Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
OPGERICHT
1877
Redactie en Administratie: Keizersgracht 355. Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000.
Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd.
21 OCT.
1939
Behoedt Uw hart!
-,
Prof» dr. L, J. van Holk
OVERAL waar in ons goede vaderland openbare
gebouwen van eenig belang staan, zijn
tegenwoordig ook zandzakjes opgestapeld. Schilde
rijen en kostbaarheden worden in veiligheid ge
bracht. Schuilkelders worden gereed gemaakt. Dat
alles is zeer noodig, wijze voorzorgsmaatregel, om
te probeeren te redden wat te redden valt, voor het
geval de wereldbrand naar hier mocht overslaan en
het domme geweld der oorlogsvernietiging de
schatten onzer beschaving en de bruikbaarheid
- van ons economisch apparaat zou aantasten. Goede
defensie behoedt reeds vóór den oorlog, wat wij
noodig zullen hebben in en na den oorlog, als een
maal het uur van vredesopbouw zal slaan.
Maar voor zulk een wederopbouw is meer noodig
dan gespaarde documenten. Daar is voor noodig een
zeker menschenslag, een geestelijke houding, een
wil tot beschaving. Hoe nu zullen wij die houding
behoeden en bewaren? Wij behoeven zelfs thans
reeds, nu het voor Nederland nog niet eens onmid
dellijk om oorlog gaat, doch alleen om mobilisatie
en oorlogsdreiging, maatregelen, om ons geestelijk
bezit, ons innerlijk leven te behouden. Hoe doen
wij dat?
De vraag brengt mij het antwoord, dat ik uit het
Boek der Spreuken (4 -.23) ken: Mijn zoon, be
hoed uw hart boven alle dingen, die te bewaren zijn;
want vandaar zijn de uitgangen des levens". Roep
het beeld eens voor u op: een jonge man, die ijverig
letters en grammatica geleerd heeft, zit nu even
ijverig de wijsheid van den ouderen rabbi over te
nemen en op te schrijven, om vooral geen woord
verloren te laten gaan. Als de oude man hem zoo
naarstig bezig ziet met tittel en jota, met woorden
en lessen, valt het hem in, dat die jonge leerling,
als hij niet oppast, ondanks en door al zijn
zakelijken ijver, het voornaamste vergeten zal: te letten
op de bron van alle wijsheid, op het kloppend hart,
dat den bloedstroom door het lichaam stuwt, en
de inspiratie aan het denken geeft. En wat heeft
een mensch aan het léven, als hij wel alle geschrif
ten van den ouden tijd bewaart of overschrijft en
grondig leert, maar niet daarbij de bewogenheid van
hart weet te bewaren, die alleen jong houdt, ver
kwikt, vruchtbaar maakt? Als de uitgangen des
levens verstopt raken, kunnen geen opgespaarde
geschriften, schilderijen, gebouwen en productie
middelen baten den mensch Mensch te maken. En
wat heeft dat alles dan nog voor zin ?
GOED,goed" zegt gij, lezer, met het ongeduld,
dat wij aan den dag leggen tegen lastige waar
heden en een slecht geweten. Het i's wel zoo, na
tuurlijk. Ja het hart behoeden. Maar hoe doe
je dat, als alles je dwingt om hard te zijn, je wil en
je verstand gespannen gericht in een waakzaamheid,
waarvan dood en leven kunnen afhangen ? Misschien
zelfs brengt gij uzelf met geweld tot een góéd ge
weten, en zegt: wil en verstand zijn mij voldoende.
D« rest, over dat hart, is domineespraat."
Laat mij u dan even mogen bijlichten.
Ge wilt uzelf behoeden voor sentimentaliteit,
Voor denken aan het verleden, aan thuis, aan God.
Uitstekend, maar let dan opk op, dat gij uzelf be
hoedt tegen dat acuut vergif der ziel, dat bestaat in
haatgevoelens. Hoe is ons hart daaraan niet bloot
gesteld ! Rusteloos worstelt een stroom van ver
voerde bezetenheid om de wereld. Boordevol is zij
vati onaannemelijke figuren, hatelijke grijnskoppen,
boosaardige zwetsers. Onwillekeurig reageert het
hart met haat. Zie dan toe, dat gij dien haat kwijt
raakt, dat hij zich niet nestelt in de schuilhoeken
^i gispen
j l woninginrichting
_____J meubelen lampen
amsterdam den haag rotterdam
van uw wezen. Geef acht, dat gij niet verdwaalt in
het kreupelhout der ideologieën, waar in 'n
ommezien waarheid tot leugen en leugen tot waarheid
wordt. Gij houdt u strak, maar bedenk, hoe slui
pend het gif is dier langdurige waakzaamheid, die
mobilisatie heet. Gij dient maar het is moeilijk
de ergernis te verkroppen om hen, die niet dienen
doch enkel profiteeren.
Ons hart is uitermate bloot gesteld aan het ge
weld en de zondige waanzin van den oorlog. Wan
neer gij dan vastberaden wilt blijven, dan moet gij u
een eiland van rust gunnen; een plek, waar ge uit
spannen kunt, een domein hebben, waar gij naar
hartelust kunt zwerven, alsof er oorlog noch mobi
lisatie bestond. Dan moet gij, met andere woorden,
uw droomen, uw liefhebberijen, uw liefde behouden.
Op den duur kan de wil niet buiten de reserves van
het hart.
Maar dat is nu de eigenaardige dialektiek"
van het hart dan is dat behouden in den zin van
ompantseren, naar binnen leven, z'n eiland op
zoeken, niet voldoende. Want dat is alles naar het
eigen ik gekeerd, het is verfijnde zelfzucht. Maar
daar kan het hart nu juist niet bij leven ! Als het
hart zal leven, dan moet het kunnen kloppen voor
iets groots, voor een ideaal, voor een mensch vooral;
voor den mensch alweer. Dat moet iedereen: je
hart behoeden beteekent je hart geven. Ik zeg niet
verdoen. Neen, want men kan zichzelf uit elkaar
laten slaan door onbeheerscht medelijden, door
tranenrijke meewarigheid. En dan is het hart niet
meer behoed. Maar we kunnen het ook geven in
straf gedisciplineerde, zakelijke toegeruste, actieve
liefde. Wij moeten wel vragen, een zekere kwetsbaar
heid en ontroerbaarheid te behouden in deze harde,
bittere wereld. Maar dan moeten wij het medelijden
ook tot daad laten worden. Anders gezegd: alleen wie
zijn leven geeft, die zal het behouden. Dat is de
dialektiek van het hart.
MAAR, al zouden wij het hierover eens gewor
den zijn, dan blijft er nog n bedenking
over: Waarom zou ik ten slotte móéten leven met
mijn hart? Bewijs mij, dat vandaar de uitgangen
des levens zijn ! Daarop moet men antwoorden:
probeer het dan zonder. En dan zult gij zien, waar
gij uitkomt: bij den kouden, zielloozen,
hunkerenden dwaas, die de wereld won en zijn ziel
verspeelde; eenzame despoot in een wijde woestijn,
de echte on-mensch. En iets verder zult ge zijn page
vinden, den namaak-onmensch, die zoo graag harte
loos en gewetenloos zou willen zijn, maar die het
niet klaarspeelt, en nu een brallende comediant is,
en goed bezien, een zenuwpatiënt, razend tegen
anderen uit een diepen onvrede tegen zichzelf. Die
onvrede is niet anders dan het half gesmoorde besef,
van een mislukt mensch te zijn, omdat hij niet
dorst te leven met zijn hart.
Niet dorst, inderdaad. Daar zit de kneep. Er be
hoort namelijk ontegenzeggelijk moed toe, in deze
wereld te leven, met je hart. Het is precies die moed,
die van ons gevraagd wordt. Niemand kan de hui
dige levensomstandigheden bestaan zonder moed.
De soldaat niet, de regeerders niet, maar ook de
eenvoudige werker niet. De mensch kan nooit het
leven bestaan zonder moed. Dat zal dus geen tegen
argument zijn tegen het vermaan, ons hart te be
hoeden. Want de moed, daartoe noodig, zullen wij
altijd behoeven.
Alleen: waar halen wij dien moed tot het leven
met het hart vandaan ? Daarop antwoord ik, zonder
aarzeling: uit het geloof, dat het levend hart de
bestemming van den mensch is; dat wil zeggen: dat
God ons zoo wil. Er is een plicht, om te leven met
het hart, omdat God is het heilig wereldhart omdat
in de diepte van het leven van den kosmos is aan
gelegd de innigheid, de teederheid, het medeleven.
Niet het luide klachtvertoon, niet de saamgeknepen
lippen, niet de slimme berekening, maar het Godde
lijk ontfermen der liefde maakt den mensch tot
mensch.
En als gij dan nog twijfelt, en vraagt: hóe moet
ik dan met mijn hart leven in loopgraaf, kazerne,
dagelijksch gezwoeg, en naargeestig bedrijf? dan
zeg ik: lees het eens na in het evangelie; kijk het af
van Christus. Dan, dat weet ik zeker, vraagt ook
gij, lezer, niet meer; dan weet gij, en misschien
ook.... handelt gij er naar.
Op zoek naar waarheid
HET is ons nooit recht duidelijk geworden
waarom men van waarheden als koeien"
spreekt. Aangenomen echter dat er niet slechts
taalkundig een zeker verband tusschen beide
begrippen bestaat, behoeft het geen verbazing te
wekken dat door den oorlogstoestand in verschil
lende landen niet slechts de veestapel maar ook
het waarheidsgehalte der openbare uitingen ver
kleind is.
Wie 's avonds de krant opslaat, vindt er
meer ergernis dan leering in. De n heet wit,
wat door den ander zwart wordt genoemd. En
neemt men in het gunstigste geval aan dat het
relaas van een van beiden zijden op waarheid berust,
dan brengt dat toch met zich mede dat het relaas
van de andere zijde uit leugens bestaat. Gaat men
van de veronderstelling uit dat de waarheid in het
midden zal liggen, dan dient men tegelijk te
concludeeren dat beide partijen zich aan onwaarheden
schuldig maken.
Wat had ge dan verwacht?" zal men opmerken.
Soms dat de Duitschers bekend zullen maken
hoeveel onderzeeërs zij verloren hebben? Dat de
Engelschen zullen opgeven welke schade vliegtuig
bommen aan hun kruisers hebben toegebracht?"
Neen dat hadden wij niet verwacht.
Er bestaat echter een, zij het ook gradueel ver
schil tusschen het enkele verzwijgen van onaan
gename feiten en het bekendmaken van
positiefonjuiste berichten. Het eerste wekt bevreemding,
het laatste ergernis. En deze ergernis zal des te
grooter zijn, naarmate wij ons beter in staat kunnen
achten, waarheid van onwaarheid te onderscheiden.
Dat geldt bij voorbeeld voo r de stemming in ons land.
Voor zoover wij kunnen constateeren, wordt in
Frankrijk en Engeland op het oogenblik weinig
over Nederland geschreven: andere problemen
gaan vóór. Wanneer men op ons land de aandacht
richt, beperkt men zich meestal tot eenige objectieve
berichten en het afdrukken van kaarten ter verduide
lijking van de militaire situatie (waarop in den regel
het geheele Oosten des lands, van Groningen tot
Limburg, als inundatiegebied wordt aangegeven.. .)
De Duitsche pers daarentegen wijdt vrij veel
aandacht aan deze lage landen. In enthousiaste
beschouwingen wordt er op gewezen dat in Neder
land de verontwaardiging over de Engelsche
blokkade tot het kookpunt stijgt, dat Nederland
aan den Engelschen eigendunk een einde wil
maken, dat ook in Nederland het inzicht groeit
dat een z.g. rechtvaardige vrede een zegen zou
zijn voor de democratie, dat Nederland....
Dat alles te lezen wekt ergernis, maar ook een ge
voel van pijnlijke machteloosheid, van hopelooze te
leurstelling. Hoe zal m;n den millioenen die door een
schier feilloos propaganda-apparaat ingelicht wor
den, de waarheid bijbrengen? Zullen zij zich ooit
nog zoover uit die verdooving en bedwelming
kunnen losmaken dat de waarheid weer tot hen
door kan dringen?
Wij weten het niet.
Maar wat wij wel weten, is dat juist de Neder
lander die niet bij den strijd betrokken is, de plicht
heeft de waarheid te spreken. Weten wij niet wat
de" waarheid is? Laat ons dan vooral concreet
denken, dan wordt deze moeilijkheid meestal wel
opgelost: meent ge soms dat deze oorlog ontstaan
is door het agressief optreden der democratieën ?
LITTHAUER? MAGENBITTER ?
PAG. 3 DE GROENE No. 3255