Historisch Archief 1877-1940
Een verhaal van DéGroene"
Ik oen Jxooertus iSlurLi
wh'
\'t
'f
r'
s
«*
l
K ben Robertus Nurks en om meteen alle
aandoenlijke nieuwsgierigheid van burgeressen
en burgers te bevredigen voeg ik er aan toe, dat ik
inderdaad een nakomeling ben van Robertus Nurks,
den beruchte. Dat onaangenaam mensch in den
Haarlemmerhout" is mijn overgrootvader geweest
en ik ben daar, spijts meneer Hildebrand en spijts
een zekeren meneer Beets, trotsch op I
Zonderling ! Vóór dit gedenkwaardige jubeljaar
ben ik zegge en schrijve slechts twee keer lastig
gevallen met de vraag: Nurks? .... Nurks? .. ..
Meer van gehoord.... Wacht 's even.... Ha, ik
heb het: bent u soms familie van dien ouden
Nurks uit de Camera Obscura ?" Tusschen haakjes
Nurks was niet oud.
nmaal is het mij uitvoerig en volledig gevraagd
door een meester op de lagere school: Heb jij nog
iets uit te staan met dien Robertus Nurks, etcetera,
etcetera, etcetera, waarvan Nicolaas Beets, alias
Hildebrand, zoo aardig schreef in zijn Camera
Obscura, etcetera, etcetera, etcetera?"
De stumperd, die de vraag stelde, blokte voor zijn
hoofdacte en een stakkerd, tot wien de vraag gesteld
werd, was toen nog te jong om meteen te ant
woorden: 't was niet aardig, zooals die meneer
Hildebrand over mijn overgrootvader schreef !"
Den tweeden keer, dat een buitenstaander infor
meerde naar mijn familierelaties met een jongen
man, die honderd jaar geleden wel eens op 'n Zon
dagmorgen van Amsterdam naar Haarlem kwam
om er in gezelschap van een verren, vervelenden
neef in den Hout te gaan wandelen, was een leeraar
van de H.B.S., een doctor-Neerlandicus, die na
tuurlijk blijk moest geven van zijn deskundig
heid.
Verder heeft men mij altijd met rust gelaten, en
dat is iets, wat mijns inziens toch maar moeilijk
rijmt op het feit, dat onlangs verschenen is de
veertigste druk van het boek, waarin mijn overgroot
vader zoo ten voeten uit staat geteekend.
Ik heb het al in uw herinnering terug gebracht:
Nurks was een verre neef van Hildebrand; het was
dus op een familielid, dat de jonge en bescheiden
ik zeg bescheiden" auteur zijn ganzeveder
stomp schreef.
Veel belangstelling bestond er bij Hildebrand niet
voor zijn bloedverwant. Want nauwelijks heeft hij
met enkele regels den lezer in kennis gesteld van
Nurks' bestaan, of hij vermeldt al: Waar hij nu is,
weet ik niet; ik geloof, dat hij naar de West is gegaan.''
Menigeen, die al in de gaten heeft, dat ik op
meneer Hildebrand gepiqueerd ben, omdat hij mijn
overgrootvader er tusschen heeft genomen op een
manier, die ik beleedigend acht voor de Nurksen,
zal misschien de opmerking maken: Och, de
schrijver heeft zijn verren bloedverwant maar
gekozen om als het ware een aanloopje te nemen en
in den Haarlemmerhout terecht te komen, waar hij
op Zondagmorgen zijn hart kon ophalen aan zijn
aangeboren copieerlust des dagelijkschen levens."
Maar die vergoelijking stelt mij helaas niet tevreden.
Een van de twee; óf het was dik aan tusschen
Hildebrand en Robertus óf de betrekkingen waren
maar losjes. In het eerste geval had Hildebrand het
niet hoeven te doen voorkomen of het zoo'n offer
voor hem was, te gaan kuieren in den Hout; hij
had er dan royaler voor kunnen uitkomen, dat hij
ook wel graag heel den dag naar de menschen
(meisjes) keek, die daar achter de Koekamp hun
verpoozing kwamen zoeken. In dit geval staat het
Hildebrand heelegaar niet netjes, dat hij op deze
manier zijn vriendschap met neef Nurks verloochent.
In het andere geval, zou het geenszins onheusch van
den Haarlemmer geweest zijn, indien hij tot Rober
tus had gezegd: Hoor'reis, waarde vriend, we
hadden het plan om naar Velzerend te gaan wan
delen en zouden gaan botaniseeren; ge kunt
meegaan !" Voor een heel verren neef, die nog een
eind achter een vriend staat, hoefde meneer Hilde
brand zich niet te laten derangeeren. Hij laat zich
echter wél derangeeren en.... levert dan van Nurks
een beschrijving, die volkomen past onder den
titel: Een onaangenaam mensch". Is dat fair?
Hij was een beste, eerlijke, trouwe jongen,
prompt in zijn zaken, stipt in zijn zeden, godsdienstig
en zelfs in den grond goedhartig." Aldus Hildebrand
over Nurks. Hoe kan de schrijver dat allemaal weten,
wanneer hij maar losse connecties onderhield met
Robertus? Er was iets in hem," zoo lees ik verder
in dezelfde korte alinea, ik weet het niet, dat
maakte, dat ik met hem niet op mijn gemak was;
iets lastigs, iets impertinents, in n woord: iets
volmaakt onaangenaams." Zou het niet aan Hilde
brand kunnen liggen, dat de twee blijkbaar elkander
niet zoo best begrepen? Ik beantwoord deze vraag
volmondig bevestigend.
ROBERTUS Nurks schijnt werkelijk enkele
jaren in de West te hebben doorgebracht, een
teeken, dat hij een ondernemend jonkman was,
reislustig, levenslustig en leergierig. Een jonge
kerel, die zulke goede eigenschappen bezit als
Hildebrand zelf van hem opsomt, wordt niet naar de
West gestuurd met de drie H's op den rug van
Help Hem Haastig.
Half 1840 moet hem een exemplaar van de
Camera zijn opgestuurd. Het boek beleefde binnen
de zes maanden twee drukken; het ligt voor de
hand, dat heel de familie Hildebrand trotsch was
op den auteur en op diens product.
In den vreemde dus heeft Nurks kennis gemaakt
met het onaangenaam mensch". En Nurks is
kwaad geworden. Robertus Nurks is heel boos
geweest. Dat blijkt uit een brief, die in zijn archief
is gevonden. Deze brief is evenwel nooit verzonden
en daarom is het hoofdstuk over mijn overgroot
vader nooit uit de Camera geschrapt. Ik vlij mij niet
met de illusie dat ik met deze onthullingen een
Camera zonder den Nurks kan bewerkstelligen. Heo
echter luidt de brief?
r
iiumniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiim
Paindeluxe-brood
Dit moet nog nader worden af
gewacht. (Ver. v. d. Effectenh.)
Deze vragen kunnen elkaar onder
ling weder beïnvloeden." (G.)
Op de glibberige paden
Thans minder dan ooit mag
E. d. D. schromen den vinger te
leggen op de gevaren, welke onze
nationale eenheid kunnen bedreigen."
(E. d. D.)
Langzaam ontwikkelt zich de
actie tot iets grooter accenten." (R.)
Huisbakken journalistiek
De Orzel is nog niet zoo erg lang
geleden in Nederland gebouwd." (R.)
Dr. B. merkte op, dat het niet
zoo is, dat het geheele gebergte door
dwergen bewoond wordt," (Deli-C.)
De bevoorrading zou zich geen
raad weten." (H. P.)
? Lodewijk van Deyssel, wie kent
dezen schrijver z'n naam niet?"
(H. D.)
De iemand en het iets
Metzelaar was ongetwijfeld een
hoogst begaafd iemand." (H. D.)
Dit is alweder een fselsprekend
iets." (Vnjh.)
CHARIVARIA
De oud-gezant, Graaf van Lim
burg Stirum moest vele bezoeken in
ontvangst nemen van personen die
den scheidenden gezant een afscheids
groet brachten." (T.)
Wij vertrouwen dat de hoffelijke
diplomaat zijn misnoegen niet ge
toond heeft.
Zelfs als vele ledematen uitgerukt
zijn, zal de Engelschman zijn tegen
stander blijven vasthouden." (R.)
Natuurlijk tenzij onder die vele
zijn beide handen behooren.
De dagvaarding beschrijft deze
voorwerpen in het geheel niet en
vermeldt uog minder van welken
diefstal zij afkomstig zouden zijn."
(R.)
Wat zou er het minst in staan?
Dit is een normale spoorrails."
(T.)
En dit is een abnormale vormen.
De arbeiders zagen plotseling
hevig rukken aan de deur van het
portier. Het gelukte hun de deur
te openen." (T.)
Toen kwam het portier aan de
beurt.
Die liefde heeft aanstekelijk
gewerkt op zijn ruim 14-jarige
dochtertje," schrijft de Telegraaf.
