Historisch Archief 1877-1940
Duitschland en de Engelsche
DO kansen op een economische ineenstorting van het Derde Rijk, en
de sleutelpositie die de Sowjet- Unie bij den huidigen oorlog inneemt
Het belang der Engelsche blokkade
,,De oorlog ziet er nu geheel anders uit dan inden
tijd onzer vaderen; toen werd hij door een haastige
expeditie en op een afgeperkt veld beslist door moed.
Thans is de kunst van oorlogvoeren in zekeren zin
tot geldbezit herleid. Niet hij die de dapperste troepen
heelt, maar hij die het best geld kan vinden om zijn
leger te voeden, te kleeden en te betalen, is zeker
van de overwinning."
Het was geen toeval dat een vooraanstaand
Engelsch weekblad dezer dagen een artikel begon
met dit citaat dateerend, tusschen haakjes, uit
het jaar 1695 ! Immers, zoo goed als de vorige
oorlog op het economische front beslist is (econo
misch, in de wijdst mogelijke beteekenis genomen),
zoo zal ook over den afloop van dezen oorlog niet
in, maar achter de loopgraven de beslissing vallen.
Naarmate de winter nadert, wordt het minder
waarschijnlijk, dat de legers der Geallieerden aan
het smalle Rijn-Moezel-front een beslissing zullen
forceeren. Onmiskenbaar is hun streven, het aantal
slachtoffers tot het minimum te beperken. Het zou
in overeenstemming met dat streven zijn, het
groote offensief dat tot de taak heeft, de discredi
teering en ineenstorting van het
nationaal-socialistisch regime te bewerkstelligen, uit te stellen
tot de weerstandskracht der Duitsche volkshuis
houding geheel of grootendeels ondergraven is.
Het is de bedoeling der Geallieerden, door middel
van een strikte blokkade die weerstandskracht te
verzwakken. Tusschen Engeland en Noorwegen is
de zee voor Duitsche vrachtvaarders gesloten. Bij
Gibraltar kan geen schip met een lading voor
Duitschland (te transporteeren via Italië) meer
passeeren. Van bijzonder belang is dan ook de
vraag, welk effect deze afsluiting op de Duitsche
volkshuishouding op den duur zal hebben. Bij de
beantwoording van deze vraag moet men (een be
perking die zonder twijfel van groot gewicht is) uit
gaan van de op dit oogenblik beschikbare gegevens.
Intusschen vallen daaruit reeds eenige conclusies
te trekken die niet van belang ontbloot zijn.
De Duitsche tekorten
Het nationaal-socialistisch regime heeft zich van
meet af aan op den oorlog ingesteld. Het heeft met
het oog op dien oorlog de Duitsche autarkie met
man en macht bevorderd, maar is daar slechts ten
deele in geslaagd. Voor verschillende belangrijke
grondstoffen is Duitschland op het buitenland aan
gewezen. De democratische landen hebben volgens
een onderzoek van het Lagerhuislid Sir George
Schuster, in het vorige jaar bijna de helft gedekt
van de Duitsche invoer-behoefte aan koren, oliën
en vetten, katoen, ijzererts, looderts, zinkerts en
chromieterts, de helft a drie-kwart van de Duitsche
behoefte aan mais, wol, vlas, jute, steenkool,
petroleum en aluminium en bijna de geheele Duit
sche behoefte aan rubber, mangaanerts, kopererts,
nikkelerts, tin en cokes»
Van een economische Einkreisung" van Duitsch
land is dan ook geen sprake geweest. Integendeel:
Duitschland heeft zich, dank zij de leveranties uit de
landen die thans zijn tegenstanders zijn, kunnen
bewapenen. Intusschen leveren zij op het oogenblik
niet meer, en verhinderen hun vloten dat Duitsch
land overzee nieuwe leveranciers zoekt. De vraag
is dus, wat het gedeelte van Europa aan Duitsch
land kan leveren, dat tusschen Frankrijk en de
Sowjet-Unie ligt, kortom: de Oslo-Staten en de
Balkan.
Zonder al te ver in détails af te dalen, mag men
constateeren dat deze staten geheel of grootendeels
zullen kunnen voorzien in de Duitsche behoefte
aan ijzererts (Zweden!), lood en zink,
aluminiumerts (voor de vliegtuig-productie!), antimoon,
kwik, petroleum (Roemenië, althans voor een deel),
zwavel, vlas, hennep, hout, veldvruchten, vee en
tabak. Men ziet: een aanzienlijke reeks. Er zijn
echter zwakke punten, waarop wij aanstonds terug
komen. Van speciaal belang is het feit, dat Roemenie
in geen geval voldoende petroleum kan leveren.
De Oslo-Staten en de Balkan kunnen Duitschland
echter slechts onvoldoende hoeveelheden koper,
mangaan-erts en plantaardige oliën leveren, terwijl
Duitschland op nu onbereikbare landen aange
wezen is voor zijn toevoer van: tin, nikkel,
wolfraam, vanadium, molybdeen, fosfaten, asbest,
rubber, katoen, wol, jute, zijde, sisal en koffie.
(De Sowjet-Unie zou in het tekort aan mangaan
erts, fosfaten en asbest kunnen voorzien).
De Duitsche regeering zal deze tekorten stellig
hebben voorzien. Voorraadvorming op groote
schaal zal hebben plaats gevonden. Men kan echter
voor een jarenlangen, intensieven oorlog geen
voorraden vormen. Tenzij de Sowjet-Unie bijspringt,
zal het Derde Rijk daarom, gegeven de huidige
BIJ DE AFBEELDINGEN
Links: Een Duitsche hoogoven die Russische ertsen
goed zou kunnen gebruiken.
Onder: Dorschen op een Russische boerderij straks
ten behoeve van Duitschland?
machten-constellatie en stand der techniek
(revolutioneerende uitvindingen blijven mogelijk),' den
tegenwoordigen oorlog verliezen, indien deze zich
tot een conflict van groote intensiteit ontwikkelt.
Dat laatste is op het oogenblik nog niet het geval.
Hoe moet Duitschland betalen?
Intusschen zijn er voor de Duitsche regeering
ook wat den aankoop van de vitale grondstoffen
in de neutrale landen betreft, nog tal van moeilijk
heden op te lossen. Er zijn transportmoeilijkheden
(de Duitsche spoorwegen zijn reeds ernstig over
belast), maar deze zijn waarschijnlijk niet onover
komelijk. Ernstiger zijn de financieele moeilijk
heden. Immers: Duitschland zal zijn import terstond
moeten betalen. De neutrale staten (verondersteld
dat Duitschland aan deze neutraliteit op den duur
geen einde zal maken) zijn weinig geneigd, op
crediet te leveren.
Waar haalt Duitschland de benoodigde fondsen
vandaan ?
De gecombineerde goud- en deviezen-voorraad
van de Reichsbank was reeds in 1934 tot 84 mill.
Rm. gedaald; sinds 1937 wordt zij onveranderlijk
als 77 mill. Rm. opgegeven. Ter vergelijking diene
dat de Duitsche invoer vorig jaar de 5500 mill.
Rm. te boven ging. Betaling uit de fondsen van de
Reichsbank is dus uitgesloten. Duitschland moet
zijn invoer betalen met zijn uitvoer. Nu is het van
belang dat (volgens berekening van Ir. J. van
Ettinger in de Nieuwe Rotterdamsche Courant) de
Duitsche uitvoer die door den oorlogstoestand
onmogelijk is geworden, een geringer bedrag ver
tegenwoordigt dan de thans verijdelde invoer.
M.a.w.: Duitschland leverde aan de landen waar
mee het op het oogenblik nog handel kan drijven
meer dan het uit hen betrok. Echter: het zal den
invoer uit deze landen dienen te vergrooten.
Zweden leverde bijv. slechts ongeveer de helft van
het Duitsche ijzererts, voor zoover dat uit het
buitenland kwam. Dit Zweedsche aandeel zal ver
groot moeten worden. Is dus, zooals wij zagen, op
het eerste gezicht de Duitsche handelsbalans ver
beterd, de?e moet bij den langeren duur van het
conflict door de gfootere import-behoejten ongunstiger
worden.
Beteekent dat de ineenstorting der Duitsche
economie ?
Zoo vlug gaat dat niet. Immers, Duitschland
kan pogen, tegelijk zijn export te vergrooten naar
de landen waarheen zulks mogelijk is. Veronder
steld dat deze landen van zins zijn, meer Duitsche
producten te ontvangen, blijft nog de moeilijkheid
hoe de volkshuishouding van het Derde Rijk,
waaraan reeds zoo hooge eischen gesteld worden,
deze producten zal vervaardigen. Onmogelijk is
dat niet. Maar het zal zonder verlaging van het
levenspeil, verlenging van den arbeidsduur en ver
hooging van de arbeids-intensiteit niet gelukken.
Hierbij dient men op te merken, dat het eerste
hulpmiddel, verlaging van het levenspeil, de stem
ming onder de burgerbevolking kwalijk zal ver
beteren; verlenging van den arbeidsduur zal op de
arbeiders een ongunstigen invloed uitoefenen,
terwijl tenslotte de arbeids-intensiteit reeds de