Historisch Archief 1877-1940
^
^ '/??'////£ -*_N
_^*^;"-.;^C^-^ /5Jf
Een verhaal van De Groene
DEN laatsten keer dat ik thuis kwam, vond ik
toevallig onder een paar oude boeken mijn
eersten Katechismus. De zangerige afwisseling van
vraag en antwoord bracht mij de lessen in de herin
nering die ik eens op Zondagmorgen na de mis van
negen uur had gevolgd. Ik scheen mij in het bijzon
der de maanden in de lente van 1922 te herinneren,
toen ik zeven jaar oud was en voorbereid werd voor
mijn eerste biecht en communie.
De mannen en vrouwen die de negen-uurs-mis op
de Zondagen bijwoonden, moesten achterin de kerk
zitten. De kinderen zaten vlak voor het altaar, onder
. het waakzaam oog van een twaalftal oplettende
zusters. Door deze regeling werd niet slechts het
aantal papieren balletjes die van bank tot bank ge
schoten werden, tot een minimum gereduceerd,
maar werd het ook a'.le kinderen onmogelijk ge
maakt, zich aan de Katechismus-les na den dienst te
onttrekken. Een van mijn vrienden, Frits geheeten
mocht soms weggaan wegens misselijkheid (die hij
opwekte door zijn vinger in de keel te steken), maar
wij anderen misten zijn onbeheerschte moed. Ik
placht mijn vuisten in wanhoop te ballen wanneer
ik aan Pietje Bell" dacht die thuis op mij wachtte
terwijl ik in een kerkbank zat. Pietje Bell trok zich
niets van de Zondagsmis aan, desondanks zorgde
God veel beter voor hem dan voor mij. Pietje Bell
haalde allerlei heerlijke streken uit, terwijl ik met
Adam en Eva worstelde.
Onze klas bestond uit een tien a vijftiental jongens
en meisjes en werd onderwezen door Zuster Fidelis.
Zij zag er knap uit ik weet dat ik dat nu zoo zou
vinden en had een eindeloos geduld. Soms maak
ten we haar hardop aan het lachen. Waar wij, jon
gens, eindelooze gesprekken over voerden, was de
quaestie dat Zuster Fidelis geen haar had. Wij
vroegen ons af of ze het had afgeknipt of dat het
vanzelf was uitgevallen toen ze de roeping" kreeg.
Zelfs de meisjes in de klas konden niet veinzen
dat zij het mysterie van de roeping" begrepen.
Zuster Fidelis legde uit dat het de stem van God
was, maar verder antwoordde ze slechts met
geglimlach. Wij wilden juist graag weten hoe God's
stem klonk. Wij wilden weten of Hij alleen maar
tot haar geroepen had: Kom !" Het eenige wat wij
zeker wisten, was, dat je, als je de roeping" ont
ving, Hem moest volgen. Telkens als ik van de
Zondagsschool naar huis liep, was ik dan ook bang
dat God van de takken boven mijn hoofd uit, mij
zou toeroepen. Dat zou beteekenen dat ik mijn fiets
«n Pietje Bell" in den steek zou moeten laten en
priester zou moeten worden, in een donker kleed
zonder das. Ik wilde geen priester worden. Ik wilde
Pietje Bell worden. Soms ging ik in het midden van
de straat loopen buiten het bereik van de boomen,
zoodat ik, wanneer God mij van links of rechts riep,
zou kunnen doen alsof ik Hem niet had gehoord.
WIJ leerden allen de eerste les uit den
katechismus uit het hoofd. Ook de tweede en alle vol
gende lessen moesten wij uit het hoofd leeren, maar
de eerste was de eenige waarin wij nooit fouten
maakten.
Waartoe zijn wij op aarde?" placht Zuster
Fidelis te vragen.
Ik probeerde daar maar gauw een antwoord op
te geven, teneinde verdere vragen te vermijden.
Wij zijn op aarde, om God te dienen en daardoor
in den hemel te komen."
Wie heeft ons geleerd, hoe wij God moeten die
nen?"
Hoe wij God moeten dienen, heeft vooral Chris
tus ons geleerd."
Wat is God?"
God is de oneindig volmaakte Geest, Schepper
Heer en Bestuurder van hemel en aarde, van wien
alle goed voortkomt."
Wat is de mensch?"
De mensch is een redelijk schepsel Gods, be
staande uit een onsterfelijke ziel en een sterfelijk
lichaam".
Welk is het waardigste deel van den mensch ?"
Het waardigste deel van den mensch is de ziel."
Waarom is de ziel het waardigste deel van den
mensch?"
De ziel is het waa-digste deel van den mensch
omdat de ziel een onsterfelijke geest is, geschapen
naar Gods beeld en gelijkenis". Ik stelde mij de ziel
voor als iets binnen in mijn huid, Gods beeld als de
linker zijde van den mensch, Zijn gelijkenis als de
rechterzijde.
De vierde les, Over God" was niet moeilijker
dan de voorafgaande, maar uit haar wijdloopige ver
klaring van Gods persoon sprak iets van Zijn verhe
venheid die mij angst voor Hem inboezemde. Ik
kon alle antwoorden zonder fout geven, maar het
gaf mij geen plezier. Ik geloof dat ik toen al iets
van het zware gewicht des geloofs voelde.
DIE lente drongen wij, week na week, door in de
mysteriën van de Heilige Kerk en de Gemeen
schap der Heiligen. Wij zagen God zich splitsen in
de Allerheiligste Drieëenheid en van de Allerheilig
ste Drieëenheid kwamen we tenslotte bij den Zonde
val der eerste menschen en de Erfzonde. De Erf
zonde was de zwarte vlek waarmee wij geboren
worden doordat onze eerste voorouders de vrucht
gegeten hebben welke God hun verboden had. Hoe
wel wij er herhaaldelijk op aandrongen, weigerde
Zuster Fidelis uit te leggen, wat voor soort vrucht
dat was geweest.
Jullie is door het Doopsel de erfzonde vergeven",
zei zij, Dus hoeven jullie je er geen zorgen meer over
te maken." Er bestond nog een soort zonde, die ge
splitst werd in Doodzonde en Dagelijksche Zonde.
Wij doen Doodzonde, als wij de wet Gods in een
groote zaak met volle kennis en met vrijen wil over
treden." Dagelijksche Zonde deden wij als wij de
wet Gods overtreden in een kleine zaak of als wij
de wet Gods overtreden in een groote zaak, maar
niet met volle kennis of niet met geheel vrijen wil."
De Hoofdzonden die wij op onze vingers moesten af
tellen, waren: Hoovaardigheid, Gierigheid,
Onkuischheid, Nijd, Gulzigheid, Gramschap en Traag
heid. Wat deze zeven woorden beteekenden, hoop
ten we nooit te begrijpen. Onze eenige aanwijzing
was dat het derde onze ouders in zichtbare verwar
ring bracht als we het uitspraken in hun tegen
woordigheid.
Tegen Juni waren we de Genademiddelen gena
derd, en op een Zaterdag, laat in diezelfde maand,
ging ik de eerste maal biechten. Zuster Fidelis had
ons den vorigen Zondag aan het eind van het les
uur, gezegd, dat we genoeg vorderingen hadden
gemaakt om het Genademiddel te ontvangen. Zij
had ons precies gezegd hoe wij ons in de biechtstoel
moesten gedragen, en ons medegedeeld dat de
priester om negen uur biecht zou hoeren. Om
half negen, netjes aangekleed en elkaar bespie
dend als wantrouwende vreemdelingen, knielden
wij in een rij bij het hoofdaltaar. Daar moesten we
ons, had Zuster Fidelis gezegd, innerlijk voorberei
den. Op een van de glas-in-lood-ramen boven het
altaar was Abraham afgebeeld terwijl hij op het
punt stond zijn zoon ten offer te brengen. Ik moest
over mijn verleden nadenken, maar dat duurde
maar kort daar ik mij spoedig verbeeldde, op
Isaac's plaats te zijn. Ik stond juist bijna op het
punt, den ouden Abraham neer te slaan toen het
mijn beurt was om te biechten.
DE biechtstoel was in den muur van de kerk
ingebouwd. De priester kon in het midden zit
ten, de biechtende aan een van beide zijden. Ik
schoof een zwaar rood gordijn op zij en knielde neer
in de duisternis, terwijl ik mijn handen op een smalle
plank legde. Het eenige wat ik kon zien, was een
houten paneel vóór mij. Ik hoorde er achter het ge
luid van gedempte stemmen, toen stierven zij weg
en het paneel schoof open. Een priester zat in de
schaduw aan de andere zijde van een traliewerk. Ik
sprak de woorden die ik had geleerd, Geef mij Uw
zegen, Eerwaarde, want ik heb gezondigd". Het
scheen dat ik dat te hard had gezegd. De priester
althans schudde het hoofd en fluisterde Sst "l
Nu was het moment aangebroken waarop ik mijn
zonden moest biechten; nu tenslotte, zou ik van
mijn zonden gereinigd worden, Maar het eenige
was dat ik mijn vuisten samenkneep en zweeg.
Heb je niet gezondigd?" vroeg de priester na
een tweetal minuten.
Ik geloof van wel, Eerwaarde." Ik was bang
voor mijn eigen stem. En of."
Heb je je morgengebed soms overgeslagen?"
Ik zou me geschaamd hebben indien ik de be
schuldiging had moeten ontkennen. Ja, Eer
waarde," zei ik.
Heb je je avondgebed soms overgeslagen?"
Ja, Eerwaarde".
Ben je ongehoorzaam geweest tegenover je
ouders?"
Ja, Eerwaarde."
De priester bewaarde een onheilspellend stilzwij
gen. Het was alsof het tot hem doordrong dat het
getal der zonden dat ik wilde bekennen, eindeloos
was. Hij ging verzitten.
Is er soms nog iets?"
Ja, Eerwaarde."
Hij hief in wanhoop zijn handen, waarin hij een
lange rozenkrans hield, op. Ik geloof, dat het zoo
wel voldoende is. Bid voor penitentie drie Onze
Vaders" en drie Ave Maria's" en bid nu een
goede Akte van Berouw.
Zoo vlug als mijn lippen konden bewegen, raffelde
ik de Akte van Berouw af, stond bevend over al
mijn leden op en liep naar het altaar. Daar bad
ik de drie Onze Vaders" en Ave Maria's" zon
der een oogenblik stil te houden. De penitentie
scheen mij haast te gering voor de zonden die ik
had bekend, en ik was opeens benieuwd om haar
te vergelijken met de psnitentie die den anderen
was opgelegd. Ik liep de kerk door naar de breede
granieten stoep buiten. Frits riep mij toe: Wat heb
jij gekregen?" Hij grijnsde en wees naar de anderen.
Wij hebben allemaal drie Onze Vaders" en drie
Ave Maria's" gekregen. Nogal rottig."
Ik zei: Ik heb er tien gekregen."
Tien?"
Van elk."
Allemachtig !"
Ik wist en was plotseling trotsch op de prestatie
dat ik een leugen had verteld. Eigenlijk moest
ik meteen weer gaan biechten. In plaats daarvan
drong het gevoel tot mij door dat ik mij als een
man had gedragen. Galijk een overwinnaar stond
ik op de stoep.
BRENDAN GILL.
UW FAMILIEWAPEN opgespoord en prachtig ge
schilderd in maat naar keus f 13.50. Beschikken
nu over meer dan een half millioen gegevens.
Vraagt eens vrijblijvend aan. Zegelringen,
stami boomen etc. Heraldisch Genealogisch Bureau De Banier,
Zeer billijk. Oranje Nassaulaan 87, Overveen.
PAG. 17 DE GROENE No. 3254