De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 30 september pagina 4

30 september 1939 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Duitschland en de Engelsche DO kansen op een economische ineenstorting van het Derde Rijk, en de sleutelpositie die de Sowjet- Unie bij den huidigen oorlog inneemt Het belang der Engelsche blokkade ,,De oorlog ziet er nu geheel anders uit dan inden tijd onzer vaderen; toen werd hij door een haastige expeditie en op een afgeperkt veld beslist door moed. Thans is de kunst van oorlogvoeren in zekeren zin tot geldbezit herleid. Niet hij die de dapperste troepen heelt, maar hij die het best geld kan vinden om zijn leger te voeden, te kleeden en te betalen, is zeker van de overwinning." Het was geen toeval dat een vooraanstaand Engelsch weekblad dezer dagen een artikel begon met dit citaat dateerend, tusschen haakjes, uit het jaar 1695 ! Immers, zoo goed als de vorige oorlog op het economische front beslist is (econo misch, in de wijdst mogelijke beteekenis genomen), zoo zal ook over den afloop van dezen oorlog niet in, maar achter de loopgraven de beslissing vallen. Naarmate de winter nadert, wordt het minder waarschijnlijk, dat de legers der Geallieerden aan het smalle Rijn-Moezel-front een beslissing zullen forceeren. Onmiskenbaar is hun streven, het aantal slachtoffers tot het minimum te beperken. Het zou in overeenstemming met dat streven zijn, het groote offensief dat tot de taak heeft, de discredi teering en ineenstorting van het nationaal-socialistisch regime te bewerkstelligen, uit te stellen tot de weerstandskracht der Duitsche volkshuis houding geheel of grootendeels ondergraven is. Het is de bedoeling der Geallieerden, door middel van een strikte blokkade die weerstandskracht te verzwakken. Tusschen Engeland en Noorwegen is de zee voor Duitsche vrachtvaarders gesloten. Bij Gibraltar kan geen schip met een lading voor Duitschland (te transporteeren via Italië) meer passeeren. Van bijzonder belang is dan ook de vraag, welk effect deze afsluiting op de Duitsche volkshuishouding op den duur zal hebben. Bij de beantwoording van deze vraag moet men (een be perking die zonder twijfel van groot gewicht is) uit gaan van de op dit oogenblik beschikbare gegevens. Intusschen vallen daaruit reeds eenige conclusies te trekken die niet van belang ontbloot zijn. De Duitsche tekorten Het nationaal-socialistisch regime heeft zich van meet af aan op den oorlog ingesteld. Het heeft met het oog op dien oorlog de Duitsche autarkie met man en macht bevorderd, maar is daar slechts ten deele in geslaagd. Voor verschillende belangrijke grondstoffen is Duitschland op het buitenland aan gewezen. De democratische landen hebben volgens een onderzoek van het Lagerhuislid Sir George Schuster, in het vorige jaar bijna de helft gedekt van de Duitsche invoer-behoefte aan koren, oliën en vetten, katoen, ijzererts, looderts, zinkerts en chromieterts, de helft a drie-kwart van de Duitsche behoefte aan mais, wol, vlas, jute, steenkool, petroleum en aluminium en bijna de geheele Duit sche behoefte aan rubber, mangaanerts, kopererts, nikkelerts, tin en cokes» Van een economische Einkreisung" van Duitsch land is dan ook geen sprake geweest. Integendeel: Duitschland heeft zich, dank zij de leveranties uit de landen die thans zijn tegenstanders zijn, kunnen bewapenen. Intusschen leveren zij op het oogenblik niet meer, en verhinderen hun vloten dat Duitsch land overzee nieuwe leveranciers zoekt. De vraag is dus, wat het gedeelte van Europa aan Duitsch land kan leveren, dat tusschen Frankrijk en de Sowjet-Unie ligt, kortom: de Oslo-Staten en de Balkan. Zonder al te ver in détails af te dalen, mag men constateeren dat deze staten geheel of grootendeels zullen kunnen voorzien in de Duitsche behoefte aan ijzererts (Zweden!), lood en zink, aluminiumerts (voor de vliegtuig-productie!), antimoon, kwik, petroleum (Roemenië, althans voor een deel), zwavel, vlas, hennep, hout, veldvruchten, vee en tabak. Men ziet: een aanzienlijke reeks. Er zijn echter zwakke punten, waarop wij aanstonds terug komen. Van speciaal belang is het feit, dat Roemenie in geen geval voldoende petroleum kan leveren. De Oslo-Staten en de Balkan kunnen Duitschland echter slechts onvoldoende hoeveelheden koper, mangaan-erts en plantaardige oliën leveren, terwijl Duitschland op nu onbereikbare landen aange wezen is voor zijn toevoer van: tin, nikkel, wolfraam, vanadium, molybdeen, fosfaten, asbest, rubber, katoen, wol, jute, zijde, sisal en koffie. (De Sowjet-Unie zou in het tekort aan mangaan erts, fosfaten en asbest kunnen voorzien). De Duitsche regeering zal deze tekorten stellig hebben voorzien. Voorraadvorming op groote schaal zal hebben plaats gevonden. Men kan echter voor een jarenlangen, intensieven oorlog geen voorraden vormen. Tenzij de Sowjet-Unie bijspringt, zal het Derde Rijk daarom, gegeven de huidige BIJ DE AFBEELDINGEN Links: Een Duitsche hoogoven die Russische ertsen goed zou kunnen gebruiken. Onder: Dorschen op een Russische boerderij straks ten behoeve van Duitschland? machten-constellatie en stand der techniek (revolutioneerende uitvindingen blijven mogelijk),' den tegenwoordigen oorlog verliezen, indien deze zich tot een conflict van groote intensiteit ontwikkelt. Dat laatste is op het oogenblik nog niet het geval. Hoe moet Duitschland betalen? Intusschen zijn er voor de Duitsche regeering ook wat den aankoop van de vitale grondstoffen in de neutrale landen betreft, nog tal van moeilijk heden op te lossen. Er zijn transportmoeilijkheden (de Duitsche spoorwegen zijn reeds ernstig over belast), maar deze zijn waarschijnlijk niet onover komelijk. Ernstiger zijn de financieele moeilijk heden. Immers: Duitschland zal zijn import terstond moeten betalen. De neutrale staten (verondersteld dat Duitschland aan deze neutraliteit op den duur geen einde zal maken) zijn weinig geneigd, op crediet te leveren. Waar haalt Duitschland de benoodigde fondsen vandaan ? De gecombineerde goud- en deviezen-voorraad van de Reichsbank was reeds in 1934 tot 84 mill. Rm. gedaald; sinds 1937 wordt zij onveranderlijk als 77 mill. Rm. opgegeven. Ter vergelijking diene dat de Duitsche invoer vorig jaar de 5500 mill. Rm. te boven ging. Betaling uit de fondsen van de Reichsbank is dus uitgesloten. Duitschland moet zijn invoer betalen met zijn uitvoer. Nu is het van belang dat (volgens berekening van Ir. J. van Ettinger in de Nieuwe Rotterdamsche Courant) de Duitsche uitvoer die door den oorlogstoestand onmogelijk is geworden, een geringer bedrag ver tegenwoordigt dan de thans verijdelde invoer. M.a.w.: Duitschland leverde aan de landen waar mee het op het oogenblik nog handel kan drijven meer dan het uit hen betrok. Echter: het zal den invoer uit deze landen dienen te vergrooten. Zweden leverde bijv. slechts ongeveer de helft van het Duitsche ijzererts, voor zoover dat uit het buitenland kwam. Dit Zweedsche aandeel zal ver groot moeten worden. Is dus, zooals wij zagen, op het eerste gezicht de Duitsche handelsbalans ver beterd, de?e moet bij den langeren duur van het conflict door de gfootere import-behoejten ongunstiger worden. Beteekent dat de ineenstorting der Duitsche economie ? Zoo vlug gaat dat niet. Immers, Duitschland kan pogen, tegelijk zijn export te vergrooten naar de landen waarheen zulks mogelijk is. Veronder steld dat deze landen van zins zijn, meer Duitsche producten te ontvangen, blijft nog de moeilijkheid hoe de volkshuishouding van het Derde Rijk, waaraan reeds zoo hooge eischen gesteld worden, deze producten zal vervaardigen. Onmogelijk is dat niet. Maar het zal zonder verlaging van het levenspeil, verlenging van den arbeidsduur en ver hooging van de arbeids-intensiteit niet gelukken. Hierbij dient men op te merken, dat het eerste hulpmiddel, verlaging van het levenspeil, de stem ming onder de burgerbevolking kwalijk zal ver beteren; verlenging van den arbeidsduur zal op de arbeiders een ongunstigen invloed uitoefenen, terwijl tenslotte de arbeids-intensiteit reeds de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl