij van enkele, mij, als neu
trale persoon, onbekende staats
hoofden zeide, had ons direct
in een tachtig] arigen oorlog ver
wikkelen kunnen en het is een
voudig fantastisch wat zich alzoo
in het hoofd van een conducteur
ontwikkelen kan. De wreedheid
van Pizarro en de doortastende
zakelijkheid van een Fernando
Cortèz, waren de kwellingen van
een kinderspeeltuin, in verge
lijking met zijn wraakzuchtige
plannen....
U schendt onze neutraliteit,
man!" zeide ik tegen hem.
Als ik uw man was zou ik me
verdrinken", zei hij. Pedon da
me!" liet hij er op volgen, toen
hij de betrekkingen raadde die
er tusschen mij en Gissebestonden.
Ze trapte mij namelijk duidelijk
op de teenen en met mijn au"!
was de godsvrede op het achter
balcon hersteld. De kinderen
zaten binnen met de neuzen tegen
het raam en stoorden enkele
dames, die meenden dat bij ons"
vroeger zoo iets niet mogelijk zou
zijn geweest.
Toen wij thuis kwamen, bleek
dat een hoeveelheid zand van den
zolder door enkele kleine gaatjes
naar beneden gesijpeld was in de
slaapkamer van de kinderen, die
dit verrukkelijk vonden. Wat een
tijden! J. VAN HOORN
PAG. 14 DE GROENE No. 3252