De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 14 oktober pagina 5

14 oktober 1939 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

ftr. T. Britsch-Indi oppositie tegen den oorlog ^geland voert, en de kansen .zijn rijkste kolonie verliest ongelijken strijd opgeven. Zij stonden voor de keuze, van honger om te komen of weer landbouwer te worden. Zij kozsn het laatste. Dat bracht echter met zich mede dat de reeds in zooveel perceeltjes verdeelde Indische cultuurbodem in nog mér perceeltjes verdeeld werd, en het gevolg daarvan was dat het land steeds oneconomischer werd bebouwd. Op het oogenblik is de Indische bodem hopeloos versnipperd. Er zijn akkertjes van tien bij tien en tien bij vijf meter. Men stelle zich voor dat een boer over twintig van dergelijke lapjes grond beschikt, alle verspreid liggend, en men begrijpt hoeveel inproductieve arbeid hij moet verrichten eer zijn oogst binnen is. Door de kleinheid van dien oogst ontvangt hij weinig; daardoor kan hij waer geen verbeterin gen bekostigen, en uit dien fatalen cirkel kan hij zich niet verlossen. Dat beteekent niet dat er geen oplossingen bestaan. In den landbouw waar nog dezelfde ploeg in zwang is die Vergilius bezongen heeft, zijn tal van techni sche verbeteringen mogelijk, (het Engelsche bewind heeft er reeds regeeringsboerderijen gesticht en landbouw-consulentschappen). Uitgebreide streken in Britsch-Indiëzijn geschikt om aan de elders overtol lige plattelands-bevolking plaats te geven. Herbebossching is dringend noodzakelijk om den gevallen regen gelijkmatiger te verdeelen. Vóór alles is er in Britsch-Indiëplaats voor een uitgebreide industrie. Deze en dergelijke maatregelen echter, die zullen dienen om het peil van den Britsch-Indischen land bouw te verhoogen benevens tientallen millioenen plattelanders in industricële bedrijven op te nemen stuiten thans nog af op gebrek aan kapitaal. Kapitaalsarmoede in een koloniaal rijk Het is onrechtvaardig om dezs kapitaals-armoede uitsluitend te wijten aan het Engelsche bewind. Zon der schuld is dit bewind echter niet. Immers: van den totalen arbeid dien de Britsch-Indische millioenenbevolking per jaar presteert, is het overgroote mearendeel noodig om deze bevolking zelve zoo goed en zoo kwaad als het gaat in leven te houden. De resteerenc'e arbeid zou gebruikt kunnen worden om de volks huishouding zelve te verbeteren. Dat is echter niet het geval. Immers, een deel van dezen resteerenden arbeid vloeit in den een of anderen vorm naar de koloniseerende mogendheid af en is voor de inheemsche volkshuishouding verloren, een deel ook wordt ge consumeerd door de meest bevoorrechte groepen der Britsch-Indische samenleving. Want de Indische boer werkt niet alleen voor zich en zijn arm gezin, hij moet ook werken voor de maharadja's waarvan in het doodarme land sommigen zich in het bezit van massief-gouden en -zilveren kanonnen enveeleischende Europeesche echtgenooten verheugen; en hij moet ook werken voor dien geesel der Indische maatschappij: den woekeraar. De normale boer zit namelijk diep in schuld, moet een hooge rente betalen, heeft het gevoel dat hij er nooit boven op komt waarom zou hij zich dan inspannen? Dus komt hij nog dieper in de schuld. De tweede fatale cirkel. Verschijnselen als hier geschetst zijn, heeft Europa in de Middeleeuwen gekend, en zoo goed als Europa zich er boven uit gewerkt heeft, zoo goed zal dat met Britsch-Indiëook het geval zijn. In Europa is een industrie ontstaan die het platteland ontlast heeft, en de mogelijkheid gaf, kapitaal pro ductief te beleggen. Hetzelfde geschiedt thans in Britsch-Indië. De strijd der Congres-partij Op grond van het voorafgaande is het duidelijk tegen welke groepen de Indisch-nationalistische beweging, in de Congres-partij gekristalliseerd, zich richt: tegen de inproductieve groepen in de volks huishouding. In Britsch-Indiëzelf zijn dat de woekeraars en de vorsten. Naast de elf Britsch-Indische provinciën (waarvan er zeven door de Congres-partij bestuurd worden) zijn er namelijk ongeveer zeshonderd staten", wier hoofden, de prinsen", gehoorzaam heid aan het Britsche gezag verschuldigd zijn en door een adviseur" bijgestaan worden. Sommige van deze staten zijn grooter dan Italië, anderen Avond in een Britsch-lndisch dorp hebben een oppervlak van een paar vierkante kilome ter ; sommigen- hebben tien tallen millioenen inwoners, de staat Bilbari heeft er 27. Maar zij hebben n ding ge meen: dat de arbeid van de boeren