De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 7 oktober pagina 16

7 oktober 1939 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

Een verhaal van DéGroene" Ik oen Jxooertus iSlurLi wh' \'t 'f r' s «* l K ben Robertus Nurks en om meteen alle aandoenlijke nieuwsgierigheid van burgeressen en burgers te bevredigen voeg ik er aan toe, dat ik inderdaad een nakomeling ben van Robertus Nurks, den beruchte. Dat onaangenaam mensch in den Haarlemmerhout" is mijn overgrootvader geweest en ik ben daar, spijts meneer Hildebrand en spijts een zekeren meneer Beets, trotsch op I Zonderling ! Vóór dit gedenkwaardige jubeljaar ben ik zegge en schrijve slechts twee keer lastig gevallen met de vraag: Nurks? .... Nurks? .. .. Meer van gehoord.... Wacht 's even.... Ha, ik heb het: bent u soms familie van dien ouden Nurks uit de Camera Obscura ?" Tusschen haakjes Nurks was niet oud. nmaal is het mij uitvoerig en volledig gevraagd door een meester op de lagere school: Heb jij nog iets uit te staan met dien Robertus Nurks, etcetera, etcetera, etcetera, waarvan Nicolaas Beets, alias Hildebrand, zoo aardig schreef in zijn Camera Obscura, etcetera, etcetera, etcetera?" De stumperd, die de vraag stelde, blokte voor zijn hoofdacte en een stakkerd, tot wien de vraag gesteld werd, was toen nog te jong om meteen te ant woorden: 't was niet aardig, zooals die meneer Hildebrand over mijn overgrootvader schreef !" Den tweeden keer, dat een buitenstaander infor meerde naar mijn familierelaties met een jongen man, die honderd jaar geleden wel eens op 'n Zon dagmorgen van Amsterdam naar Haarlem kwam om er in gezelschap van een verren, vervelenden neef in den Hout te gaan wandelen, was een leeraar van de H.B.S., een doctor-Neerlandicus, die na tuurlijk blijk moest geven van zijn deskundig heid. Verder heeft men mij altijd met rust gelaten, en dat is iets, wat mijns inziens toch maar moeilijk rijmt op het feit, dat onlangs verschenen is de veertigste druk van het boek, waarin mijn overgroot vader zoo ten voeten uit staat geteekend. Ik heb het al in uw herinnering terug gebracht: Nurks was een verre neef van Hildebrand; het was dus op een familielid, dat de jonge en bescheiden ik zeg bescheiden" auteur zijn ganzeveder stomp schreef. Veel belangstelling bestond er bij Hildebrand niet voor zijn bloedverwant. Want nauwelijks heeft hij met enkele regels den lezer in kennis gesteld van Nurks' bestaan, of hij vermeldt al: Waar hij nu is, weet ik niet; ik geloof, dat hij naar de West is gegaan.'' Menigeen, die al in de gaten heeft, dat ik op meneer Hildebrand gepiqueerd ben, omdat hij mijn overgrootvader er tusschen heeft genomen op een manier, die ik beleedigend acht voor de Nurksen, zal misschien de opmerking maken: Och, de schrijver heeft zijn verren bloedverwant maar gekozen om als het ware een aanloopje te nemen en in den Haarlemmerhout terecht te komen, waar hij op Zondagmorgen zijn hart kon ophalen aan zijn aangeboren copieerlust des dagelijkschen levens." Maar die vergoelijking stelt mij helaas niet tevreden. Een van de twee; óf het was dik aan tusschen Hildebrand en Robertus óf de betrekkingen waren maar losjes. In het eerste geval had Hildebrand het niet hoeven te doen voorkomen of het zoo'n offer voor hem was, te gaan kuieren in den Hout; hij had er dan royaler voor kunnen uitkomen, dat hij ook wel graag heel den dag naar de menschen (meisjes) keek, die daar achter de Koekamp hun verpoozing kwamen zoeken. In dit geval staat het Hildebrand heelegaar niet netjes, dat hij op deze manier zijn vriendschap met neef Nurks verloochent. In het andere geval, zou het geenszins onheusch van den Haarlemmer geweest zijn, indien hij tot Rober tus had gezegd: Hoor'reis, waarde vriend, we hadden het plan om naar Velzerend te