De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 4 november pagina 13

4 november 1939 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

binnenhuisarchitectuur Minder kamers, meer woonruimte DE belangstelling van den man voor woning-inrichting is niet overweldigend. Dat vorm- en kleurverhoudingen van een interieur een cultuur-uiting zijn, ontgaat hem. Van daar, dat dit artikel op de vrouwenpagina verschijnt, vandaar dat wij de eigenaardigheid beleven, dat b.v. een docent over antieke schoonheid blind is voor de materiaal-uitdrukking van de gebruiksvoorwerpen uit zijn eigen omgeving, vandaar, dat (door gebrek aan belangstelling) de man niet de klove opmerkt tusschen het moderne leven en zijn verouderde manier van wonen. De directeur van een op uiterste efficiency toegespitst bedrijf, heeft een woning van alle ongemakken voorzien. Doordat de mooie kamer", de salon", is afgeschaft en zijn vrouw een stofzuiger kreeg, is de woning nog geenszins passend in het beeld van onzen tegenwoordigen tijd. Waarom worden zoo weinig bestaan de huizen veranderd? Waarom zoo weinig nieuw? huizen gebouwd en ingericht, passend bij het leven dat wij tegenwoordig begeeren? Waarom wordt niet begrepen, dat de gefi fkoosde, nagemaakte oude meubels veelal niet vereenigbaar zijn met de practische eischen die wij behoorden te stellen aan meubilair van onzen tijd ? Waarom blijft de vernieuwing bij de z.g. moderne" meubels alleen een vernieuwing van den uiterlijkenvorm? Omdat de man, de officiëele drager van de cultuur, geen behoefte heeft, het interieur in zinvolle harmonie te brengen met zijn opvattingen van levende cultuur en de vrouw bij het koopen van huisraad en meubileering als voornaamste overweging kent, dat iedereen (behalve de inspecteur van de belasting) haar inrichting hooger taxeert dan zij er voor heeft betaald. Als wij niet gehandicapt waren door oude voorbeelden van huisvesting en door niet uit te roeien bluf-verlangens, zouden wij geheel anders kunnen wonen. Het is mijn bedoeling dit in eenige artikelen duidelijk te maken. ER zijn een aantal hoofdpunten waarbij de gebruikelijke woning inrichting niet overeenstemt met hetgeen feitelijk noodig zou zijn. Eén hieévan is de bestemming welke wij aan de kamers geven. Het aantal vertrekken waarover wij kunnen beschikken is reeds door economische omstandigheden minder geworden; het is te verwachten, dat de noodzakelijke vermindering van het aantal kamers nog zal toenemen. Daar men vast houdt aan de eisch van aparte eet kamer en woon-zitkamer, wordt de afmeting der vertrekken vaak benau wend klein. Men zal daarom die eisch van een aparte eetkamer moeten laten vallen teneinde te kunnen beschikken over n ruime kamer. Ons verlangen naar meer Lebensraum" bij het wonen, gaat naar deze richting. Het holbewcn3r£-instinct is immers vol ledig afgestorven; wij hebben tegen woordig de behoefte door breede ramen een wijd uitzicht te verkrijgen, om reeds hierdoor de bekrompen af meting van ons woonhokje minder hinderlijk te gevoelen. Er wordt op verschillende fronten (zoowel bij den nieuwbouw als bij het moderniseeren van oude huizen) reeds een kleine aanval gedaan op de suite, een aanval om tenminste n kamer te bezitten waar men wat woon raimte-heeft, wat bewegingsvrijheid. De meubileering van een dergelijke zelfs zijn er verhalen waarin de dieren jsallén handelend, pratend en handig optreden. Mij is het steeds weer een raadsel hoe Walt Disney op zijn nieuwe bedenksels komt en die heeft werkelijk nog soms aardige kleuren bij zijn tikje psychologie. Maar de dag komt, dat ik Wim en Dien niet aardig meer vind of zij mij niet meer en we zitten aan eikaars verwenschte voornamen vast. En ik vind het dan hoogst betreurenswaar dig, dat men werkelijk niet een beetje met een poes of een paar goudvisschen of desnoods met een stervende mug kan praten in den herfst zijn som mige uiterst taaie muggen nog een beetje in leven en ze steken dan niet meer, dus ze zouden best een paar mooie laatste woorden kunnen zoemen. Men krijgt zulk een rare nuance in zijn stem, wanneer men Wim en Dien toevallig nog eens ontmoet: Dag Wim, "hoe gaat het, beviel die rose wijn dien je besteld had, goed? En nu draag je die nijlgroene jumper, Dien, waar je eeuwen mee bezig was kleurt beel dig, tegen die bontjas." Op deze wijze was men wel gewend met Dien en Wim te praten. Welk een verkwikking, koel ver van elkaar door oceanen gescheiden te kunnen zeggen: Hoe gaat het, Mijnheer Turfmans, beviel dat wijntje nog, en zoo ik zie is u eindelijk met uw nijlgroene jumper klaar gekomen? 