die er wonen, voor een aanzienlijk deel ver bruikt wordt door den regeerenden vorst. Er zijn staten waar i pCt van de begrooting uitgegeven wordt aan onderwijs en gezond heidszorg, en 33 pCt. aan 's vorsten civiele lijst. Daarnaast verzet de Con gres-partij zich tegen het Engelsche koloniale bewind Eensgezind is dit verzet echter niet meer. Toen Gandhi zijn enorme acties voerde, was de Congres-par tij een gesloten geheel. Naar mate zich echter de BritschIndische industrie ontwik kelt, treden in de beweging hevig sociale spanningen op. Er is een linkervleugel die ten deele onder communistischen invloed staat: deze vleugel gaat de arme boeren en industrie-arbeiders organiseeren in boerenbonden en vakvereenigingen. Hier door komt hij echter in strijd met den rechtervleugel die bestaat uit ondernemers, welke weinig voelen voor loonsverhoogingen, en die vreezen dat acties op het platteland ook in de snelgroeiende stedelijke industrie-centra weerklank zul len vinden, te meer omdat de sociale omstandigheden er bedroevend slecht zijn. (In een stad als Bombay be woont driekwart van alle ar beiders-families een kamer of een gedeelte van een kamer. Bedden gelden er als luxe). Naast deze sociale tegenstelling kent de Indische vrijheidsstrijd ook zijn diepen godsdienstigen strijd van Hindoes tegen Mohammedanen. Deze strijd heeft ook een uitermate ingewikkelden socialen achtergrond. Hier zij nog slechts vermeld dat de Mohammedaansche rechtervleugel" sterke totali taire sympathieën heeft. Deze beide tegenstellingen hebben de kracht der Indische nationalistische beweging danig verzwakt. Dank zij deze verzwakking heeft zich het Engelsche gezag tot dusverre kunnen handhaven. Zal dit echter zoo blijven.' Dat deze vraag in de huidige omstan digheden van bijzonder gewicht is, behoeft geen betoog. Zal Engeland Britsch-Indiëspoedig verliezen ? Zien wij af van de mogelijke gevolgen van een Russische expeditie, dan lijkt ons op het oogenblik de positie der Engelschen in Britsch-Indiënaar ver houding veilig. Niemand neemt aan dat hun heer schappij onbeperkt bïstendigd zal blijven. Het actueele gevaar is echter door de genoemde ver zwakking der nationalistirche bïweging afgjnotmn. Da Engelsche weten bovendiïn dat de tijd in hun voordeel werkt Immers, hoe verder de industrieel ontwikkeling van Britsch-Indiëvoortschrijdt, des t diepsr zal ook de kloof worden die rechter- en linker vleugel der nationalistische beweging scheidt (hetzelf de verschijnsel heeft zich in Egypte voorgedaan). Sterker nog. De linkervleugel zal stellig aan kracht toenemen: steeds meer boeren verhuizen naar de steden, verliezen daar alle traditioneele bindingen en worden rijp voor socialistische en com munistische actie, terwijl ook op het platteland het aantal gevallen van moord op woekeraars en landheeren toeneemt. Dat beteekent dat de rechtervleugel de nationalistische beweging zich steeds bedreigder zal gaan voelen. Thans reeds wordt zij a maat schappelijke macht door hevige stakingen geschokt. Waar moet hij dan steun zoeken r Slechts n mo gelijkheid blijft over: de Engelsche overheid. Wait and see dat is de tactiek die deze overheid volgt, moet volgen wil zij haar macht niet onder graven. Hoe langer zij de Indische nationalisten aan hun lot overlaat, des te beter zal het voor haar zijn. Volgens het principe divide et impera" heeft zij het Britsch-Indische rijk voor zich veroverd. Vol gens hetzelfde principe weet zij thans te voorkomen dat zich een zesde deel van de bevolking der aarde aan haar heerschappij onttrekt. Dat behoeft echter niet te beteekenen dat de En gelsche regeering in 't geheel geen concessies aan de nationalistische beweging zal doen. Zij kan op het oogenblik haar steun niet geheel ontberen. Maar dat dit Britsch bewind het roer radicaal zal wenden en de zelfstandigheid van het millioenenvolk energiek zal bevorderen, is weinig waarschijnlijk. Het is daar om van speciaal belang of de Congres-partij haar dreigement zal uitvoeren: geen medewerking te verleenen aan een oorlog dien Engeland beweert te voeren voor de democratie zonder in de eigen gewes ten de democratie te willen bevorderen. L. DE JONG Verspilling van benzine, banden, olie, enz. is in dézen tijd in strijd met het lands belang ! Wij rekenen op uw medewerking: gén pleziertochtjes per auto of motor, geen haastbestellingen aan uw winkelier, kortom: Geen ongemotiveerde autoritten! PAG. S DE GROENE No.3254

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl