De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 14 oktober pagina 4

14 oktober 1939 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

GENERAAL REIJNDERS p.: Van onzen militairen medewerker HET feit, dat men in elk behoorlijk leger aan de vervulling van de hoogste ran gen zulke bijzonder zware eischen stelt is niet iets toe-1 valligs of het gevolg van tra ditie of mode?'het is veeleer geboden door eene onvermij delijke noodzaak, omdat aan dit ambt zulk eene geweldige verantwoordelijkheid is ver bonden. Wie zich rekenschap geeft van hetgeen het voeren van het bevel over eene divisie of een legerkorps in oorlogs tijd beteekent, zal moeten beamen de woorden waar mede een hoogstaand spreker in eene vergadering (van de Vereeniging voor de beoefe ning der Krijgsweterjschap" zulks eens typeerde door te zeggen: Het is de zwaarste taak, welke een menschenkind in handen kan worden gelegd." Om zulk een taaie naar behooren te kunnen vervullen moet de bevelhebber wel voldoen aan zeer hooge eischen van bekwaamheid en intellect, maar bovenal van karakter. Deze laatste eisch weegt het zwaarst: de kracht en de andere hoedanig heden van het karakter stempelen den mensch tot aanvoerder en leider van kameraden, met wie hij geroepen kan zijn, om gezamenlijk den dood onder de oogen te zien en de zwaarste offers voor het vaderland te brengen. Men mag het land gelukkig prijzen, dat het uit zijn volk en officierskorps den man naar voren heeft kunnen brengen, aan wien Hare Majesteit de Koningin met het volste vertrouwen de uiterst zware taak heeft kunnen opleggen, de leiding te nemen niet alleen van een divisie, legerkorps of leger, doch van de geheele weermacht, welke gereed staat om onze. neutraliteit te handhaven en, mocht het noodig zijn, ons hoogste goed, de onaf hankelijkheid van Nederland, tegen een aanrander tot het uiterste te verdedigen. Zóó gelukkig is thans ons dierbaar Vaderland, want in den persoon van den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, den Generaal I. H. Reynders zijn de hoedanigheden van intellect, be kwaamheid en karakter vereenigd, welke den mensch tot een leger-leider maken. Een eenvoudig aandoend man overigens, niet groot van gestalte en niet imponeerend door een opvallend uiterlijk of traditioneele krijgsmansallure iemand, die in vele opzichten overeen komst vertoont met den bekenden Franschen Generaal Gamelin en die zich niet gaarne naar voren dringt, wars als hij is van alle vormen van praalvertoon. Een infanterist van huis uit", die als zoodanig op jongeren leeftijd gewend is geraakt, op de soberste en minst hartverheffende wijze den zwaren en veeleischenden plicht van den voetknecht", den pousse-caillou" zooals de Fran schen zeggen op eindelooze straatwegen en slecht begaanbare heide te doen en die nu, na een leven van gedegen en aanhoudende studie, het liefst rustig aan zijn werk wordt gelaten aan een arbeid, die den geheelen dag en gedurende een deel van den nacht, zijn volle persoonlijkheid opeischt. GENERAAL Reynders is een echte Neder lander van het degelijke soort, dat uit de Noordelijke provinciën voortkomt. Op den 27en Maart 1879 te Onstwedde, als zoon van een daar gevestigd geneesheer geboren, bracht hij zijn jeugd door in de streek, waar de eindelooze kanalen de veenstreken doorsnijden en waar de natuur van het land en de aard van het volk hun harden stempel op het karakter der landskinderen drukken. In n opzicht vertoonde zijn aard eene uitzondering op de mentaliteit van het gros der bevolking hij gevoelde zich namelijk sterk aangetrokken tot het militaire vak en als jongeling deed hij als cadet zijr» intrede in het leger. Het verhaal gaat en het zal wel op waarheid gegrond zijn dat de bewoners uit zijn geboortestreek in stilte hun be minden dokter beklaagden, nu diens veelbelovende zoon er toe gekomen was, om militair" te worden, hetgeen in hunne oogen een bedroevend verschijn sel was! Achteraf is die misstap" nog goed afgeloopen l In de officierscarrière, welke door de benoeming in de tegenwoordige betrekking werd bekroond, is Generaal Reijnders op velerlei gebied werkzaam ge weest. Geruimen tijd wijdde hij zich aan den dienst der topographie. Zijn studie aan de Hoogere Krijgsschool bezorgde hem zijn intrede in den Generalen Staf en gedu rende de laatste jaren voor de tegenwoordige mobilisatie, heeft de Luitenant-Generaal Reijnders de gelegenheid ge had, zich zooveel mogelijk voor te bereiden op de taak, welke hem thans bij de weermacht op voet van oorlog in handen is gelegd. In alle stilte, maar met groo te volharding en toewijding, heeft de tegenwoordige opper bevelhebber met zijn staf aan zijn dikwijls hoogst ondank bare opdracht gearbeid en het mogelijk gemaakt, dat men thans met het maximum ver trouwen, dat voor een land als het onze mogelijk is, den gang der wereldschokkende gebeur tenissen kan afwachten. Natuurlijk is dit niet alles uitsluitend het werk van den tegenwoordigen chef, hij heeft daarbij kunnen voortbouwen op het resultaat, hetwelk zijn voorgangers hem achterlieten, maar hém komt van het succes het leeuwenaandeel toe, want in de zes jaren, gedurende welke hij als Chef van den Staf is opgetreden, werd?in hoofdzaak door zijn toedoen de kroon op het werk gezet. Daarvoor was uiteraard groote bekwaamheid noodig, maar bovenal zijn daarvoor vereischt de geëigende karaktereigenschappen. Indien men om ringd is door een uitgebreiden Staf van specialisten dan bestaat ruimschoots de gelegenheid, om zich zoo noodig omtrent details op de meest voortreffe lijke wijze te doen voorlichten, maar voor het uit stippelen en vastleggen van de gedragslijn, voor het weerstand bieden aan invloeden, welke het volgen van die lijn trachten te verhinderen en voor het nemen van de uiteindelijke beslissingen daarvoor staat de chef alleen, en zonder de beschik king te hebben over de daarvoor vereischte hoe danigheden van karakter kan hij dit allervoornaamste deel van zijn taak niet tot stand brengen. DE omstandigheden hebben er toe geleid, dat de weermacht in de persoon van zijn opper bevelhebber over een man beschikt, die aan de noodige eischen voldoet. Begaafd met een zeer ruimen blik en groot geduld, is hij steeds bereid ieders meening te eerbiedigen en elk advies te over wegen. Hoewel een zoon van het Noorden, mist hij die koppigheid", welke de bekwaamste menschen zoo vaak onbruikbaar maakt. Een scherp inzicht en groote menschenkennis bewijzen hem onschat bare diensten. Rustig en overstoorbaar, physiekkrachtig, pittig en onvermoeid gaat hij zijn weg, terwijl de achting, die hij afdwingt en de warme genegenheid, welke hij zich door zijn omgang met anderen steeds verwerft, hem daarbij tot grooten steun zijn. De zin voor humor", deze vaak zoo veronachtzaamde maar niettemin voortreffelijke eigenschap, bezit Generaal Reijnders in hooge mate en het zou schandelijk onbillijk zijn, om deze bijzonderheid onvermeld te laten: hem staat eene zér hoogstaande levensgezellin ter zijde, wier invloed naar buiten niet merkbaar is, doch wier steun voor dezen man ongetwijfeld van hooge waarde moet zijn. Al de hier vermelde toch nog onvolledige gegevens zijn niet voldoende, om zich een denkbeeld te vormen van de persoonlijkheid van den tegen woordigen opperbevelhebber. Eén eigenschap moet nog vermeld, om de laatste hand te leggen aan het ontworpen beeld, maar het is een trek, welke zijn stempel drukt op de geheele figuur. Indien Generaal Reijnders eenmaal na rijp beraad eene beslissing heeft genomen, dan eischt hij de uitvoering daarvan met ijzeren onverzettelijkheid; soepel als hij is, weet hij niet van wijken, wanneer zijn verstand en zijn geweten hem de juistheid van zijn besluit hebben getoond, en het is deze voorname qualiteit, welke hem bij uitstek doet zijn "the right man in the right place". Mochten Generaal Reijnders deze regelen onder de oogen komen, dan zal hij hoogstwaarschijnlijk verstoord zijn over het feit, dat hij zoo brutaalweg in het volle licht wordt geplaatst maar dan moge hij met vergevensgezindheid bedenken, dat het Nederlandsche Volk er recht op heeft, de persoon lijkheid van den man te kennen in wiens handen zijn grootste belangen thans zijn gelegd. De Generaal moge dan verstoord wezen zijn Volk zal het ongetwijfeld voldoening geven. Engeland en Over de B r itsch-Indische dien het democratische Er dat het Britsche imperiun Engeland in moeilijkheden Toen Engeland op 3 September tegen Duitschland ten strijde trok, bracht dat met zich mede dat de geheele kracht van het Britsche Rijk in den kortst mogelijken tijd gemobiliseerd moest worden. De Dominions verklaarden onmiddellijk den vijand van het moederland den oorlog, hetgeen beteekende dat Engeland beschikken kon over de enorme voor raden en de machtige industriëele uitrusting van Canada, Zuid-Afrika en Australië. Er was echter meer noodig, en de onbeperkte steun van met name Britsch-Indiëmet zijn honderden-millioenen-bevolking was voor Londen van het grootste belang. Twee dagen na den fatalen 3den September ver klaarde de Gouverneur-Generaal Britsch-Indiëin staat van verdediging. Dit beteekende dat de be staande vertegenwoordigende lichamen het meerendeel van hun bevoegdheden verloren. Een week later las de onderkoning in een zitting van de Wet gevende Vergadering een boodschap voor van den Koning van Engeland, Keizer van Indië, waarin deze zeide te vertrouwen dat Ik in den strijd dien Mijn volkeren zijn begonnen, rekenen kan op sympathie en ondersteuning van elkeen uit het Indische continent." Het duurde vier dagen voor de belangrijkste partij van Britsch-Indië, de Congres-partij, haar hou ding had bepaald: Gaarne zullen wij", verklaarde haar Comité, het Britsche Rijk helpen in den oorlog die ontbrand is, maar," aldus het Comité, ver oorloof ons n vraag: welk doel heeft deze oorlog? Gij zegt: het is een oorlog tegen het nationaalsocialisme en voor de democratie: Beteekent dat dat de status-quo in Britsch-Indiëgehandhaafd zal blijven en Britsch-Indiëzal blijven zuchten onder het juk der Engelsche overhesrsching ? Zoo ja, dan willen wij met dezen oorlog niets te maken hebben. Zoo neen, dan beloven wij onzen onbeperkten steun. Maar dan is het ook de taak van de Britsche regeering, te toonen dat zij voor de demo cratie strijdt, dan dient zij aan te geven welke houding zij tegenover het probleem van democratie en imperialisme aanneemt, en welke gevolgen deze houding voor Britsch-Indiëzal hebben". In de Engelsche pers werd dit scherpe manifest van de Congres-partij nauwelijks vermeld. Het is echter in menig opzicht van belang, den achtergrond te schetsen waartegen dit manifest geplaatst moet worden: de politieke verhoudingen in Engeland's grootste en rijkste kolonie. Het kernpunt is daarbij: hoe komt het, dat be langrijke groepen van haar bevolking voor de ver dediging van het moederland weinig enthousiasme gevoelen ? Britsch-Indië, land van arme boeren Britsch-Indiëis een land van boeren, van arme boeren. Zij leven in hutten", schrijft een van de beste deskundigen inzake dit werelddeel, zij hebben slechts weinig kleederen en geen huisraad, zij drinken zelden melk en eten nauwelijks vleesch of fruit." Het moge waar zijn dat er geen menschen meer door gebrek aan voedsel omkomen (in de vorige eeuw is dat onder Engelsch bestuur met meer dan 25 rnillioen het geval geweest), maar tientallen millioenen leven nog steeds op den rand van hon gersnood. Het zij geoorloofd, in dit verband n kenmerkend cijfer mede te deelen: gemiddeld zal de West-Europeeër die thans geboren wordt, zestig jaar oud worden; de Britsch-Indiër zes-entwintig jaar.... ~ Zonder oorzaken is dit lage peil van sociale ontwikkeling natuurlijk niet. En inderdaad kan men in den economischen toestand waarin BritschIndiëverkeert, vele factoren aanwijzen die ter ver klaring kunnen dienen. Het is dienstig, daarbij uit te gaan van den landbouw waarin twee-derde van de bevolking een kommervol bestaan vindt. Honderd jaar geleden heerschte in de BritschIndische maatschappij een zeker evenwicht: naast de boeren leefde en werkte een groote groep handwerkers in verhoudingen die Europa in de Middeleeuwen heeft gekend. Deze handwerkers vervaardigden de producten waaraan de boeren behoefte hadden. Maar toen de Engelsche industrie de Indische markt met haar goedkoope producten ging overstroomen, moesten de handwerkers den PAG. 4 DE GROENE No. 3254

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl