Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
OPGERICHT
1877
Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening : 72880. Gem. Giro G 1000.
Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd.
14 OCT.
1939
Censuur en Persvrijheid
IN het belangwekkende referaat dat C. K. Elout
voor een dezer dagen gehouden Liberaal-staat
kundig-Congres uitgebracht heeft over het
onderwerp Volk en Volksvertegenwoordiging",
is op gelukkige wijze de taak omschreven welke de
pers in democratische landen, inzonderheid in
Nederland vervult. Deze taak is: het Parlement
aanvullen. Parlement en Pers hebben beide het
recht van vrije critiek op de regeering; beide mogen
zij hun denkbeelden t.o.v. het regeeringsbeleid
ontwikkelen. En zoo staat naast het Parlement als
gekozen vertegenwoordiging" de Pers als
nietgekozen vertegenwoordiging des volks".
Het is geen toeval dat deze onderscheiding in
liberalen kring is ontstaan: het aantal niet-gekozen
vertegenwoordigers in den vorm van pers-organen
overtreft er immers het aantal gekozen vertegen
woordigers in niet onbelangrijke mate. Het komt
ons echter voor dat de door den heer Elout opge
stelde formuleeringen objectieve beteekenis hebben.
Hij heeft de verantwoordelijke taak der pers op
treffende wijze geschetst.
Is de verantwoordelijkheid die in vredestijd op de
verschillende redacties rust, reeds zwaar, dubbel
zwaar is zij in oorlogstijd. De pers wordt dan voor
geheel nieuwe vraagstukken gesteld. Afgezien van
de bijzondere moeilijkheden die de verificatie van
nieuws met zich brengt, staat zij voor de vraag of
zij het met haar critiek een regeering die toch al
voor duizend moeilijkheden staat, nóg moeilijker
mag maken, zelfs al is die critiek ontsproten aan een
oprechte overtuiging en gebaseerd op zuivere kennis.
Het spreekt van zelf dat sommigen dit ingewikkeld
vraagstuk op de eenvoudigste wijze willen oplossen:
door het bruut door te hakken. Ontneem de pers
het recht van critiek, en gij, regeering, hebt het
rustig."
Niemand zal verwachten dat onze democratische
regeering ooit dit ondemocratische standpunt in zal
nemen. Desondanks lijkt het ons dienstig, er in dit
artikel een critische beschouwing aan te wijden.
HET is in dit verband van bijzonder belang, na te
gaan hoe het met de persvrijheid is gesteld in
de oorlogvoerende landen.
Zoowel in Frankrijk als in Engeland is sinds het
uitbreken van den oorlog regeerings-censuur inge
steld. Deze censuur draagt, voorzoover wij kunnen
nagaan, in het eerste land een aanzienlijk scherper
karakter dan in het tweede. In Fransche dag- en
weekbladen prijken op vele plaatsen de beruchte
witte plekken. Dat beteekent echter nog niet dat
de geest van critiek is uitgedoofd, dat het Fransche
esprit zich heeft laten dwingen binnen het keurslijf
der eenvormigheid. Alleen al het feit dat de Canard
Enchalnéons wekelijks blijft vergasten op zijn
scherpen, vaak bitteren humor, waaraan menigmaal
ongezouten critiek op de regeering ten grondslag
ligt, is voldoende om te bewijzen dat ook de Fransche
regeering er het belang van in ziet, in een strijd
tegen het totalitairisme de geestelijke vrijheid niet
geheel aan banden te leggen.
De Engelsche pers getuigt van dezelfde open
hartige onafhankelijkheid als vóór den 3en Sep
tember het geval was. De censuur heeft in hoofdzaak
betrekking op de berichtgeving, op de informaties
het commentaar laat zij vrij. Dat het eigenlijke
nieuws gecensureerd wordt, is niet meer dan
begrijpelijk in een oorlogvoerend land: niet ieder
journalist en redacteur kan beseffen welke militaire
beteekenis een op zichzelf dood-onschuldig schij
nend berichtje kan hebben. Het is het recht, ja de
plicht der regeering, te verhoeden dat op deze of
dergelijke wijze door onopzettelijke onnadenkend
heid schade toegebracht kan worden aan 's lands
defensie. Het is de taak der regeering, de pers dat
militaire nieuws te verschaffen dat geschikt is om,
zonder den vijand van voordeel te zijn, het publiek
naar behooren in te lichten over den loop der ge
beurtenissen. Vermelding verdient hierbij, dat de
wijze waarop het haastig-opgerichte Ministerie van
Inlichtingen zich in de eerste weken van den oorlog
gekweten heeft van haar taak, geleid heeft tot
onverbiddelijke critiek in het Parlement en felle
aanvallen in de benaderde dagbladen, waarvan de
humoristische toon slechts diende om de reëele
ergernis beter te doen uitkomen.
RICHT zich dus de Engelsche censuur op de
berichtgeving in engeren zin, aan het recht op
het uitoefenen van critiek is in Engeland niet ge
tornd. De Engelschman is vrij, te zeggen wat hij
van den oorlog denkt. De Times welks hoofdartike
len op het oogenblik een geest van vastberadenheid
ademen, en die dag in, dag uit den Engelschman
het oorlogsdoel vernietiging van het Hitlerisme
inhamert, aarzelt desondanks niet, George Bernard
Shaw in de gelegenheid te stellen, openlijk te ver
klaren dat hij het voortzetten van den oorlog zinloos
vindt. Artikelen met soortgelijke strekking kan men
(als ingezonden stuk geplaatst) wekelijks in de
critische New Statesman and Nation aantreffen.
Zoogoed als de liberale en socialistische oppositie
in het Parlement zich het recht van critiek op de
politiek der regeering heeft voorbehouden, zoo goed
is dat ook met de oppositioneele pers het geval.
Beperken wij ons, bij wijze van voorbeeld, tot de
liberale Economist, een blad dat een internationale
reputatie van betrouwbaarheid geniet als weinig
andere bladen ter wereld. In het hoofdartikel van
16 September van dat blad werd uitvoerig betoogd
dat de maatregelen die de regeering op economisch
gebied had genomen, onvoldoende waren: zij
zouden niet bewerkstelligen dat een zoo groot
mogelijk gedeelte van de industrie ten bate van
leger , vloot en luchtmacht zou gaan draaien. In
het hoofdartikel van 23 September werd er critiek
op uitgeoefend dat de regeering nog slechts n
millioen soldaten had gemobiliseerd; zoo spoedig
mogelijk moest een tweede en een derde millioen
gemobiliseerd worden. Het publiek zou het op prijs
stellen," heette het, indien het overtuigender aan
wijzingen verkreeg dat deze taak met de grootst
mogelijken spoed en energie ten uitvoer wordt
gelegd." In het hoofdartikel van 30 September
tenslotte werd de regeering verweten dat haar
financieele maatregelen ondeugdelijk want ontoe
reikend waren. Het heeft den schijn", schreef het
blad, dat de regeering onvoldoende inziet dat zoo
spoedig mogelijk de maximale krachtsinspanning
verricht dient te worden."
Tenslotte is Chamberlain's bewind door de oppo
sitioneele pers unaniem voor de voeten geworpen
dat hij de oorlogsdoeleinden in positieven zin onvol
doende had geformuleerd. De New Statesman and
Nation richtte deze critiek met name op de Indische
politiek der regeering waaraan alle
democratischconstructieve elementen ontbraken.
Deze weinige voorbeelden zijn, naar wij hopen,
voldoende om te bewijzen dat het recht van vrije
critiek in het oorlogvoerende Engeland zonder be
perkingen gehandhaafd is.
Het komt ons voor dat het oorlogvoerende
Duitschland in dit verband gevoegelijk kan worden
overgeslagen.
HET spreekt van zelf dat uit het bovenstaande
niet linea recta dwingende conclusies voor
ons land getrokken kunnen worden. Immers,
Nederland is geen oorlogvoerende, maar een neutrale
mogendheid, en waar het hem die in oorlog verkeert,
vrij staat den tegenstander met schimp en smaad te
overladen en de fiolen van toorn en minachting over
zijn hoofd te storten, daar past den neutrale een
zekere zelfbeperking aan beide zijden. Zonder zich
over het effect van deze zelfbeperking op den
mogelijken vijand eenige illusies te maken, zal geen
democraat in den lande ongeneigd zijn, een zekere
matiging te betrachten: op plaatsen waar zijn pen
vroeger door het hart werd bestuurd, zal hij thans
de leiding van het verstand aanvaarden. Dat ge
schiedt in het juiste inzicht dat men den vijand
zoo men hem al niet, door hem te ontzien, buiten de
grenzen zal houden, toch ook geen aanleiding of
motief mag geven, de neutraliteit te schenden.
Wanneer echter deze neutraliteit van Nederland
karakter heeft, wanneer het Nederlandsche volk
juist in den thans woedenden strijd zijn eigen aard
wil onderstreepen, hetgeen, bezien in het licht der
historie, zeggen wil: 's lands democratisch karakter
versterken, dan dienen alle maatregelen die de
regeering ten aanzien van de pers neemt, aan dit
hoogere doel ondergeschikt te zijn. De neutraliteit
beteekent dat Nederland zich naar buiten niet actief
in den strijd mengt; zij beteekent naar binnen dat
de staat zijn defensieve kracht vergroot teneinde op
alle gebeurlijkheden voorbereid te zijn. Het zou
onjuist zijn om deze krachtsvergrooting
zuivermilitair op te vatten. Weinig minder belangrijk dan
tanks, machinegeweren en versterkingen is het
moreel van de bevolking. Wanneer de mogelijkheid
bestaat dat een buitenlandsche vijand aan de staat
kundige onafhankelijkheid een einde wil maken,
dan is het van belang dat de geest van onafhankelijk
heid zoo levend mogelijk is: hij zal den verdedigers
ruggegraat geven. En men zou den mogelijken
vijand niet beter in de kaart kunnen spelen, dan
door in zijn afwezigheid maatregelen te nemen
waartoe hij in zijn aanwezigheid aanstonds zijn
toevlucht zou moeten nemen, maatregelen die met
den geest van democratische onafhankelijkheid in
strijd zijn.
Dat de regeering verhoedt, dat in de Nederland
sche pers berichten gepubliceerd worden waaruit de
mogelijke vijand militaire informaties kan putten, is
billijk. Dat zij verhoedt, dat door onberaden kwaad
willigheid de neutraliteit in gevaar wordt gebracht,
is billijk. Wij vertrouwen echter dat zij nimmer
verder zal gaan dan tot eventueele repressie van
begane overtredingen. Preventief optreden zal bij
den graad van serieuze betrouwbaarheid die de
Nederlandsche pers als geheel heeft bereikt, stellig
niet noodig zijn. Beter dan wie ook zal trouwens het
democratische kabinet waarover ons land zoo ge
lukkig is te beschikken, beseffen wat het aan de
democratie verschuldigd is: versterking, niet ver
zwakking van rechten die tot het erfdeel van het
Nederlandsche volk behooren, en die niet te be
knotten zijn zonder tegelijk den wortel van het
volksbestaan, de basis onzer historische lotsgemeen
schap aan te tasten.
PAG. 3 DE GROENE No. 3253