gaan wan delen en zouden gaan botaniseeren; ge kunt meegaan !" Voor een heel verren neef, die nog een eind achter een vriend staat, hoefde meneer Hilde brand zich niet te laten derangeeren. Hij laat zich echter wél derangeeren en.... levert dan van Nurks een beschrijving, die volkomen past onder den titel: Een onaangenaam mensch". Is dat fair? Hij was een beste, eerlijke, trouwe jongen, prompt in zijn zaken, stipt in zijn zeden, godsdienstig en zelfs in den grond goedhartig." Aldus Hildebrand over Nurks. Hoe kan de schrijver dat allemaal weten, wanneer hij maar losse connecties onderhield met Robertus? Er was iets in hem," zoo lees ik verder in dezelfde korte alinea, ik weet het niet, dat maakte, dat ik met hem niet op mijn gemak was; iets lastigs, iets impertinents, in n woord: iets volmaakt onaangenaams." Zou het niet aan Hilde brand kunnen liggen, dat de twee blijkbaar elkander niet zoo best begrepen? Ik beantwoord deze vraag volmondig bevestigend. ROBERTUS Nurks schijnt werkelijk enkele jaren in de West te hebben doorgebracht, een teeken, dat hij een ondernemend jonkman was, reislustig, levenslustig en leergierig. Een jonge kerel, die zulke goede eigenschappen bezit als Hildebrand zelf van hem opsomt, wordt niet naar de West gestuurd met de drie H's op den rug van Help Hem Haastig. Half 1840 moet hem een exemplaar van de Camera zijn opgestuurd. Het boek beleefde binnen de zes maanden twee drukken; het ligt voor de hand, dat heel de familie Hildebrand trotsch was op den auteur en op diens product. In den vreemde dus heeft Nurks kennis gemaakt met het onaangenaam mensch". En Nurks is kwaad geworden. Robertus Nurks is heel boos geweest. Dat blijkt uit een brief, die in zijn archief is gevonden. Deze brief is evenwel nooit verzonden en daarom is het hoofdstuk over mijn overgroot vader nooit uit de Camera geschrapt. Ik vlij mij niet met de illusie dat ik met deze onthullingen een Camera zonder den Nurks kan bewerkstelligen. Heo echter luidt de brief? r iiumniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiim Paindeluxe-brood Dit moet nog nader worden af gewacht. (Ver. v. d. Effectenh.) Deze vragen kunnen elkaar onder ling weder beïnvloeden." (G.) Op de glibberige paden Thans minder dan ooit mag E. d. D. schromen den vinger te leggen op de gevaren, welke onze nationale eenheid kunnen bedreigen." (E. d. D.) Langzaam ontwikkelt zich de actie tot iets grooter accenten." (R.) Huisbakken journalistiek De Orzel is nog niet zoo erg lang geleden in Nederland gebouwd." (R.) Dr. B. merkte op, dat het niet zoo is, dat het geheele gebergte door dwergen bewoond wordt," (Deli-C.) De bevoorrading zou zich geen raad weten." (H. P.) ? Lodewijk van Deyssel, wie kent dezen schrijver z'n naam niet?" (H. D.) De iemand en het iets Metzelaar was ongetwijfeld een hoogst begaafd iemand." (H. D.) Dit is alweder een fselsprekend iets." (Vnjh.) CHARIVARIA De oud-gezant, Graaf van Lim burg Stirum moest vele bezoeken in ontvangst nemen van personen die den scheidenden gezant een afscheids groet brachten." (T.) Wij vertrouwen dat de hoffelijke diplomaat zijn misnoegen niet ge toond heeft. Zelfs als vele ledematen uitgerukt zijn, zal de Engelschman zijn tegen stander blijven vasthouden." (R.) Natuurlijk tenzij onder die vele zijn beide handen behooren. De dagvaarding beschrijft deze voorwerpen in het geheel niet en vermeldt uog minder van welken diefstal zij afkomstig zouden zijn." (R.) Wat zou er het minst in staan? Dit is een normale spoorrails." (T.) En dit is een abnormale vormen. De arbeiders zagen plotseling hevig rukken aan de deur van het portier. Het gelukte hun de deur te openen." (T.) Toen kwam het portier aan de beurt. Die liefde heeft aanstekelijk gewerkt op zijn ruim 14-jarige dochtertje," schrijft de Telegraaf. Hoe ruim?" vraagt een lezer. Correspondentie P. te A. De Telegraaf tracteert ons tegenwoordig herhaaldelijk op begees terd en begeestering. Wat dunkt u van deze monsters ? Antw. Het is weer zeer in de mode. Het Wbk zegt: Begeesteren is overgenomen uit het Hd., waar begeistern gevormd is naar het mv. Geister, gelijk vergöttern naar h«t mv. Cötter. Het woord is een enkale maal gebruikt door Bilderdijk en daarna door vele anderen. Men bleef echter gevoelen, dat het niet in het Nederlandsch zelf was ge vormd en thans (1898) is het gelukkig weer nagenoeg in onbruik geraakt. Ook Begeisterung heeft men in het Nederlandsch over genomen maar thans in NoordNederland laten varen; in Belgi evenwel wordt het nog vaak ge bruikt." Laat ons hopen dat deze inslui per spoedig naar Duitschland zal verhuizeren. .y Een van Jo Sp/er's illustraties in de jubileum-uitgave van de Camera Obscura Willemstad, Donderdag 14 Julij 1840 Waarde Neef, Vier jaren is het thans geleden, dat ik een aange nomen middag met U, hooggeloofde, en met een uwer vrinden, mocht doorbrengen in dat onvolprezen bosch even buiten den kom uwer woonstede. Vaak, en vooral sinds ik mij als 's lands dienaar in den vreemde bevind, heb ik mij verlustigd in de herinnering aan dat uitstapje. Nog zie ik den rooker, die zich eenen winkelhaak in zijn pantalon had gehaald en de drie poeljes van gratietjes", die allerschuwelijkst kweel den .... om den broode en daarom een flinke aalmoes wel verdienden. Op eenen afstand krijgt het verleden een donkerder couleur', het vaderland bijzonder komt in boeiende nevelen aan den einder te liggen; en in de tropische hitte van de West vermag de herinnering aan het koele loover van Uwen Haarlemmerhout bij een jonkman een stil heimwee te verwekken. Ik wil mij echter niet laten verleiden om de schoone letteren een plaats in mijn brief te bereiden; het critisch oog van een jeugdig en beroemd schrijver als Gij zijt, zou dit maar kwalijk kunnen aanzien; en Ge zoudt al te ras geneigd zijn te meenen, dat een onaangenaam mensch" zijn arm bood aan de muze, die Uw Be schermvrouwe is. Beste Hildebrand, ik heb Uw boek gelezen. Zus Fransienstje heeft het mij opgezonden en ik ben er haar oprecht dankbaar voor, want dankzij de Camera Obscura kan ik me weer eens heerlijk kwaad maken, zooals ik dat kwansuis menigmaal deed in den onbezorgden tijd van Amsterdam, een viertal jaren her. Ik heb veel waardeering voor Uw schrijfkunst en Ge verstaat het om de menschen te portretteeren. Mama's en dochters, papa's en vrijers, Ge schildert ze uit; een wandeling in het bosch of een verre reis op een warmen zomerdag, Ge laat ze genieten door uwen lezer. Ge laat de menschen leven, zooals gij ze ziet, waarde Hildebrand, en dat stemt meestentijds overeen met de wijze, waarop ze werkelijk leven; maar Ge kunt u ook vergissen. En nu geef ik U de verzekering, dat U zich met een zekeren Robertus Nurks, die ik de eer heb te zijn, alleraffreust vergist hebt. Ik heb weleer wel eens een grapje gemaakt op de keurige vesten, die uw fiere borst bedekten, er aan toevoegende, dat ze lade een paar moden te achteren waren. Daarmede wilde ik destijds zeggen, mij blijkt, dat ge dat nimmer begrepen hebt, dat Ge u ouder voor wildet doen, dan ge waart. Gij leeft te oud, mijn waarde! Gij zijt een jeugdig dominee van amper vijfentwintig jaren Ge zijt immers van 1814? en wilt al in het gevlij komen van Uw collega's, die de grijze lokken kunnen schudden om de luchthartigheid en de oppervlakkigheid van het middelsoortige menschdom, bij de Hollandsche, degelijke mama's en bij alle fatsoenlijke meisjes, die al glimlachen voor Ge Uw mond tot spreken hebt geopend; bij alle vaders die PAG. 16 DE GROENE No. 3253

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl