De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 7 oktober pagina 15

7 oktober 1939 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Dr. A. J. M. Wanders: i p Zullen dit jaar de Draco niden weer vallen? JA, daar is zeker groote kans op. Vandaar dit stukje, dat dienen moge zoowel ter informatie als ter eventueele geruststelling. Ter informatie van hen, die oog hebben voor de hemelverschijnselen welke zich in zoo groote menigvuldigheid plegen voor te doen aan het oog van ieder, die bij helderen avond gaarne den blik opwaarts heft. Ter geruststelling echter ook van de brave burgers, met angstig hart, die in tijden als deze helaas van al te groote geneigdheid blijk geven, opmerkelijke lichtverschijnselen des hemels met oorlog in verband te brengen. Wat dit laatste betreft: kwam, onlangs nog, niet de gedienstige van een mijner kennissen thuis met de opmerking (het was in een stadje dicht bij de oostgrens) dat nu de brutaliteit van die Duitschers toch wel wat al te ver ging ? Daar zweefden ze zoo maar boven ons land in een tweetal ballons, en met een flink licht aan nog wel ! Ongeloovige gezichten natuurlijk, met als gevolg een excursie de tuin in, alwaar de beide schuldigen niemand anders bleken dan in het Zuiden de planeet Mars, en in het Oosten Jupiter. U weet wel, die twee sterren" die je tegenwoordig 's avonds zoo opvallend fel ziet schijnen ..... HET is niet uitgesloten, dat het hemelverschijnsel dat op 9 October a.s. (dus volgende week Maandag) misschien plaats vindt, heel wat meer sensatie teweeg zou kunnen brengen dan die beide planeten het daar straks deden. Want herinnert U zich die prachtige regen van vallende sterren nog, nu zes jaar geleden, op 9 October 1933? Wie toen, door radio-omroep of buurman gewaarschuwd, buiten eens een kijkje ging nemen, heeft een zeldzaam natuurverschijnsel van grootsche allure kunnen genieten. Tegen een uur of acht, dien Maandagavond, was het een aanhoudend flitsen van vallende sterren, die allemaal afkom stig schenen van uit n enkel punt,niet ver van het Zenith gelegen. Zonder onderbreking schoten van daaruit naar alle kanten de lichtstrepen omlaag; tijdens het hoogtepunt van het ver schijnsel wel met een paar honderd per minuut ! En een voorval, dat met een weinig geduld, doorgaans iederen avond wel ns of zelfs meermalen valt waar te nemen: het verschieten van een ster, werd toen opgevoerd met een uitbundigheid, die voor het gevoel van meer dan n toeschouwer iets beangstigends kreeg. Wat zoo'n verschietende ster in werkelijkheid is, mag tegenwoordig dunkt ons wel van algemeene bekend heid worden geacht. Verschietende sterren hebben natuurlijk niet het minste met echte sterren uit te staan. Of dacht U soms dat daar, bij zoo'n gelegenheid als voor zes jaren, in een paar uurtjes tijd duizenden en nog maals duizenden sterren (échte zonnen dus 1) met vaardige hand onze ruimte in geworpen werden? ! Neen; vallende sterren zijn niets anders dan minuscule stofkorreltjes, zooals er ongetelde myriaden door het wereldruim zwerven, met kosmi sche snelheden natuurlijk, d. w. z. zoo met vaartjes van tienduizenden kilo meters per uur, of zooals de sterrekundige het doorgaans bescheidener uitdrukt: met eenige tientallen kilo meters per seconde, wat blijkbaar op hetzelfde neerkomt. Die stofdeeltjes zijn natuurlijk onzichtbaar, en geen mensch zou hun bestaan ook maar vermoeden, ware het niet dat zoo nu en dan de aarde zich op hui weg stelde, hetgeen dan niet slechts het eind van de reis, maar ook de definitieve onder gang van die corpuskuitjes beteekent. Niet dat ze zich te pletter zouden ren nen tegen de harde aardkorst, want die bereiken ze niet eens. Tengevolge hunner enorme snelheden, blijkt name lijk de luchtschil die onze planeet om geeft, reeds een onoverkomelijk ob stakel te zijn. Zoodra ze daar in zijn aangeland, wordt hun beweging in luttele seconden totaal afgeremd, waar bij ze dan tezelfdertijd in een ommezien gloeiend heet worden en aldus aanleiding tot het verschijnsel der vallende sterren" geven. Zooals men ziet, een tamelijk onbe langrijke gebeurtenis kosmisch ge sproken dan, want. in bepaalde om standigheden kan het oorzaak zijn van een bijzonder treffend natuurtafereel. Zulke omstandigheden doen zich voor als het eens niet bij van die spora dische enkelingen blijft, die onze pla neet in haar baan ontmoet, maar wan neer de aarde op haar tocht toevallig eens door een soort georganiseerde zwerm van dergelijk gruis wordt ge voerd. Heel dicht bevolkt behoeft zoo'n Boven: Snapshot van de beroemde komeet van Halley, op het oogenblik dat hij een stuk van zijn staart loslaat. Hiernaast: De loopbaan van de komeet van Giacobini, in het kielzog waarvan de meteorenzwerm der Draco.niden zich bevindt. Zooals men opmerkt, snijdt de aarde de loopbaan van de komeet op 9 October, d.i. dus a.s. Maandag. stofzwerm dan nog niet te wezen. Men heeft berekend, dat bij de dichtste sterrenregens" de stofjes in de ring nog maar zóó dun gezaaid waren, dat er in elke kubus van een kilometer ribbe net ntje zat. Doch tengevolge van de verbijsterende vaart waarmee de aarde door zoo'n stofzwerm heen ijlt, volgen de ontmoetingen elkander zoo snel op, dat de hemel het uiterlijk kan krijgen van een reusachtige paraplu met baleinen van licht. DE aanwezigheid van dergelijke stofjeszwermen moet natuurlijk een oorzaak hebben. Men heeft ont dekt, dat aan het ontstaan ervan de kometen niet vreemd zijn. Kometen zijn een ander soort van hemellichamen wier gedragingen een aanzienlijke mate van grilligheid weerspiegelen. Toch zijn er kometen, die regelmatig om de zooveel tijd weerkeeren, ze beschrijven, evenals de planeten dat doen, gesloten banen rond de zon, met het eenige verschil, dat de komeetbaan gemeenlijk zeer langgerekt van vorm blijkt te zijn. Zoo'n komeet nu is niet een hecht bouwwerk, gelijk een massieve planeet dat is. Een komeet bevindt zich in een onophoudelijken staat van verval, van vermolming", zooals men het een beetje overdrachtelijk, maar toch niet geheel onjuist zou kunnen uitdrukken; en het gevolg is, dat kometen een sleep van stof en gruis achter zich aanvoe ren, die in de loop der eeuwen voort durend langer is geworden, en die nu gezien de millioenen lentes die een gemiddelde komeet toch zeker gezien moet hebben zoo langzamerhand de geheele komeetbaan is gaan plaveien. Op sommige plekken is die stofzwerm plaatselijk verdicht en treft het nu zoo, dat onze goede aarde zoo'n rijkbevolkt punt passeert, dan nemen we de prach tigste sterrenregens" waar. In de vorige eeuw was de sterrenval op 15 November bijzonder ver maard. Hij herhaalde zich alle 33 jaar, totdat in 1899 de route een ietsje van het vertrouwde pad bleek afgebogen te zijn, klaarblijkelijk tengevolge van storingen welke de z.g. groote planeten (Jupiter en Saturnus) ook op deze nietige materiedeeltjes en hun loop banen teweegbrengen, waardoor de ontmoeting met de aardbaan ophield, en waarmee deze 33-jaarlijksche ster regen naar de herinnering verhuisde. Zes jaar geleden heeft een nieuwe sterrenval zijn entree gemaakt. Ook deze is geparenteerd aan een komeet. Men kon berekenen, dat dit dicht bevolkte gedeelte zich in de achter hoede van de komeet van Giacobini bevindt, en wel op 230 millioen km. van de staartster. Deze staartster is als komeet vrij onbelangrijk, maar de sterrenregen mag er zijn. De komeet, die een omlooptijd bezit van 637 jaar werd het eerst opgemerkt in 1900, en in het jaar 1926 viel er reeds iets op, dat op een sterrenregen leek. Zeven jaar later, in 1933, passeerde de komeet de aardbaan opnieuw, en 2lj, maand later, toen de aarde zelf dat punt van haar loopbaan voorbijging (op 9 Oct. van dat jaar) bleek de komeetbaan daar ter plaatse door een dichte stofzwerm geteekend, met het bekende gevolg. THANS zijn er weer zes jaren verloopen. 't Is dan ook in het ge heel niet uitgesloten, dat we a.s. Maan dag een hernieuwde opvoering van deze fraaie sterrenregen zullen mogen beleven. Het loont dus de moeite dien avond eens de omgeving van Groote en Kleine Beer in het oog te houden, want in die buurt vinden de vallende sterren hun oorsprong. Immers de Draconiden schijnen uit te gaan van een punt in het sterrebeeld de Draak (in de directe omgeving van beide genoemde sterrebeelden) en wel in dat gedeelte, waar zich volgens de oude mythologische opvattingen de kop van dat fabeldier bevinden zou. Een toe passelijke plek dus wel ! Enfin, U is gewaarschuwd. PAG. 15 DE GROENE N o. 3253

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl