De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 4 november pagina 12

4 november 1939 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

Vrouwen en vrouwenleven 'ft ^lllllllllllllllllllllltlIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUIIII-llllllllllllllllllllllUlllllllllllllllllllll VACANTIETIJD was de tijd der gastvrijheid, althans: behoorde zulks te zijn ! Wij waren hier en daar te gast en wij kregen gasten in huis. Maar het is mogelijk dat wij nu wederom er gens gasf'worden of gasten krijgen". Het is niet gemakkelijk een goede gast te zijn, het is ook niet gemakkelijk een goede gastvrouw te zijn, speciaal niet als we in een stad wonen en de be schikking over een steedsch-kleine woning hebben. In de dagen van Scarlett O'Hara was het zoo moeilijk niet. De huizen van de, op veel conver satie beluste, families der Zuidelijke Amerikaansche staten waren groot, het aantal kamers vele, het aantal neger-bedienden eveneens. Het ge beurde, dat een oom of tante op het eten kwam en bleef tot zijn of haar dood l Een pasgehuwd paartje, dat visites maakte bij bevriende families bleef soms hier en daar logeeren tot na de geboorte van het tweede kind.... De moderne gastvrijheid is niet zoo ongelimiteerd en kan dat misschien ook niet zijn. Het hebben van gasten in huis vraagt altijd zekere offers. We brengen die met genoegen, maar het komt voor dat ze op onze zenuwen gaan werken. Daar is de vrouwelijke gast, die vóór alle dingen geen lastige logee" wil zijn l Ach, wilde ze het maar wel! Nu verbeeldt ze zich dat ze met ons mee werkt. Ze dekt de koffietafel en weert al onze pogingen om dat te stuiten af. Neen, neen, laat mij dat nu eens voor je doen; je weet, ik doe het graag!" En dus spreidt ze met zorgvuldige vingeren het tafellaken en dan begint het. Waar berg je de bordjes?" O, daar, in die kast.. .. ? Ik vind er de vleeschschaaltjes zeker ook? En de rest zeker in de kelder? O niet? In de ijskast? Ja, het is waar jullie hebben een ijskast! De boter? En de vruchten mesjes .. .." De gastvrouw is onderwijl in de keuken bezig om van een omelette met champignons een succes te maken, hetgeen echter niet gelukken zal, dank zij het hulpelooze gebabbel van de logee, die niet lastig wil zijn.... In onze prille jeugd, zoo tot en met VtfT Voor antï-bieten menschen ! NEGENTIG PROCENT VAN DE menschen houdt niet van bieten. Ten aanzien van deze verafschuwde groente (die, mits geregeld gegeten, een nimmer falend middel tegen griep schijnt te zijn !), wordt dit negatieve percentage beslist een 90% positief, wanneer U het volgende slaatje maakt. Voor 4 a. 5 personen nam. ik: i pond bieten, i middelmatig zure appel, wat uitjes en augurkjes (liefst uit het zuur), 2 theelepels suiker, i eetlepel azijn en 2 eetlepels olie. Schaaf biet en appel, snijd ui en augurk fijn en meng dit alles met de rest doorelkaar. Doe dit gerust uren voor de maaltijd. Het roode slaatje zal des te beter smaken ! Het t 111111111114* tliift l zeventien jaar, verbeelden wij ons allen gaarne, dat men ons te logeeren vraagt om onze aardige blauwe oogjes of om dat we zoo'n gezellig meisje" zijn. Later beseffen we pas, dat dit niet voldoende is om een succesvol logee te zijn en dat de gemiddelde gastvrouw iets mér van haar gasten verwacht, al is dat dan ook alweer niet mér dan een bijdrage tot de algemeene sfeer ! Een gast, die alleen maar mooi is of perfect gekleed, is natuurlijk een aangenaam schouwspel speciaal voor het mannelijk oog en als zoodanig een ornament aan iedere tafel! Maar ze moet al bijzonder mooi of bijzonder welgekleed zijn wil het een durend succes worden. Schoonheid-zondermeer en een uitstekend bijgezochte garderobe-zonder-meer hebben neiging om bitter gauw te gaan vervelen. De gemiddelde gast doet dan ook inderdaad beter zich een tikje op de conversatie toe te leggen, waarmee alweer niet gezegd wil zijn, dat zij het hoogste woord aan tafel behoeft te hebben of alle andere schuchtere conversatie pogingen zou moeten dood-redeneeren. Zulke menschen zijn er namelijk óók. MAAR misschien zijn zij voor een gastvrouw nog aannemelijker dan de gast, die van zichzelve zegt dat ze een beetje stil" is. De gast, die bij ons komtom te zitten n ja te knikken, om thee te drinken en te glimlachen, om te eten en te zeggen: Wat een heerlijke asperges", om mee uit te gaan en te zeggen: Wat een prachtig gebouw l" .... Het is waar, dat ze de kunst verstaat van te luisteren. Maar ze luistert met een gretigheid en een intensiteit, die iedere spreker of spreek ster weldra gaat benauwen. Haar oogen verlaten het gelaat van degenen, die iets zeggen, geen seconde. In den letterlijken zin des woords hangt zij aan ieders lippen. Als de conversatie aan tafel licht en vroolijk is, als de aanzittenden het spel van vraag en antwoord rondkaatsen als een luchtige bal, dan zit zij zwijgend en kijkt en glimlacht, maar laat haar beurt voorbij gaan. Misschien is zij zoo verlegen dat ze geen woord kan uitbrengen, maar zelfs verlegen menschen slagen er in, cm zoo nu en dan nog eens een opmerking te maken, althans een dappere poging daartoe te doen en de logee, die een beetje stil is" brengt het zoover niet eens. Ze zit en zwijgt, ze kijkt en glim lacht en menigmaal geeft ze haar gastvrouw het onbehaaglijke gevoel, dat iedereen op de stille logee na, aan het nonsens-praten is.... Moderne gastvrouwen hebben er als regel niet het minste bezwaar tegen, dat haar logees er zoo nu en dan op haar eentje op uittrekken. Waarom ook niet? En anderen zien het graag wanneer de logee met plannen komt ter besteding van den dag! Merk waardig was in dat opzicht de houding van een Londensche vrouw, die ieder week-end diverse gasten ontving, maar er een regel van maakte, gedurende die dagen de dingen te doen en te zien, die zijzelve graag doen en zien wilde ! Meestal hadden de logees geen bezwaar en de dagen werden aldus naar ieders voldoening gevuld ! Tenslotte mogen zeer huishoudelijkaangelegde vrouwen bedenken dat een periode van gasten-in-huis beteekent, dat het huiselijke werk omderwille van die gasten zoo veel mogelijk vereenvoudigd worde op.... de me nu's na ! HENRIETTE LABOUREUR et bontjasje 0111 modern Het moderne bontjasje is kort, recht van snit, gemaakt van langharige dieren. Het kan des morgens, des middags en des avonds gedragen worden, en staat dus in het teeken des tijds: practisch, want te allen tijde bruikbaar. Van overwegend belang is echter de keuze der kleuren geworden. De mantel van de foto is van de beroemde platina vossen, met donkerroode japon, tasch en hoed. Vroeger kon men een bontjas eigenlijk overal bij dragen, ook al ! omdat hij meestal de heele japon bedekte. Nu er vele kortere mantels i gelanceerd worden, is dit veranderd. En het eigenaardige ver\ schijnsel doet zich voor, dat men mantel en japon van bijna, maar [ niet geheel gelijke, donkere tinten kiest die natuurlijk des te | zorgvuldiger op elkaar afgestemd behooren te zijn, daar men met l zulke combinaties gemakkelijk een minder gewenscht effect bereikt. ! Wie zich dus niet geheel zeker van haar zaak voelt, kan beter \ een veiliger weg bewandelen, en het in een regelrecht contrast zoeken. iiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiititiniiii lippiglieden door ^f/Cari/ LDorna ine afstand aanbevolen HET is beter mijnheer" en me vrouw" tegen zijn kennissen te blijven zeggen, dan Wim en Dien. Met Wim en Dien sta je op reuze goeden voet, vraagt elkaar op het eten dat over en weer maar matig geappreci eerd wordt, spreekt men kwaad ook over elkaar onwillekeurig achter den rug bedoel ik natuurlijk , doet men het ergste van alles: bekentenifsen. Wim en Dien doen bekentenissen en ik doe bekentenissen; de gevaar lijkste, lastigste en onomwondenste doe ik natuurlijk; Wim en Dien weten precies waar ze op moeten houden. Iemand, die het werkelijk goed met me meent en dus ook geen kennis van me is, heeft me reeds dikwijls gewaar schuwd of me met een veelzeggenden blik nog net bijtijds het zwijgen op gelegd. Met die iemand kan ik gelukkig over alles spreken?over de middel matige dingen van het leven, over de allereerste en onvergetelijkste, over de grauwe wolken boven een grijs water, over Farewell to arms", de Radetskymarsch" van Roth en de boe ken van Conrad en over de laatste din gen kan ik met die iemand spreken. Zelden spreken we samen over andere menschen; ik geloof dat die iemand de menschen als vage spookverschij ningen ziet, waar ze nu den laatsten tijd veelal een radio in gestopt hebben en dat is hinderlijk, ik geef het toe spookverschijningen met een radio er in. Ik daarentegen vind Wim en Dien soms erg aardig en dichterbij dan de wolken en de allerlaatste dingen, en daar ik toch al iemand heb waarmee ik over: Farewell to arms", Radetskymarsch" en Conrad kan spreken, hoeven Wim en Dien dat toch niet nog een keer te doen en dat doen ze dan ook niet. Wim en Dien spreken over een ratelend niets en dat is vaak heel ge zellig en gemakkelijk en soms vinden ze toch nog dezelfde film even mooi als ik en we hebben samen een glas wijn gedronken, dat zoowel Wim en Dien als mij in een ijlen sfeer brengt, en dan zeg ik welwillend en warm: Och laten we mekaar maar bij den voornaam noemen." Wim en Dien noemen mij dan allang bij den mijne. En ik kan nu eenmaal niet met de poezen gaan spreken of met de goudvisschen, dat kon Andersen alleen hoewel er later veel verhalen zijn ver schenen waarin de menschen leuk met de dieren omgaan en ze elkaar antwoord geven met psychologie er in; PAG. 12 EN 13 DE GROENE No. 3257

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl