Historisch Archief 1877-1940
j
Ji*
UITHU1ZIGHEDEN
Stadsinventaris
De stoplichten
f De stoplichten symboliseeren ons
leven; nu eens veilig, met vollekracht
vooruit, dan in eens staat alles stil en
kunnen we geen voet verzetten; en
daartusschen perioden dat alles op het
kantje net lukt of misgaat. Met bij dit
alles nog het spiedende oog der
wraaknemende machten. Nee, als je het zoo
ziet, is ons leven niet makkelijk.
Soms leggen we den weg af in de
stroomende regen; bij stopstreepen
staan wij bibberend te wachten. Ge
lukkiger menschen dan wij zitten in
ruime auto's met waterdichte daken en
hoeven niet, wiebelend met n been
op den grond, zich in evenwicht te
houden, Tja, dat leven....
Anderen kruisen dan ons pad, ter
wijl wij wachten. Hun weg is veilig,
terwijl de onze versperd is. Is dit alles
niet zinvol ?
En toch in de practijk vinden we het
alleen maar lastig. Het is een ordening
van de bezwaren die aan het verkeer
op den openbaren weg verbonden zijn.
Deze optisch regelende hand óf de
chaos, een andere mogelijkheid is er
niet. En op dit oogenblik moeten wij
weer denken aan den internationalen
rechtstoestanü: ook daar chaos of orde
ning als overal.
Want bij stoplichten, als ze rood zijn,
heb je den tijd om te denken. Het is
zelfs een van de weinige oogenblikken
in den druk bezetten dag. Niets duurt
zoo lang als gedwongen wachten. Het
lijkt ons uren, zelfs als het weer goed
is en de zon schijnt. Daarbij komt nog
het enerveerende gevoel, dat men bij
het wisselen van rood in groen ook
maar een seconde te lang zou wachten.
Daarom haast men zich, op het aller
laatste oogenblikje van rood reeds weer
door te rijden. Zoo staat daar een ge
spannen schare, vol strijdlust als een
troepje athleten voor de startlijn. En
wee den athleet die achterblijft; hij
wordt overstelpt door een woorden
vloed van hen die weer achter hem
stonden en nu niet weg kunnen. Ook
daar is men genadeloos voor hen die
achterblijven.
Want bij de stoplichten is er steeds
een gevecht; een gevecht om er nog
net langs te slippen voordat het ver
boden is, een gevecht om er van weg
te rijden voor het nog geheel geoor
loofd is. Den Amsterdammer, immers,
mensen bij uitstek, leert men met beste
kennen bij het stoplicht. Zijn humor,
zijn haast, zijn zorgen en zijn gemoede
lijkheid. Het stoplicht is de toetssteen
voor het karakter!
Tentoonstellingen
Kkiribeeld '39
EEN tentoonstelling van
kleinbeeldfoto's is niet, zooals mijn fan
tasie mij zou zeggen, een tentoon
stelling van kleine foto's. Neen. Het
geheim van de kleinbeeldfoto is de
vergrooting. Zoo hangt er een i.ooo
Jet* voot Uil
Zie den bon op pagina 23
maal vergroot negermeisje, van een
centimeter of twee bij twee en een half
tot evenzoovele meters vergroot. Dat
negermeisje of deze Abessijnsche
dat weet ik niet kijkt uit haar groote
formaat schattig de zaal in en de
warmte van haar zonnige land straalt
uit haar zonnig gezichtje en haar
zonnige oogen. Behalve dat is het een
prachtige foto. Maar het zit hem niet
alleen in het formaat. Want veel
schattiger en veel kleuriger zijn de
gekleurde prinsesjes, die Prins Bernard
ingezonden heeft. Een lief kindje,
met een grappig en vermakelijk
en daarbij typisch Oranje-gezichtje.
Die prinselijke opnamen zijn de clou
van de expositie. Maar er zijn
nog andere kleurenopnamen; stil
levens die zoo gedetailleerd zijn als de
schilderijen der neo-realisten. Verder
is daar de overvloed van mooie hoekjes,
molens, oude portalen, strandscènes,
blinkende machines en alles wat met
succes fotografeerbaar is. Als je het
tenminste kan. En de vele toegekende
prijzen bewijzen, dat de inzenders het
kunnen.
Film
Tweede voorstelling
HET is een groot voordeel naar een
tweede voorstelling te gaan en de
menschen naar buiten te zien komen.
Je moet kijken hoe ze kijken. De ge
middelde uitdrukking van de gezichten
is zooiets als een volledige filmcritiek
in de krant, al kan je dan ook op die
gezichten niet zien wat er in de film
gebeurd is. Het gaat er tenslotte niet
om wat er gebeurt, maar om het hod
Al die gezichten komen in drommen
uit het duister en veranderen langza
merhand omdat ze zich weer aanpassen
moeten aan het dagelijksche leven.
De overgang is moeilijk: zoo maar
opeens van de Wild West", Honolulu,
Parijs of Bengalen naar het glimmende
asfalt van de Reguliersbreestraat waar
alleen maar onbelangrijke menschen
zijn, wat op zichzelf beschouwd nog
niet zoo erg zou zijn als je je zelf niet
zoo hopeloos onbelangrijk zou bevin
den. Het is ontnuchterend. Het is wel
eens gebeurd dat door een film opge
warmde heethoofden brand gingen
stichten of met revolvers gingen schie
ten; ze hadden gelijk, het dagelijksche
leven is veel te saai.
Die gezichten die de bioscoop uitge
stroomd komen, zijn de moeite waard.
De meeste weten niet hoe ze moeten
kijken, maar ze moeten wel kijken,
willen ze naar buiten komen. Er zijn
er die er interessant beheerscht uitzien,
die quasi uitdrukkingsloos zijn. Zij
hebben een emotie ondergaan. Er zijn
gezichten die in het donker geen uit
drukking hadden, en dat in het licht
ook niet hebben en het heelemaal nooit
hebben; die kunnen het niet helpen.
Dan zijn er behuilde oogen, die je niet
verwarren moet met de slaperige, want
er zijn menschen die in de bioscoop
slapen.
Maar als er gezichten naar buiten
komen met tintelende oogen en een
nauw zichtbaren, verdrietigen glimlach,
als ze zwijgzaam zijn en je niets
anders dan het voetgeschuifel hoort
zooals het bij een uitgaande kerk is,
als over de alleronverschilligste ge
zichten een zweempje van onthutstheid
of niet-begrijpen ligt, dan is de film
vast goed geweest.
En als je straks, om half twaalf, zelf
de bioscoop verlaat, vergeet je gezicht
dan maar. Niemand kijkt er naar.
MIJN VRIEND DE THUISZITTER
over: OUD WORDEN
Jij bent," aldus mijn vriend de Thuiszitter en hij hapte smakelijk
in het stuk sucadekoek, dat hij bij zijn koffie gekregen had, jij bent
niet zoo jong meer en toch ben je bang om oud te worden. En, hoezeer
het mij spijt, moet ik je toch zeggen, dat je alleen maar ouder en nooit
meer jonger kunt worden, behalve dan van geest hoewel zelfs dat bij
jou niet gemakkelijk zal zijn.
Erg flink ben je nooit geweest en ik zou jou wel eens het zwaantje
willen zien maken aan de rekstok, hoewel je daarbij ongewild een
klassieke creatie zou geven, omdat het wel eens het stervende zwaantje
zou kunnen worden, zoo stijf ben je.
En niet alleen jij bent zoo bang om oud te worden, bijna alle menschen.
En toch worden ze allemaal eiken dag ouder. Ik ben niet bang om be
jaard te zijn. Ik doe nu al of ik bejaard ben en pensioen geniet, zoo
rustig en tevreden zit ik thuis. Maar jij en alle menschen met jou hollen
den geheelen dag rond, achter zaken en werk, achter politiek en
suikerbons en doen maar alsof ze het klimmen der jaren niet voelen. En toch
is dat verkeerd. Als de groote politici dezer dagen zich bewust waren
van hetgeen hun leeftijd hun aan plichten oplegde, dan ging de een voor
zijn plezier briefkaarten schilderen en deed de ander niets dan
forellenvisschen, terwijl een derde thee met wodka zat te drinken bij het open
haardvuur. Maar ze doen maar of ze niet ouder geworden zijn, en
inplaats van met pensioen te gaan, zetten ze de wereld in vuur en
vlammen.
Nee," aldus mijn vriend en hij stopte het laatste kruimeltje koek in
zijn mond (mij had hij niets gegeven), nee, dan ben ik verstandiger.
Als ik zoo door ga ben ik spoedig rustig aangeland op de helft van een
eeuw en dan haal ik de honderd ook nog wel. Maar ik voel me nu al oud
en probeer niet anderen baantjes, landen, steden, volken of goud weg
te snappen.
De fout van dezen tijd en deze wereld is, dat de menschen niet oud
willen zijn en niet oud willen schijnen. Als ze als wijze oude wereld
burgers zich bij alles gingen neerleggen zou de wereld er heel wat beter
uitzien; het zou meer lijken op een oude-mannen-en-vrouwen-huis en
naar ieder weet zijn dat vreedzame oorden. En daarom weet ik een
middel om alles goed te krijgen: geef den menschen met veertig jaar ouder
domspensioen en laat de burgemeester op bezoek komen niet als ze
honderd zijn maar als ze vijftig zijn. Dan zullen de menschen eerder
denken dat hun rol uitgespeeld is en zal de overbevolking niet zulke
vormen aannemen. Ik geef het goede voorbeeld door rustig thuis te
zitten en niets doen."
Dat is prachtig," zei ik. Dan ga ik morgen naar Den Haag en ga
om pensioen vragen."
Bravo ! Een prachtige idee," zei mijn vriend, jammer alleen dat
die weer van mij moest komen."
KLEINE
PERIKELEN
DEZE week kookte bij de
benedenburen de verwarming
over wij hoorden een onaange
naam gebonk en geruisch op zol
der en ik moest, als man, natuur
lijk gaan zien wat er aan de hand
was. Vrouwen offeren je in zulke
gevallen genadeloos op, want wat
zou er gebeurd zijn als ik daar
een man gevonden had, vermomd
in militaire uniform en een ge
schreven verzoek om ergens iets
te keuren? Ik drukte de deur
open en een wolk van damp en
hitte kwam mij tegemoet en dus
sloot ik de deur wederom voor
zichtig en liep snel naar beneden
om de brandweer te alarmeeren.
Die natuurlijk in een ommezien
ter plaatse was. Twaalf of veertien
goedgemutste en goedgehelmde
mannen kwamen de trap op,
keken de zaak aan, schenen teleur
gesteld dat er niet direct iets om
ver te halen viel of op te blazen en
vroegen mij vervolgens met hen
naar beneden te gaan, ten einde
in den stookkelder van de buren
af te dalen. Doch alles was op slot
natuurlijk, want mijn lichtzinnige
benedenbewoners waren vermoe
delijk een avonturenf ilm gaan zien
zonder te vermoeden, dat het avon
tuur bij hen op bezoek was....
Hebt u even een sleutel?"
vroeg de aanvoerder.
Ik gaf hem argeloos een sleutel
de chef van de brigade stak
hem in het slot, tikte er vervolgens
met den onderkant van zijn bijl
tegen en de deur was open. Na
tuurlijk was het slot kapot en zoo
was de sleutel.
Wij kwamen vooreen andere deur.
Hebt u nog even een sleutel?"
vroeg de aanvoerder. Ik aarzelde,
doch kom, kom l" sprak de
brandblusscher, ,,u moet wat voor
uw medemenschen over hebben!"
Daar ging mijn tweede sleutel.
In de keuken was alles keurig
in orde en het is wonderlijk hoe
de brandweer overal den weg weet
de vroolijke en efficiënte man
nen die zich door de keuken ver
spreidden, haalden ergens een
emmer te voorschijn en vervolgens
gaf de chef bevel een papje" te
maken. Een brandwacht sleepte
een zak zand aan dat werd op
den schoenen keukenvloer tot een
recept verwerkt en vervolgens op
de witgloeiende kachel der
centrale verwarming gelegd.
En nou even het reservoir
bijvullen", zei de baas. Ik keek
verwonderd op van deze zorg
zaamheid ....
Als we dat niet doen, beginnen
ze direct weer te stoken zonder
het reservoir na te kijken", sprak
de chef, retireerde met zijn man
netjes, doch niet zonder maat
regelen genomen te hebben dat
er een politieagent geplaatst werd
voor de opengebroken deur.
Hoe komt het", zei ik tegen
Gisse, dat ik nu zoo'n plezier
heb in het werk van de brand
weer? Want het was een genot er
naar te kijken...."
Omdat mannen net kinderen
zijn en zouden kinderen het niet
heerlijk vinden overal door een
raam naar binnen te gaan, zelfs
al stond de deur open, op conditie
dat zij het in mogen slaan?
Niemand die je een verwijt maakt
en als je erg veel ondersteboven
haalt, dan komt het nog in de
krant! Ik begrijp niet dat de
brandweer nog geld toekrijgt.
Het moest eeneere-baantje zijn..."
J. VAN HOORN
PAG. i« DE GROENE No. ns7