't Staat keurig, Mevrouw Turfmans." Bij Dien en Wim moest men eigen lijk wachten, tot alle obstakels, als wisselende genegenheden, oorlogen of ideologieën uit den weg zijn geruimd en men trots dit alles den leeftijd van jo jaar heeft bereikt. Van de vijf of zes die je toch altijd bij den voornaam noemde, alsof je ze altijd gekend hebt, gaan er meestal twee of drie te vroeg dood, en de andere twee of drie komen óf lagerop óf ze verdwijnen zoomaar; die bleven in Birma of zoo iets hangen, omdat daar iets was waar ze niet van los konden komen. Wim en Dien kwamen natuurlijk niet lagerop of in Birma tientallen jaren heeft men mijnheer en mevrouw Turfmans gezegd en deze meneer en mevrouw Turfmans zwommen als visschen in het water, ik bedoel de maatschappij, die hun element was, terwijl men zich zelf vaak ternauwer nood aan den slikkigen vettigen rand kon vastklampen om niet te verdrin ken in het element van Mijnheer en Mevrouw Turfmans. Maar men heeft eerbiedwaardig wit haar gekregen of heelemaal geen haar en men heeft al dien tijd Dien en Wim op enkele hebbelijkheden na, die men zelf ook heeft, zoo kwaad nog niet gevonden. Men heeft dan bij taai gestel nog een jaar of i o of 5 te leven. En dan is de tijd gekomen om met krakerige stem een beetje ontroerd met het voor stel te komen, elkaar nu maar eens bij den voornaam te gaan noemen. Het vuur zal even in den open haard opflakkeren (hopelijk zijn radio's, en cen trale verwarmingen dan tegelijk met de ideologieën opgeruimd), men kijkt goedmoedig naar elkanders gerimpelde gezichten en wetende oogen en men zal zeggen: Wat ben jij nog kras en handig Dien, om voor je heele familie sokken en vesten te breien en Wim heeft nog fijner neus voor een goed glas wijn dan vijf-en-dertig jaar geleden." En men zal kort daarna op de linten van de grafkrans die men behoort te geven Rust zacht, beste Wim of Dien" laten zetten in gouden letters. Het zou immers onjuist en zelfs ongevoelig zijn rust zacht Mijnheer of Mevrouw Turfmans" te wenschen. Drie meubels in n woon-, zit-, en eetkamer vraagt meubelen die wij in vroegere tijden niet noodig hebben gehad. Men moet n.l. de functie van verschillende bekende meubelen samenvoegen tot n nieuw meubel, wil men van de kamer niet een opslagplaats van meu belen gaan maken. Wij moeten zoeken naar meubels die zoo goed mogelijk in onze tegenwoordige, van vroegere woning-inrichting sterk af wijkende, behoefte voorzien. Het zal een nieuwe vorm moeten worden, met zijn eigen karakter, waarbij een van de vele moeilijkheden zal zijn, thans niet meer geldende normen te vergeten. Het z.g. doorreikluik van keuken naar eetgedeelte van de woon kamer is pas een flinke werkbesparing indien tegelijk een bergruimte ver kregen wordt die zoowel uit de keuken als uit de woonkamer bereikbaar is. Het hier afgebeelde nieuwe meubel is daarop berekend. Ook in bestaande woningen is het mogelijk een gat in de scheidingswand tusschen keuken en kamer te maken zoodat er commu nicatie ontstaat. Het meubel heeft vervolgens berging voor boeken, ber ging in laden, berging achter glasschuiven (met blad-verbreeding er onder als theeschenk gelegenheid) en een werktafel met laden. Er zijn talrijke andere mogelijkheden te be denken, b. v. waarbij de werktafel door middel van extra bladen tevens als eettafel kan dienen. Een dergelijk meubel zal het beste voldoen indien het wordt uitgevoerd in een lichte houtsoort (b.v. ahorn, berken of avodiré) daar het dan (tegen een lichte kamerwand) minder massaal aandoet. Voorzoover het nog noodig mocht zijn, herinneren wij eraan, dat auteurs recht verbiedt de afgebeelde meubels zonder toestemming van den auteur te laten namaken. PAUL BROMBERG

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl