De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 30 september pagina 14

30 september 1939 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

UITHUJZIGHEDEN Die kleine Hoheit" als ondertitel draagt, speelt een grensincident een belangrijke rol, zij het ook, dat dit inciStadslnventaris De stad in den regen DE regen is iets wisselvalligs. Thans regent het. Maar straks, wellicht juist als gij dit leest, straalt de zon. Niet de zon is wisselvallig. De zon is het goede, dat eeuwig is. Maar de regen is het slechte, dat voorbijgaat. En net als men denkt, dat het slechte nu voor eeuwig voorbij is, begint het weer te regenen. De stad in de regen is glimmend en nat. Soms naargeestig, soms verkwik kend. Als een wind blaast, plenst de regen in het gezicht. In portieken ko men vlagen haar binnen, de regen spat op tegen het plaveisel. Als de wind niet waait, stroomt de regen naargeestig naar beneden, steeds maar naar bene den. Dan is de stad somber en verlaten. Er zijn regens, die op het land een einde maken aan de droogte. De aarde zuigt hen op, zij zuigt zich vol met het goede water. Maar in de stad is de regen lastig en de menschen verwensenen hem. Het voordeel van de regen is, dat hij kan ophouden. Het nadeel van het goede weer is hetzelfde. De regen heeft op het mooie weer dus iets voor. Maar dat is ook het eenige. Verder is de regen in de herfst als zoo veel: ongewenscht maar voorbij gaand. De fietsers gaan weer rijden, de taxis spatten niet meer en de zon breekt door. Wellicht, als u het leest, is het stralend, droog weer. Maar thans, nu ik dit schrijf, huilen de huizen in de straat van het natte water. Regen in de stad zijn de tranen der menschen om het verlaten van akkers en bosschen. Tot het weer droog is. Dan is het hier best uit te houden. Tooneel Het is er geen tijd voor, (Centraal Theater) IS het er nu tijd voor? Het raakt een vraagstuk, dat ons zeer ter harte gaat: is het nu tijd voor een comedie of slechts voor een tragedie? Dit is de achtergrond van dit meester lijke stuk, dat een comedie werd, die een groot New Yorksch succes was en die meesterlijk geschreven is. Meesterlijk. Zij bespreekt dat, wat wij voelen; het is een blijspel welks han deling speelt ten tijde van den Spaanschen burgeroorlog, een vroeger sta dium van den strijd die nu woedt; en het vraagstuk luidt: mogen wij door gaan met dat wat ons bezig houdt of mogen wij ons slechts verdiepen in de gruwelen en den dood? In werkelijkheid gaat het over een blijspelschrijver, die getrouwd is met de actrice, die in al zijn stukken de hoofdrol speelt. Maar plotseling wordt hij serieus", begint hij zich te vermeien in de tragiek van het leven en gaat hij kosmisch" denken. Niet uit eigen initiatief, maar daarin geholpen door een jonge, rijke vrouw, die in hem den grooten tragedie schrijver meent te ontdekken. Welke vrouw zal het winnen? De actrice of de dweepster? Is het nu tijd voor een comedie of een tragedie? Die schrijver werd een prachtige rol voor Cees Laseur, een nieuwe Cees Laseur, geheel veranderd in dien kinderlijken, recalcitranten, impulsieven en knappen blijspelschrijver, die een uitstap maakt naar de tragedie, die niet bij hem past. En zijn vrouw, de actrice, is een groote rol van Fientje de la Mar, hartstochtelijk, vrouwelijk, warm en krachtig, maar zonder die geestige intelligentie waardoor Laseur's rol n verheuging werd. Welk een subliem geschreven en welk een voor treffelijk gespeeld samen gaan van den man en de vrouw en welk een menschelijk begrip bij het conflict met de derde, een leeg en geëxalteerd vrouwtje, door Rie Gilhuys met zorg gespeeld. Bij dit stuk mogen wij niet klagen over verval van het tooneel" of hoe wij dat noemden. Hier is hét! Brillant, van inhoud, geest, gevoel. Groot van spel. In de bijrollen zeer goed een ver waand, leeghoofdig publicist en salonheld van Joan Remmelts, een drooge bankier van Cor Hermus en een luidruchtige, grappige negerin van Péronne Hosang. De decors van Arend Hauer verdienen gelijke lof. Tenslotte nog een goed woord voor de geestige vertaling van Jan van Ees van Behrman's prachtige stuk. Operette Die kleine Hoheit, (Hollandsche Schouwburg) ZELFS de operette heeft zich aan gepast, want in dit vroolijke zangspel uit den goeden ouden tijd, zooals MIJN VRIEND, DE THUISZITTER over: DE KACHEL ER is niets", aldus mijn vriend, de Thuiszitter en hij nam een slok van een warme kop chocolade en knabbelde aan zijn be schuitje, er is niets dat er gaat boven de gezelligheid van een lekkere, warme kachel. Zet je voeten er niet op. Dat geeft vlekken. Een kachel gaat verre boven de uitgezochtste vermaken. Voor mij geen champagne en oesters in tochtige maar dure restaurants met verwende maar dure vrouwen. Geef mij maar een kop chocolade bij een warme kachel. Ik weet al," aldus mijn vriend, wat je zeggen wil. Maar het meisje is uitgegaan en ik kan voor jou toch geen chocolade gaan koken? De kachel is het symbool van de huiselijkheid. En wat gaat er boven thuiszitten? Niets. Jij, die den heelen dag op pad bent, op reportages, naar en van je redactiekantoor, door regen en wind, loopend of met de fiets welk een absurd vervoermiddel: trappen om te rijden jij beseft niet de waarde van een warme eigen haard; of wou j e soms beweren van wel ? De fout van de menschen is, dat ze de kachel minachten. Dat begint al met de centrale verwarming. En het eindigt met oorlog, hoe naar ik het vind, om het te moeten zeggen. Wordt maar niet boos. En spaar me je argumenten. Al die menschen zaten ook graag rustig thuis. Maar blijkbaar vinden ze hun geschillen belangrijker dan de kachel." Ik werd ernstig boos op mijn vriend. Welk een lichtzinnige taal. En daarom zal ik je wat zeggen. De regeeringen moesten de onder danen van bevriende landen leuke en prettige kachels cadeau doen. Dacht je dat er dan nog ooit kans was op gewelddadige conflicten?" Ik stond op om te gaan. Bah," zei ik, wat naar gezegd !" Ja," zei mijn vriend, dat vond ik zelf ook al. Denk maar niet, dat jij dat alleen merkt. Jammer, zelfs die idee moest ook nog van mij komen !" Uniformen, zingen, graven en vorsten: Fritz Hirsch operette dent zijn oplossing vindt in een huwe lijk van de betrokken vorstelijke per sonen. Waarmee dat uit den goeden ouden tijd" verklaard is. Maar overigens blijft ook deze ope rette wat zij moet zijn, een luchtig zangspel met vorstelijke personen en schoone uniformen, met dreigende mésalliances, een Prinzessin von Sondersheim, die zich niet stoort aan hof etiquette en verliefd wordt op den doodgewonen Dr. Fels, die gelukkig een zoon van den Fürst von BergenBreitenfels blijkt te zijn en eenige kluchtige nevenintrigues, die alle uitloopen op liefdesduetten en gelukkige hereenigingen. Fritz Hirsch weet wat operette is en hij brengt zoo'n geval met alle kleur en levendigheid, die gewenscht is. Zelf blijft hij een onverbeter lijke komischer Alte", die graag de actualiteit in zijn monologen betrekt en die zich ditmaal aan zijn naam Hermann" en aan zijn ambt van mi nister-president verplicht voelt iedere vijf minuten in een nieuw uniform te verschijnen. Ondanks de reminiscentie, die hij hiermee wekt, zou men wenschen, dat iedere minister-president zoo was, zoo geestig, zoo diplomatiek, zoo elegant.... iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiHiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIIIIIIIIIIMUIIIIIIIIIIIIIII KLEINE PERIKELEN pROFITEERENDE van het l gezonde verstand, dat in deze dagen hier en daar zoek is, zijn wij met ons gansche gezin naar de spoorwegtentoonstelling geweest, daartoe aangemoedigd door de enthousiaste verhalen in De Groene, het gedicht o.a. van meneer Fortuin en de prentjes van meneer boost, die zijn naam altijd met een kleine b schrijft, net als Nisse, die nog steeds niet aan de hoofdletters toe is, behalve dan die van chocolade.... Wij hebben er een dag van ge maakt, zijn met het treintje rond gereden, hebben limonade ge dronken en ons in het algemeen gedragen alsof er geen narigheden bestonden. Met andere woorden, wij lieten den oorlog aan den in gang achter, in de file, in de stille hoop dat het onding bij ons vertrek er niet meer zou staan. Wij namen trouwens een anderen uitgang. Doch toen wij dan in het ouderwetsche treintje zaten, dachten wij weemoedig aan de dagen toen snelheden als van het kleine treintje de wereld verschrikten, onbewust dat er nog snellere din gen zouden komen en gevaarlijker tevens. Hoe plezant en stil was het leven toen! Een hollend paard was een verschijning waar je nog dagen over kon praten. Het was zoo ongeveer de tijd van de Camera Obscura, een boek dat net zoo oud geworden is als de Spoorwegen en nog in het minst niet verouderd, want wij hebben nog dezelfde menschen van vervelenden, vriendelijken en opwekkenden aard, ook de eigenwijze. Hoe lang zal het duren voor de wereld weer zoo stil en rustig is geworden als de Haarlemmerhout van toen. Wij werden melancholiek bij die gedachte en gingen met de tram naar huis, om benzine te sparen. De conducteur was in een van die bloeddorstige neutrale gesprekken gewikkeld die men soms op het achterbalcon vernemen kan wat hij van enkele, mij, als neu trale persoon, onbekende staats hoofden zeide, had ons direct in een tachtig] arigen oorlog ver wikkelen kunnen en het is een voudig fantastisch wat zich alzoo in het hoofd van een conducteur ontwikkelen kan. De wreedheid van Pizarro en de doortastende zakelijkheid van een Fernando Cortèz, waren de kwellingen van een kinderspeeltuin, in verge lijking met zijn wraakzuchtige plannen.... U schendt onze neutraliteit, man!" zeide ik tegen hem. Als ik uw man was zou ik me verdrinken", zei hij. Pedon da me!" liet hij er op volgen, toen hij de betrekkingen raadde die er tusschen mij en Gissebestonden. Ze trapte mij namelijk duidelijk op de teenen en met mijn au"! was de godsvrede op het achter balcon hersteld. De kinderen zaten binnen met de neuzen tegen het raam en stoorden enkele dames, die meenden dat bij ons" vroeger zoo iets niet mogelijk zou zijn geweest. Toen wij thuis kwamen, bleek dat een hoeveelheid zand van den zolder door enkele kleine gaatjes naar beneden gesijpeld was in de slaapkamer van de kinderen, die dit verrukkelijk vonden. Wat een tijden! J. VAN HOORN PAG. 14 DE GROENE No. 3252

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl