Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
JLJLet geval (jrulo
Albert Heiman
TOEN onlangs de bekende engelse uitgever
Stanley Unwin een boek publiceerde ter be
antwoording van de vraag of best sellers" gemaakt
worden, dan wel het product zijn van een toevallige
samenloop van omstandigheden, heeft men van
verschillende zijden er op gewezen, dat de oorzaken
gezocht moeten worden in een combinatie van
psychologische, literaire (of meestal on-literaire)
factoren, gepaard aan handelslist. Dat is feitelijk
wat men een kwestie van mode" noemt. In de
Verenigde Staten is het een uitgemaakte zaak, dat
alle boeken over Lincoln razend verkocht worden.
Juist als de autobiografieën van doktoren en boeken
over honden. Dit heeft een grapjas dan ook aan
leiding gegeven, vast te stellen, dat de meest ge
garandeerde best-seller dus een boek over de hond
van Lincoln's dokter zou moeten zijn. Ik weet niet
of iemand de taak al op zich genomen heeft dit
moois te schrijven; maar mocht dit nog niet het
geval zijn, dan lijkt mij Trygve Gulbranssen de
aangewezen man hiervoor.
Sinds enige jaren heeft deze Noor, wiens naam
men tevergeefs onder de representatieve auteurs
van Scandinaviëzoekt, met een drietal boeken een
uitzonderlijk succes in ons land. En wel juist in die
kringen, waar men niet bepaald op literaire
fijnproeverijtjes uit is, maar waar men ook weinig
last heeft van aesthetische of formele vooringeno
menheid. In zekere zin zijn deze duizenden
eenvoudigen van geest, die een ware cultus om een
duisterling heen kunnen beginnen en de erkende
goden rustig negeren, de kinderen Magars der
literatuur; ze zwerven in een woestijn, maar ze
vermeerderen zich niet slecht. En vaak vraag ik
mij af, waarom zij juist de valse profeten moeten
vereren, en of er onder hen niet menig zieltje te
winnen valt voor Moeder Literatuur. Wanneer wij
eerst maar eens precies zouden weten wat er in
al die lezers en lezeressen (zij vooral!) omgaat. En
waarom zij juist afgevlogen zijn op zo'n onmogelijk
geval als Gulbranssen.
WANT dit is een geval"; van een
schrijverspersoonlijkheid, zoals men ze zelfs onder de
auteurs van zoveel lichte lectuur aantreft, is hier
niet de minste sprake. Drie boeken met zulke
lekkere-limonade titels als En eeuwig zingen de
Bossen" of Winden waaien om de rotsen" moeten
wel heel nauwkeurig beantwoorden aan de behoef
ten en de wensfantasieën van een groot aantal
lezende, dus niet geheel analfabetische landgenoten.
Een analyse moet ons daarom wel een klinisch beeld
verschaffen van het gemoed dier tallozen, die goed
geld en niet zo weinig op tafel leggen voor
dit soort zieletroost.
Het onderzoek wordt ons in materieel opzicht
gemakkelijk gemaakt, want de drie boeken van
Gulbranssen zijn thans verenigd tot n uiterlijk
zeer aantrekkelijk boekdeel. Om het prospectus te
citeren, dat veel meer inhoud" heeft dan de ganse
dikke Gulbranssen-bijbel: De Geschiedenis van het
geslacht Bjorndal (i) bevat de complete trilogie,
is 950 pagina's groot, gedrukt op document-verg
esparto. Het boek bevat alle 4-kleuren illustraties
en zwart-tekeningen van Anton Pieck, die tevens
de bandverzorging op zich nam. Het is uitgevoerd
in extra zwaar Rinos-leder, dat in de drie kleuren
blauw, groen en rood verkrijgbaar is, met prima
goud bedrukt en met een kopsnede in kleuren,
voorzien van gouddepsel. Elk exemplaar is grooten
deels met de hand vervaardigd en wordt met
cellophaan-omslag in koker geleverd". Als dat niet
zeldzaam genoeg is, dan weet ik het niet meer!
Hoe vermakelijk zou het boek bovendien geweest
zijn, wanneer het geciteerde een
persoons-beschrijving van Gulbranssen-zelf geweest was. In iets als
extra-zwaar Rinos-leder" moet ook het gemoed
van dezen edelen man gebonden zijn... En nu, laat
ik het maar bekennen: ik heb al deze 950 bladzijden
(het zijn er maar 940 welgeteld) met aandacht,
ijver en volharding gelezen. Zo is de dorst naar
weten nu eenmaal. Maar thans kunnen wij dan
ook zakelijk praten over de alchemie van het succes.
EEN meeslepend, avontuurlijk, driftig boek in
elk geval, zou men denken. Mis hoor ! De drie
delen vormen een dubbel da-capo, en zijn bijna
fonografische herhalingen van elkaar, met dien
verstande, dat elk volgend deel bleker, wateriger,
aan-elkaar-geflanster is. De diverse generaties van
deze saga" veranderen niet, zij dragen dezelfde
(i) Zuid-Hollandsche Uitgevers-Mij, Den Haag z.j.
ranssen
namen, hebben dezelfde schaarse lotgevallen, en
komen niet uit de magische krijtcirkel vandaan,
die de heer Gulbranssen om hen heen getrokken
heeft. De lezer is dus al gauw op meer dan bekend
terrein, en geniet de synoniemen der levens
herhaling met evenveel wellust als onze buren die
geen dag overslaan zonder minstens driemaal de
Bolero van Ravel af te draaien.
Bij de sfeer van welbekendheid die op dergelijke
wijze al ras geschapen wordt, komt de overbekend
heid der samenstellende delen. Het zijn eenvoudige
boeren" die in afzondering leven, en toch lieden
van hogere stand en edel ras. Rijkelui die hun
rijkdom zorgvuldig vermeerderen, om pas daarna
aan liefdadigheid te gaan doen. Deze helden zijn
mooie krachtige mannen, halve natuurmensen;
maar zij huwen met het beste wat er in de grote
stad te krijgen is, en slagen daarmee wonderwel.
De suggestie der aanpassing is allerwege de grond
toon. Gelijkblijvende, uiterst primitieve en simplis
tische hartstochten beheersen iedere generatie en
de voornaamste individuen: overmoed, wraakzucht,
gierigheid-in-milde-vorm, een en ander juist zo
gedoseerd, dat door een kleinigheid de ondeugd tot
deugd overslaat, en omgekeerd. Dat is stellig heel
plezierig te vernemen als je jezelf in alle nederig
heid natuurlijk niet altijd tot de bokken, maar
ook nu en dan tot de schapen wilt rekenen.
Het spreekt vanzelf dat zulke beschrijvingen en
beschouwingen verre blijven van iedere rationele
ethiek. In plaats daarvan is meer dan een kwart
van de trilogie gewijd aan stichtelijke tractaatj
esontboezemingen, overal uitgezaaid, en in des te
groter kwantum opeengehoopt, naarmate de hande
ling verflauwt en de schrijver geen raad meer weet.
Niet de Bijbel zelf, maar pasklaar gemaakte en
verwaterde parafrases krijgt men. Alledaagse waar
heden in de jufferachtigste afvlakking, bijvoorbeeld:
Geld brengt zoveel strengheid met zich mee."
Jawel! De slechtaards zijn heel slecht en de goeden
al van meet af aan gedetermineerd voor het goede.
Ze bekeren" zich zo'n beetje, maar hoe dat
precies in zijn werk gaat, wordt in het midden
gelaten. Plotseling ontwikkelen zij een preektalent,
dat zelfs niet op hun doodsbed te kort schiet. De
religiositeit is geheel oppervlakkig: een soort van
onderhandse koophandel met het Opperwezen,
zonder nadere motivering van het hoe en het
waarom. Dit alles is vermengd met wat
pseudomystiek over een Stervensberg", die reëel en
symbolisch tegelijk is. En dan het bijgeloof dat
hier overal samengaat met de aangeprezen
kerksheid: profetieën, voortekens, waarschuwingen, die
alle generatie op generatie in vervulling gaan. Het
griezelen der vromen !
Het zwaarmoedige pantheïsme waarmee zovele
Scandinavische schrijvers de markt hebben weten
te veroveren, heeft hier plaats gemaakt voor een
soort brute natuurbelangstelling. De natuur wordt
wel niet beschreven of gesuggereerd, maar be
sproken" ; het mensdom dat daarin leeft, blijkt dan
even vegetatief voort te bestaan, wat wel niet klopt
met de te berde gebrachte godsdienstigheid, maar
wat alle lastige kwesties tenminste heerlijk omzeilt,
om plaats te winnen voor ellenlange verslagen
omtrent kerstpartijen, feesten, maaltijden, huisraad,
tooisels (?sieradiën" heten die hier), kortom alle ge
wone roman-ingrediënten.
GULBRANSSEN heeft bij dit alles een ernstige
medeplichtige gehad in zijn vertaalster, dr.
Annie Posthumus, die weliswaar niet op het prospectus
vermeld wordt, maar die toch een groot deel van
de bekoring" van dit werk op haar geweten heeft,
door het weerzinwekkend nederlands waarin zij
ik twijfel niet, of met de nodige nauwkeurig
heid deze noorse narigheid verdietst heeft. Want
het is hier voor een groot deel de mooischrijverij die
het hem doet. Een speciale woordschikking, een
eigen idioten-idioom werd daarvoor gecreëerd, en
op iedere bladzijde zijn vele voorbeelden te vinden
van de twee volgende typen: Toen keerde hij zich
om op zijn stoel, en van de plek, waar hij zat, kon
hij freule Adelheid zien, half van terzijde
slechts, maar een geringe aanblik was dat toch
niet." Benevens: En de vader was van zijn dingen
vervuld geweest, ja." Slechte Sigrid Undset, hoe
uitgeperster, hoe prettiger op de tong van de massa.
Zo zijn de hoofdzaken van dit fraais; de oorzaken
van het daverend" succes. Ze zijn een nadere
bespreking waard, en we komen er nog wel eens
op terug. Tot zo lang: dit is het procédé, heren
Filistijnen. De N.E.P. Verrijkt u !
De Fil
m in
C. Boost
HET zou dwaasheid zijn, te veronderstellen dat
uit de ontwikkeling der cinematographie in de
jaren 1914?'18 conclusies te trekken zijn aan
gaande den gang der filmzaken in de komende
oorlogsjaren. Men is geneigd in deze onzekere
dagen zekerheid en eventueel troost te zoeken bij
de gelijksoortige problemen en vraagstukken, die
1914 opwierp en waarvan de tijd sindsdien de op
lossing bracht. Zoo dit voor bepaalde moeilijkheden
zin mag hebben, een vergelijking tusschen de
filmtoestanden van toen en nu maakt duidelijk, dat
het doen van voorspellingen op grond van gelijke
omstandigheden geen grond heeft; alle film
aspecten zijn sindsdien veranderd: zoowel het
productieproces, als het distributie-apparaat, de
reclame, en de rol, die de film in de samenleving
speelt, zij hebben allen wijzigingen ondergaan, die
maken, dat de film van toen en de film van nu als
bijna onvergelijkbare grootheden tegenover elkaar
staan. Maar ook al kan de historie ons geen antwoord
geven op de vraag, hoe de film in de nieuwe om
standigheden zal standhouden en zich ontwikkelen,
zoo een kleine historische terugblik op voor de film
zoo belangrijke jaren kan toch zijn waarde hebben,
al was deze alleen maar van distractieven aard.
DE oorlog van '14 trof de film aan op een zeer
belangrijk moment van haar ontwikkeling.
Zij was toen reeds de derde wereldindustrie en
juist op het punt niet meer louter het goedkoope
amusement voor de critieklooze massa te blijven.
Het was de tijd, dat de intellectueelen haar bestaan
niet meer konden ontkennen en in enquêtes ge
dwongen werden een standpunt in te nemen.
J'aime fort Ie Cinéma", moest de Fransche
schrijver Courteline destijds bekennen en een
collega-tooneelschrijver uit die dagen voorspelde,
dat het tooneel weer levend gemaakt zou worden
door de film. Voor een dergelijke erkenning van
hoogerhand had vooral Frankrijk veel gedaan door
in 1908 met de stichting van La Sociétédu Film
d'Art" onder leiding van Henri Lavedan en den
tooneelspeler Le Bargy zoowel de literatuur als het
groote tooneel de studio's binnen te halen, niet
zoozeer ten voordeele van de film als zelfstandige
kunstuiting dan wel van de film als erkende kunst
uiting. Om die reden beteekende de dag, waarop
de eerste vertooning van de film d'art "plaats
vond 17 November 1908 en de officieele
theatercritiek zich bezig ging houden met de nieuwe
kunstuiting, tooneel op celluloid, een historische
datum in de ontwikkelingsgeschiedenis der film.
Er waren teksten van Edmond Rostand, er was
muziek van Saint-Saëns, er waren tooneelspelers
van naam en het was te begrijpen, dat in dit illustre
gezelschap de jonge film zich nog weinig op haar
gemak kon voelen en andere omstandigheden
OUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.)
Tl KOT l N
DEN HAAG - NASSAUPLEIN 6
EASTERN ART
PAG. 10 EN II DE GROENE No. 3253