Hoe ruim?" vraagt een lezer.
Correspondentie
P. te A. De Telegraaf tracteert ons
tegenwoordig herhaaldelijk op begees
terd en begeestering. Wat dunkt u
van deze monsters ?
Antw. Het is weer zeer in de
mode. Het Wbk zegt: Begeesteren
is overgenomen uit het Hd., waar
begeistern gevormd is naar het mv.
Geister, gelijk vergöttern naar h«t
mv. Cötter. Het woord is een enkale
maal gebruikt door Bilderdijk en
daarna door vele anderen. Men
bleef echter gevoelen, dat het niet
in het Nederlandsch zelf was ge
vormd en thans (1898) is het
gelukkig weer nagenoeg in onbruik
geraakt. Ook Begeisterung heeft
men in het Nederlandsch over
genomen maar thans in
NoordNederland laten varen; in Belgi
evenwel wordt het nog vaak ge
bruikt."
Laat ons hopen dat deze inslui
per spoedig naar Duitschland zal
verhuizeren.
.y
Een van Jo Sp/er's illustraties in de jubileum-uitgave van
de Camera Obscura
Willemstad, Donderdag 14 Julij 1840
Waarde Neef,
Vier jaren is het thans geleden, dat ik een aange
nomen middag met U, hooggeloofde, en met een uwer
vrinden, mocht doorbrengen in dat onvolprezen bosch
even buiten den kom uwer woonstede. Vaak, en vooral
sinds ik mij als 's lands dienaar in den vreemde
bevind, heb ik mij verlustigd in de herinnering aan
dat uitstapje. Nog zie ik den rooker, die zich eenen
winkelhaak in zijn pantalon had gehaald en de drie
poeljes van gratietjes", die allerschuwelijkst kweel
den .... om den broode en daarom een flinke aalmoes
wel verdienden. Op eenen afstand krijgt het verleden
een donkerder couleur', het vaderland bijzonder komt
in boeiende nevelen aan den einder te liggen; en in
de tropische hitte van de West vermag de herinnering
aan het koele loover van Uwen Haarlemmerhout bij
een jonkman een stil heimwee te verwekken. Ik wil
mij echter niet laten verleiden om de schoone letteren
een plaats in mijn brief te bereiden; het critisch oog
van een jeugdig en beroemd schrijver als Gij zijt, zou
dit maar kwalijk kunnen aanzien; en Ge zoudt al te
ras geneigd zijn te meenen, dat een onaangenaam
mensch" zijn arm bood aan de muze, die Uw Be
schermvrouwe is.
Beste Hildebrand, ik heb Uw boek gelezen. Zus
Fransienstje heeft het mij opgezonden en ik ben er
haar oprecht dankbaar voor, want dankzij de Camera
Obscura kan ik me weer eens heerlijk kwaad maken,
zooals ik dat kwansuis menigmaal deed in den
onbezorgden tijd van Amsterdam, een viertal jaren her.
Ik heb veel waardeering voor Uw schrijfkunst en
Ge verstaat het om de menschen te portretteeren.
Mama's en dochters, papa's en vrijers, Ge schildert
ze uit; een wandeling in het bosch of een verre reis
op een warmen zomerdag, Ge laat ze genieten door
uwen lezer. Ge laat de menschen leven, zooals gij ze
ziet, waarde Hildebrand, en dat stemt meestentijds
overeen met de wijze, waarop ze werkelijk leven;
maar Ge kunt u ook vergissen. En nu geef ik U de
verzekering, dat U zich met een zekeren Robertus
Nurks, die ik de eer heb te zijn, alleraffreust vergist
hebt.
Ik heb weleer wel eens een grapje gemaakt op de
keurige vesten, die uw fiere borst bedekten, er aan
toevoegende, dat ze lade een paar moden te achteren
waren. Daarmede wilde ik destijds zeggen, mij blijkt,
dat ge dat nimmer begrepen hebt, dat Ge u ouder
voor wildet doen, dan ge waart. Gij leeft te oud, mijn
waarde! Gij zijt een jeugdig dominee van amper
vijfentwintig jaren Ge zijt immers van 1814?
en wilt al in het gevlij komen van Uw collega's, die de
grijze lokken kunnen schudden om de luchthartigheid
en de oppervlakkigheid van het middelsoortige
menschdom, bij de Hollandsche, degelijke mama's en
bij alle fatsoenlijke meisjes, die al glimlachen voor Ge
Uw mond tot spreken hebt geopend; bij alle vaders die
PAG. 16 DE GROENE No. 3253