De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 14 oktober pagina 17

14 oktober 1939 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

^ ^ '/??'////£ -*_N _^*^;"-.;^C^-^ /5Jf Een verhaal van De Groene DEN laatsten keer dat ik thuis kwam, vond ik toevallig onder een paar oude boeken mijn eersten Katechismus. De zangerige afwisseling van vraag en antwoord bracht mij de lessen in de herin nering die ik eens op Zondagmorgen na de mis van negen uur had gevolgd. Ik scheen mij in het bijzon der de maanden in de lente van 1922 te herinneren, toen ik zeven jaar oud was en voorbereid werd voor mijn eerste biecht en communie. De mannen en vrouwen die de negen-uurs-mis op de Zondagen bijwoonden, moesten achterin de kerk zitten. De kinderen zaten vlak voor het altaar, onder . het waakzaam oog van een twaalftal oplettende zusters. Door deze regeling werd niet slechts het aantal papieren balletjes die van bank tot bank ge schoten werden, tot een minimum gereduceerd, maar werd het ook a'.le kinderen onmogelijk ge maakt, zich aan de Katechismus-les na den dienst te onttrekken. Een van mijn vrienden, Frits geheeten mocht soms weggaan wegens misselijkheid (die hij opwekte door zijn vinger in de keel te steken), maar wij anderen misten zijn onbeheerschte moed. Ik placht mijn vuisten in wanhoop te ballen wanneer ik aan Pietje Bell" dacht die thuis op mij wachtte terwijl ik in een kerkbank zat. Pietje Bell trok zich niets van de Zondagsmis aan, desondanks zorgde God veel beter voor hem dan voor mij. Pietje Bell haalde allerlei heerlijke streken uit, terwijl ik met Adam en Eva worstelde. Onze klas bestond uit een tien a vijftiental jongens en meisjes en werd onderwezen door Zuster Fidelis. Zij zag er knap uit ik weet dat ik dat nu zoo zou vinden en had een eindeloos geduld. Soms maak ten we haar hardop aan het lachen. Waar wij, jon gens, eindelooze gesprekken over voerden, was de quaestie dat Zuster Fidelis geen haar had. Wij vroegen ons af of ze het had afgeknipt of dat het vanzelf was uitgevallen toen ze de roeping" kreeg. Zelfs de meisjes in de klas konden niet veinzen dat zij het mysterie van de roeping" begrepen. Zuster Fidelis legde uit dat het de stem van God was, maar verder antwoordde ze slechts met geglimlach. Wij wilden juist graag weten hoe God's stem klonk. Wij wilden weten of Hij alleen maar tot haar geroepen had: Kom !" Het eenige wat wij zeker wisten, was, dat je, als je de roeping" ont ving, Hem moest volgen. Telkens als ik van de Zondagsschool naar huis liep, was ik dan ook bang dat God van de takken boven mijn hoofd uit, mij zou toeroepen. Dat zou beteekenen dat ik mijn fiets «n Pietje Bell" in den steek zou moeten laten en priester zou moeten worden, in een donker kleed zonder das. Ik wilde geen priester worden. Ik wilde Pietje Bell worden. Soms ging ik in het midden van de straat loopen buiten het bereik van de boomen, zoodat ik, wanneer God mij van links of rechts riep, zou kunnen doen alsof ik Hem niet had gehoord. WIJ leerden allen de eerste les uit den katechismus uit het hoofd. Ook de tweede en alle vol gende lessen moesten wij uit het hoofd leeren, maar de eerste was de eenige waarin wij nooit fouten maakten. Waartoe zijn wij op aarde?" placht Zuster Fidelis te vragen. Ik probeerde daar maar gauw een antwoord op te geven, teneinde verdere vragen te vermijden. Wij zijn op aarde, om God te dienen en daardoor in den hemel te komen." Wie heeft ons geleerd, hoe wij God moeten die nen?" Hoe wij God moeten dienen, heeft vooral Chris tus ons geleerd." Wat is God?" God is de oneindig volmaakte Geest, Schepper Heer en Bestuurder van hemel en aarde, van wien alle goed voortkomt." Wat is de mensch?" De mensch is een redelijk schepsel Gods, be staande uit een onsterfelijke ziel en een sterfelijk lichaam". Welk is het waardigste deel van den mensch ?" Het waardigste deel van den mensch is de ziel." Waarom is de ziel het waardigste deel van den mensch?" De ziel is het waa-digste deel van den mensch omdat de ziel een onsterfelijke geest is, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis". Ik stelde mij de ziel voor als iets binnen in mijn huid, Gods beeld als de linker zijde van den mensch, Zijn gelijkenis als de rechterzijde. De vierde les, Over God" was niet moeilijker dan de voorafgaande, maar uit haar wijdloopige ver klaring van Gods persoon sprak iets van Zijn verhe venheid die mij angst voor Hem inboezemde. Ik kon alle antwoorden zonder fout geven, maar het gaf mij geen plezier. Ik geloof dat ik toen al iets van het zware gewicht des geloofs voelde. DIE lente drongen wij, week na week, door in de mysteriën van de Heilige Kerk en de Gemeen schap der Heiligen. Wij zagen God zich splitsen in de Allerheiligste Drieëenheid en van de Allerheilig ste Drieëenheid kwamen we tenslotte bij den Zonde val der eerste menschen en de Erfzonde. De Erf zonde was de zwarte vlek waarmee wij geboren worden doordat onze eerste voorouders de vrucht gegeten hebben welke God hun verboden had. Hoe wel wij er herhaaldelijk op aandrongen, weigerde Zuster Fidelis uit te leggen, wat voor soort vrucht dat was geweest. Jullie is door het Doopsel de erfzonde vergeven", zei zij, Dus hoeven jullie je er geen zorgen meer over te maken." Er bestond nog een soort zonde, die ge splitst werd in Doodzonde en Dagelijksche Zonde. Wij doen Doodzonde, als wij de wet Gods in een groote zaak met volle kennis en met vrijen wil over treden." Dagelijksche Zonde deden wij als wij de wet Gods overtreden in een kleine zaak of als wij de wet Gods overtreden in een groote zaak, maar niet met volle kennis of niet met geheel vrijen wil." De Hoofdzonden die wij op onze vingers moesten af tellen, waren: Hoovaardigheid, Gierigheid, Onkuischheid, Nijd, Gulzigheid, Gramschap en Traag heid. Wat deze zeven woorden beteekenden, hoop ten we nooit te begrijpen. Onze eenige aanwijzing was dat het derde onze ouders in zichtbare verwar ring bracht als we het uitspraken in hun tegen woordigheid. Tegen Juni waren we de Genademiddelen gena derd, en op een Zaterdag, laat in diezelfde maand, ging ik de eerste maal biechten. Zuster Fidelis had ons den vorigen Zondag aan het eind van het les uur, gezegd, dat we genoeg vorderingen hadden gemaakt om het Genademiddel te ontvangen. Zij had ons precies gezegd hoe wij ons in de biechtstoel moesten gedragen, en ons medegedeeld dat de priester om negen uur biecht zou hoeren. Om half negen, netjes aangekleed en elkaar bespie dend als wantrouwende vreemdelingen, knielden wij in een rij bij het hoofdaltaar. Daar moesten we ons, had Zuster Fidelis gezegd, innerlijk voorberei den. Op een van de glas-in-lood-ramen boven het altaar was Abraham afgebeeld terwijl hij op het punt stond zijn zoon ten offer te brengen. Ik moest over mijn verleden nadenken, maar dat duurde maar kort daar ik mij spoedig verbeeldde, op Isaac's plaats te zijn. Ik stond juist bijna op het punt, den ouden Abraham neer te slaan toen het mijn beurt was om te biechten. DE biechtstoel was in den muur van de kerk ingebouwd. De priester kon in het midden zit ten, de biechtende aan een van beide zijden. Ik schoof een zwaar rood gordijn op zij en knielde neer in de duisternis, terwijl ik mijn handen op een smalle plank legde. Het eenige wat ik kon zien, was een houten paneel vóór mij. Ik hoorde er achter het ge luid van gedempte stemmen, toen stierven zij weg en het paneel schoof open. Een priester zat in de schaduw aan de andere zijde van een traliewerk. Ik sprak de woorden die ik had geleerd, Geef mij Uw zegen, Eerwaarde, want ik heb gezondigd". Het scheen dat ik dat te hard had gezegd. De priester althans schudde het hoofd en fluisterde Sst "l Nu was het moment aangebroken waarop ik mijn zonden moest biechten; nu tenslotte, zou ik van mijn zonden gereinigd worden, Maar het eenige was dat ik mijn vuisten samenkneep en zweeg. Heb je niet gezondigd?" vroeg de priester na een tweetal minuten. Ik geloof van wel, Eerwaarde." Ik was bang voor mijn eigen stem. En of." Heb je je morgengebed soms overgeslagen?" Ik zou me geschaamd hebben indien ik de be schuldiging had moeten ontkennen. Ja, Eer waarde," zei ik. Heb je je avondgebed soms overgeslagen?" Ja, Eerwaarde". Ben je ongehoorzaam geweest tegenover je ouders?" Ja, Eerwaarde." De priester bewaarde een onheilspellend stilzwij gen. Het was alsof het tot hem doordrong dat het getal der zonden dat ik wilde bekennen, eindeloos was. Hij ging verzitten. Is er soms nog iets?" Ja, Eerwaarde." Hij hief in wanhoop zijn handen, waarin hij een lange rozenkrans hield, op. Ik geloof, dat het zoo wel voldoende is. Bid voor penitentie drie Onze Vaders" en drie Ave Maria's" en bid nu een goede Akte van Berouw. Zoo vlug als mijn lippen konden bewegen, raffelde ik de Akte van Berouw af, stond bevend over al mijn leden op en liep naar het altaar. Daar bad ik de drie Onze Vaders" en Ave Maria's" zon der een oogenblik stil te houden. De penitentie scheen mij haast te gering voor de zonden die ik had bekend, en ik was opeens benieuwd om haar te vergelijken met de psnitentie die den anderen was opgelegd. Ik liep de kerk door naar de breede granieten stoep buiten. Frits riep mij toe: Wat heb jij gekregen?" Hij grijnsde en wees naar de anderen. Wij hebben allemaal drie Onze Vaders" en drie Ave Maria's" gekregen. Nogal rottig." Ik zei: Ik heb er tien gekregen." Tien?" Van elk." Allemachtig !" Ik wist en was plotseling trotsch op de prestatie dat ik een leugen had verteld. Eigenlijk moest ik meteen weer gaan biechten. In plaats daarvan drong het gevoel tot mij door dat ik mij als een man had gedragen. Galijk een overwinnaar stond ik op de stoep. BRENDAN GILL. UW FAMILIEWAPEN opgespoord en prachtig ge schilderd in maat naar keus f 13.50. Beschikken nu over meer dan een half millioen gegevens. Vraagt eens vrijblijvend aan. Zegelringen, stami boomen etc. Heraldisch Genealogisch Bureau De Banier, Zeer billijk. Oranje Nassaulaan 87, Overveen. PAG. 17 DE GROENE No. 3254

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl