Historisch Archief 1877-1940
Bergson tachtig jaar
Prof dr. H. J. Pos
DE vermaardste denker onder de levenden in
Europa wordt dezer dagen tachtig jaar. Uit
alle delen der wereld zullen de gelukwensen van
leerlingen en vereerders hem bereiken en talloos
velen die niet het voorrecht hebben met hem in
persoonlijke verbinding te staan, zullen op dien
dag hun gedachten richten op hem en wat hij voor
de tegenwoordige wereld betekent. Want Bergson's
invloed is zo groot, dat hij tot ver buiten den kring
der vakgenoten wordt gelezen, zooals destijds zijn
colleges zijn bezocht door mensen van elke leeftijd,
stand en ontwikkeling.
Niet alle grote denkers hebben tijdens hun leven
een invloed geoefend, die met hun betekenis overeen
kwam: Descartes achtte het geraden zich schuil te
houden in het toen zo voorlijke Holland, waar de
officiële wetenschap hem verketterde en bestookte.
Het eerherstel van Spinoza is eerst gekomen met
Jacobi, Goethe en Hegel. Anders Bergson: in de
jaren vóór den groten oorlog groeide zijn aanzien
tot over de gehele beschaafde wereld, was in het
College de France geen gehoorzaal ruim genoeg
om de toehoorders te bevatten. De aantrekking
die van hem uitging moge voor meelopers en sen
satiezoekenden gelegen hebben in zijn welsprekend
heid; maar de diepere grond was, dat in hem de
filosofische geest des tijds tot kristalheldere bewust
heid kwam, dat een reusachtig intellect hier den
vorm n de argumenten bood, die de stemming
en het geloof van zijn tijdperk tot uitdrukking brach
ten. Die stemming en dat geloof herkenden zich in
scheppende ontwikkeling" en levensstuwing".
De jubel er van was te dieper doordat hij opwelde
uit een bevrijding: de negentiende eeuw had den
mens zelf gevangen in het net der oorzakelijke
bepaaldheid, dat op de stoffelijke dingen aanwend
baar was gebleken. Het verstandelijk werktuig der
verklaring uit wet en oorzaak had zich gekeerd
tegen zijn uitvinder, en de mens was zichzelf gaan
opvatten als gelijksoortig met de dingen in de
ruimte, als deze onderworpen aan druk en stoot.
Een binnen de natuurwetenschap houdbaar en
vruchtbaar gezichtspunt had, tot alomvattende
wereldbeschouwing uitgebreid, een determinisme
opgeleverd waarin geen plaats meer was voor de
innerlijke en onweersprekelijke ervaring die de
mens van zich zelf heeft: dat hij een vrij wezen is.
Bergson werd de denker, die, meer dan een der tijd
genoten die innerlijke ervaring in haar rechten zou
herstellen, er den zin opnieuw van zou bepalen.
Niet rechtstreeks, maar langs den omweg van het
tegendeel ging zijn innerlijke rijping: de briljante
leerling der Ecole Normale, de vriend en klasgenoot
van Jaurès begon zijn loopbaan als materialist. De
jeugdige student Bergson zou aan het materialisme
en mathematisme van den tijdgeest de volle tol
betalen, voordat hij het overwon. De kracht en de
ongeëvenaarde schoonheid van zijn werk doen
vermoeden, hoe fel die worsteling aan het begin
geweest moet zijn.
Henri Bergson
IN het eerste werk Essai sur les données imm
diates de la conscience" (1889) is de overwin
ning behaald en voorgoed de baan gekozen, die tot
steeds hooger visies zou opvoeren. Het bewustzijn
wordt hier aangewezen als een werkelijkheid,
waarop het natuurwetenschappelijk ingesteld ver
stand geen vat heeft. Tracht het toch, naar analogie
van de materiele wereld, deze realiteit te vatten,
zo ontstaat een verminkt beeld. Klassiek is in dit
Essai de aanwijzing van de illusie die optreedt, wan
neer we trachten de toeneming van een zintuigelijke
gewaarwording in getallen uit te drukken, misleid
als we daarbij worden door de wetenschap, dat de
prikkel die de gewaarwording veroorzaakt, zoveel
malen is versterkt: ons denken is zó vertrouwd
met ruimtelijke, meetbare dingen, dat we ook in de
inwendige doorleving de eigenschap der meetbaar
heid menen te onderkennen, terwijl in werkelijk
heid van de puur kwalitatieve gewaarwordingen de
uitdrukking: zoveel maal sterker, geen zin heeft!
Wanneer we ons denken door de natuurwetenschap
laten beheersen, het bewustzijn naar analogie van
de ruimtelijke wereld trachten te vatten, misvormen
we het onmiddellijk doorleefde.
Bergson's bevrijdende daad was, dat hij den toe
gang tot die onmiddellijke gegevenheden herstelde.
In de eerste plaats heeft ons innerlijk niet de aard
van een ruimtelijk ding: het is veeleer een stroom.
Maar ook dit beeld bergt nog het gevaar van een
al te uitwendige opvatting: een stroom is in den
tijd en terwijl we ons ons innerlijk voorstellen als
iets dat in den tijd is, dreigt opnieuw het meest
eigenlijke te worden voorbij gezien. Immers voor
gesteld in den tijd der natuurwetenschap wordt
ons innerlijk toch weer tot een materieel iets, dat
een reeks van toestanden doorloopt, waarin de
vorige de volgende bepaalt. Zo is de tijd een uit
wendig schema, dat afloopt in gelijke delen en
blijft buiten de inhouden die erin optreden en ver
anderen. In dezen gelijkdeligen tijd zijn juist de
dingen der dode natuur; deze tijd is een schaduw
beeld van de gelijkdelige ruimte, die ons in staat
stelt de gedragingen der dingen te berekenen en
te beheersen. Maar dit is niet de tijd van ons inner
lijk; in onderscheid van de tijd der klok heeft
Bergson hem durée" genoemd. De durée" is niet
een tijd, die van buiten af en als onverschillig langs
het gebeuren heenglijdt, maar innig met dit laatste
vervlochten. De bewustzijns-tijd valt niet uiteen
in de welonderscheiden punten van heden, ver
leden en toekomst. Ons levend bewustzijn is zo
weinig in het ondeelbaar ogenblik van nu gebannen
als de klank uit de melodie, die op dit ogenblik
ons oor treft, afzonderlijk, losgemaakt van het voor
afgaande en het komende kan worden vastgehouden.
Wanneer het onderscheidend verstand de een
heid der beweging in de opeenvolging van een aantal
rustende punten heeft opgelost, dan is de beweging
gebleken een schijn te zijn, hadden Griekse denkers
geconcludeerd. De tegenstelling tussen de ervaren
en doorleefde reële eenheid der beweging en haar
onbestaanbaarheid voor het onderscheidende denken
was onopgelost gebleven. Immers een beweging i's
een eenheid en niet een rij van stilstanden, een
melodie is een geheel en niet een reeks van klanken.
Zulke eenheden en gehelen ervaren we in ons en
om ons.Men weet hoe Bergson dit probleem heeft op
gelost : hij keerde de rollen om; kan het verstand de
beweging niet vatten, zo is deze er niet minder
werkelijk om, en de moeilijkheid komt ten laste
van het verstand, niet van de beweging. Wanneer
de natuurwetenschap haar verstandelijk beeld der
dingen voor het ware houdt en daarbij alle bewe
ging tot stilstand herleidt, vergist ze zich ten aan
zien van de betekenis, die ze aan haar arbeid toe
schrijft: geen diepere kennis van de dingen is in
dit beeld vervat, maar de mogelijkheid van tech
nische beheersing. De ware kennis der dingen ligt
echter niet in het schematisme der mathematische
analyse, maar in de intuïtie. Naar binnen gericht
doet de intuïtie ons onze scheppende vrijheid ken
nen: wij leven niet in een mechanisch bepaalde
wereld, maar kunnen vrij handelen. Er is vrijheid,
wanneer onze volledige persoon een handeling
draagt, en onvrijheid naarmate dit minder het
ge/al is. De eigenlijke strekking van Bergson's
kritiek op het mechanistisch denken komt hier te
voorschijn. Haar grote vruchtbaarheid kan al
leen door de studie van zijn werken worden
begrepen.
DE intuïtie opent den weg tot het wezenlijke
van ons zelf; tegelijk doet ze ons de omringen
de wereld anders zien, doordat ze het contact
met deze herstelt. De materie is niet een bouwstof
waaruit door een onbegrijpelijke complicatie het
leven zou zijn ontstaan, maar omgekeerd: ze is
die zijde van het alomvattende Leven, waaruit het
Nederland
Strategische problemen van een
schending onzer
Van onzen militairen medewerker.
IN den Europeeschen oorlog, die thans tusschen
Duitschland eenerzijds en Frankrijk en
GrootBrittanniëaan den anderen kant wordt gevoerd, zijn
de staten Belgiëen Nederland neutraal. De
territoiren van deze beide landen zijn onzijdig gebied en
de regeringen en volken, zoowel van Belgiëals
van Nederland, wenschen deze onzijdigheid gedu
rende het geheele conflict, te handhaven.
Na het beëindigen van den oorlog van 1914?1918
is Belgiëgedurende geruimen tijd door een mili
tair verdrag met Frankrijk verbonden geweest. Het
land had daardoor van tevoren, in een mogelijk
conflict, partij aan de zijde van laatstgenoemd rijk
gekozen. Eenige jaren geleden bijna te elfder
ure is het verdrag opgezegd en sindsdien ver
keert Belgiëten opzichte van de oorlogvoerende
partijen in dezelfde positie als Nederland. De bevol
king in het land van onze Zuidelijke naburen moge
ten aanzien van de neutraliteit niet zulk een eens
gezinde houding vertoonen als zulks ten onzent het
geval is de Belgische regeering is vastbesloten
om de onzijdigheid van het land te handhaven en
zij vindt daarbij feitelijken steun in de tegenstel
lingen, welke verband houden met de aanwezigheid
van eene gemengde bevolking.
Beide onzijdige Staten worden aan alle kanten
omringd door de oorlogvoerende machten, wier
actie in Westelijk Europa weliswaar nog niet tot
eene uitbarsting is gekomen, maar die toch en
men gevoelt het als eene verschrikkelijke beklem
ming gereed staan, om elkaar elk oogenblik op
de meest felle wijze te lijf te gaan.
Nog steeds worden onderhandelingen over een
mogelijken vrede gevoerd, schier hopelooze pogingen
worden hier en daar nog gewaagd om het Arma
geddon af te wenden, maar steeds nader ziet men
het oogenblik komen, dat dit alles zal hebben ge
faald en dat het tot stand komen van een vergelijk
definitief en onherroepelijk uitgesloten zal zijn ge
bleken.
Met angst en beven vraagt men zich ook in
de neutrale Staten af, wat de onderscheidenlijk
achter Siegfried-stelling en Maginot-linie opgestelde,
geweldige krijgsmachten dan zullen gaan doen.
Beide verdedigingsstelsels zijn zóó uitermate sterk,
dat men eigenlijk niet kan aannemen, dat n der
partijen erjtoe zou willen overgaan, om haar tanden"
op het vestingwerk van den vijand kapot te
bijten", en de ontzettende verliezen, aan zulk een
onderneming verbonden, te risqueeren met de
groote kans op een voor zichzelf hoogst gevaarlijk
leven zich heeft teruggetrokken, ze is ontzield leven,
dat verworden is tot traagheid en uitbreiding. De
mechanische evolutieleer ziet in de rij der dier
soorten een product van blinde causaliteit en mits
dien iets toevalligs: de intuïtie herkent in deze
orden de scheppingen van de tastende levens
stuwing, die in den mens het hoogste heeft bereikt.
De krachten om ons en in ons zijn dezelfde: traag
heid overwinnend en vrijheid verwerkelijkend heeft
het lan vital in den mens zich losgemaakt van
het instinct om zich toe te vertrouwen aan de
scheppende intuïtie. De opgang die in Evolution
créatrice" met meesterschap geschilderd is dit
werk bewijst Bergson's uitspraak dat de intuïtie niet
zonder uitgebreide détailkennis kan te werk gaan
herhaalt zich binnen de mensheid in de twee trap
pen der moraal, die van de mechanisch aandoende
plichtmatigheid zich ontwikkelt tot de schenkende
liefde, welke in de hoogste vertegenwoordigers der
mensheid is belichaamd (?Les deux sources de la
morale et de la religion", 1932).
Een filosofie als deze, waaraan men naturalisme
heeft verweten, terwijl ze zich uiteindelijk als leer
van het hoogste leven onthult, waarin sommigen
aestheticisme zien, terwijl ze in waarheid is de
dithyrambe van een tegen elke ontmoediging
bestande, wijl alle bevrijdingen kennende blijdschap,
is een der kostelijkste lichtbronnen in de overhand
nemende duisternis van heden. En te bedenken dat
de mens die aan dit onoverwinnelijk, maar nooit
pralend of gewelddadig levensgevoel een uitdrukking
heeft geschonken, die voorgoed in de schatkamer
der beschaving is opgenomen, nog in leven is, is in
een tijd waarin wat tegen den mens pleit over
vloedig en wat hem zal rechtvaardigen in het oog
van latere geslachten schaars is, een troost en een
vreugde.
PAG. 4 DE GROENE No. 3255