De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 4 november pagina 16

4 november 1939 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

j Ji* UITHU1ZIGHEDEN Stadsinventaris De stoplichten f De stoplichten symboliseeren ons leven; nu eens veilig, met vollekracht vooruit, dan in eens staat alles stil en kunnen we geen voet verzetten; en daartusschen perioden dat alles op het kantje net lukt of misgaat. Met bij dit alles nog het spiedende oog der wraaknemende machten. Nee, als je het zoo ziet, is ons leven niet makkelijk. Soms leggen we den weg af in de stroomende regen; bij stopstreepen staan wij bibberend te wachten. Ge lukkiger menschen dan wij zitten in ruime auto's met waterdichte daken en hoeven niet, wiebelend met n been op den grond, zich in evenwicht te houden, Tja, dat leven.... Anderen kruisen dan ons pad, ter wijl wij wachten. Hun weg is veilig, terwijl de onze versperd is. Is dit alles niet zinvol ? En toch in de practijk vinden we het alleen maar lastig. Het is een ordening van de bezwaren die aan het verkeer op den openbaren weg verbonden zijn. Deze optisch regelende hand óf de chaos, een andere mogelijkheid is er niet. En op dit oogenblik moeten wij weer denken aan den internationalen rechtstoestanü: ook daar chaos of orde ning als overal. Want bij stoplichten, als ze rood zijn, heb je den tijd om te denken. Het is zelfs een van de weinige oogenblikken in den druk bezetten dag. Niets duurt zoo lang als gedwongen wachten. Het lijkt ons uren, zelfs als het weer goed is en de zon schijnt. Daarbij komt nog het enerveerende gevoel, dat men bij het wisselen van rood in groen ook maar een seconde te lang zou wachten. Daarom haast men zich, op het aller laatste oogenblikje van rood reeds weer door te rijden. Zoo staat daar een ge spannen schare, vol strijdlust als een troepje athleten voor de startlijn. En wee den athleet die achterblijft; hij wordt overstelpt door een woorden vloed van hen die weer achter hem stonden en nu niet weg kunnen. Ook daar is men genadeloos voor hen die achterblijven. Want bij de stoplichten is er steeds een gevecht; een gevecht om er nog net langs te slippen voordat het ver boden is, een gevecht om er van weg te rijden voor het nog geheel geoor loofd is. Den Amsterdammer, immers, mensen bij uitstek, leert men met beste kennen bij het stoplicht. Zijn humor, zijn haast, zijn zorgen en zijn gemoede lijkheid. Het stoplicht is de toetssteen voor het karakter! Tentoonstellingen Kkiribeeld '39 EEN tentoonstelling van kleinbeeldfoto's is niet, zooals mijn fan tasie mij zou zeggen, een tentoon stelling van kleine foto's. Neen. Het geheim van de kleinbeeldfoto is de vergrooting. Zoo hangt er een i.ooo Jet* voot Uil Zie den bon op pagina 23 maal vergroot negermeisje, van een centimeter of twee bij twee en een half tot evenzoovele meters vergroot. Dat negermeisje of deze Abessijnsche dat weet ik niet kijkt uit haar groote formaat schattig de zaal in en de warmte van haar zonnige land straalt uit haar zonnig gezichtje en haar zonnige oogen. Behalve dat is het een prachtige foto. Maar het zit hem niet alleen in het formaat. Want veel schattiger en veel kleuriger zijn de gekleurde prinsesjes, die Prins Bernard ingezonden heeft. Een lief kindje, met een grappig en vermakelijk en daarbij typisch Oranje-gezichtje. Die prinselijke opnamen zijn de clou van de expositie. Maar er zijn nog andere kleurenopnamen; stil levens die zoo gedetailleerd zijn als de schilderijen der neo-realisten. Verder is daar de overvloed van mooie hoekjes, molens, oude portalen, strandscènes, blinkende machines en alles wat met succes fotografeerbaar is. Als je het tenminste kan. En de vele toegekende prijzen bewijzen, dat de inzenders het kunnen. Film Tweede voorstelling HET is een groot voordeel naar een tweede voorstelling te gaan en de menschen naar buiten te zien komen. Je moet kijken hoe ze kijken. De ge middelde uitdrukking van de gezichten is zooiets als een volledige filmcritiek in de krant, al kan je dan ook op die gezichten niet zien wat er in de film gebeurd is. Het gaat er tenslotte niet om wat er gebeurt, maar om het hod Al die gezichten komen in drommen uit het duister en veranderen langza merhand omdat ze zich weer aanpassen moeten aan het dagelijksche leven. De overgang is moeilijk: zoo maar opeens van de Wild West", Honolulu, Parijs of Bengalen naar het glimmende asfalt van de Reguliersbreestraat waar alleen maar onbelangrijke menschen zijn, wat op zichzelf beschouwd nog niet zoo erg zou zijn als je je zelf niet zoo hopeloos onbelangrijk zou bevin den. Het is ontnuchterend. Het is wel eens gebeurd dat door een film opge warmde heethoofden brand gingen stichten of met revolvers gingen schie ten; ze hadden gelijk, het dagelijksche leven is veel te saai. Die gezichten die de bioscoop uitge stroomd komen, zijn de moeite waard. De meeste weten niet hoe ze moeten kijken, maar ze moeten wel kijken, willen ze naar buiten komen. Er zijn er die er interessant beheerscht uitzien, die quasi uitdrukkingsloos zijn. Zij hebben een emotie ondergaan. Er zijn gezichten die in het donker geen uit drukking hadden, en dat in het licht ook niet hebben en het heelemaal nooit hebben; die kunnen het niet helpen. Dan zijn er behuilde oogen, die je niet verwarren moet met de slaperige, want er zijn menschen die in de bioscoop slapen. Maar als er gezichten naar buiten komen met tintelende oogen en een nauw zichtbaren, verdrietigen glimlach, als ze zwijgzaam zijn en je niets anders dan het voetgeschuifel hoort zooals het bij een uitgaande kerk is, als over de alleronverschilligste ge zichten een zweempje van onthutstheid of niet-begrijpen ligt, dan is de film vast goed geweest. En als je straks, om half twaalf, zelf de bioscoop verlaat, vergeet je gezicht dan maar. Niemand kijkt er naar. MIJN VRIEND DE THUISZITTER over: OUD WORDEN Jij bent," aldus mijn vriend de Thuiszitter en hij hapte smakelijk in het stuk sucadekoek, dat hij bij zijn koffie gekregen had, jij bent niet zoo jong meer en toch ben je bang om oud te worden. En, hoezeer het mij spijt, moet ik je toch zeggen, dat je alleen maar ouder en nooit meer jonger kunt worden, behalve dan van geest hoewel zelfs dat bij jou niet gemakkelijk zal zijn. Erg flink ben je nooit geweest en ik zou jou wel eens het zwaantje willen zien maken aan de rekstok, hoewel je daarbij ongewild een klassieke creatie zou geven, omdat het wel eens het stervende zwaantje zou kunnen worden, zoo stijf ben je. En niet alleen jij bent zoo bang om oud te worden, bijna alle menschen. En toch worden ze allemaal eiken dag ouder. Ik ben niet bang om be jaard te zijn. Ik doe nu al of ik bejaard ben en pensioen geniet, zoo rustig en tevreden zit ik thuis. Maar jij en alle menschen met jou hollen den geheelen dag rond, achter zaken en werk, achter politiek en suikerbons en doen maar alsof ze het klimmen der jaren niet voelen. En toch is dat verkeerd. Als de groote politici dezer dagen zich bewust waren van hetgeen hun leeftijd hun aan plichten oplegde, dan ging de een voor zijn plezier briefkaarten schilderen en deed de ander niets dan forellenvisschen, terwijl een derde thee met wodka zat te drinken bij het open haardvuur. Maar ze doen maar of ze niet ouder geworden zijn, en inplaats van met pensioen te gaan, zetten ze de wereld in vuur en vlammen. Nee," aldus mijn vriend en hij stopte het laatste kruimeltje koek in zijn mond (mij had hij niets gegeven), nee, dan ben ik verstandiger. Als ik zoo door ga ben ik spoedig rustig aangeland op de helft van een eeuw en dan haal ik de honderd ook nog wel. Maar ik voel me nu al oud en probeer niet anderen baantjes, landen, steden, volken of goud weg te snappen. De fout van dezen tijd en deze wereld is, dat de menschen niet oud willen zijn en niet oud willen schijnen. Als ze als wijze oude wereld burgers zich bij alles gingen neerleggen zou de wereld er heel wat beter uitzien; het zou meer lijken op een oude-mannen-en-vrouwen-huis en naar ieder weet zijn dat vreedzame oorden. En daarom weet ik een middel om alles goed te krijgen: geef den menschen met veertig jaar ouder domspensioen en laat de burgemeester op bezoek komen niet als ze honderd zijn maar als ze vijftig zijn. Dan zullen de menschen eerder denken dat hun rol uitgespeeld is en zal de overbevolking niet zulke vormen aannemen. Ik geef het goede voorbeeld door rustig thuis te zitten en niets doen." Dat is prachtig," zei ik. Dan ga ik morgen naar Den Haag en ga om pensioen vragen." Bravo ! Een prachtige idee," zei mijn vriend, jammer alleen dat die weer van mij moest komen." KLEINE PERIKELEN DEZE week kookte bij de benedenburen de verwarming over wij hoorden een onaange naam gebonk en geruisch op zol der en ik moest, als man, natuur lijk gaan zien wat er aan de hand was. Vrouwen offeren je in zulke gevallen genadeloos op, want wat zou er gebeurd zijn als ik daar een man gevonden had, vermomd in militaire uniform en een ge schreven verzoek om ergens iets te keuren? Ik drukte de deur open en een wolk van damp en hitte kwam mij tegemoet en dus sloot ik de deur wederom voor zichtig en liep snel naar beneden om de brandweer te alarmeeren. Die natuurlijk in een ommezien ter plaatse was. Twaalf of veertien goedgemutste en goedgehelmde mannen kwamen de trap op, keken de zaak aan, schenen teleur gesteld dat er niet direct iets om ver te halen viel of op te blazen en vroegen mij vervolgens met hen naar beneden te gaan, ten einde in den stookkelder van de buren af te dalen. Doch alles was op slot natuurlijk, want mijn lichtzinnige benedenbewoners waren vermoe delijk een avonturenf ilm gaan zien zonder te vermoeden, dat het avon tuur bij hen op bezoek was.... Hebt u even een sleutel?" vroeg de aanvoerder. Ik gaf hem argeloos een sleutel de chef van de brigade stak hem in het slot, tikte er vervolgens met den onderkant van zijn bijl tegen en de deur was open. Na tuurlijk was het slot kapot en zoo was de sleutel. Wij kwamen vooreen andere deur. Hebt u nog even een sleutel?" vroeg de aanvoerder. Ik aarzelde, doch kom, kom l" sprak de brandblusscher, ,,u moet wat voor uw medemenschen over hebben!" Daar ging mijn tweede sleutel. In de keuken was alles keurig in orde en het is wonderlijk hoe de brandweer overal den weg weet de vroolijke en efficiënte man nen die zich door de keuken ver spreidden, haalden ergens een emmer te voorschijn en vervolgens gaf de chef bevel een papje" te maken. Een brandwacht sleepte een zak zand aan dat werd op den schoenen keukenvloer tot een recept verwerkt en vervolgens op de witgloeiende kachel der centrale verwarming gelegd. En nou even het reservoir bijvullen", zei de baas. Ik keek verwonderd op van deze zorg zaamheid .... Als we dat niet doen, beginnen ze direct weer te stoken zonder het reservoir na te kijken", sprak de chef, retireerde met zijn man netjes, doch niet zonder maat regelen genomen te hebben dat er een politieagent geplaatst werd voor de opengebroken deur. Hoe komt het", zei ik tegen Gisse, dat ik nu zoo'n plezier heb in het werk van de brand weer? Want het was een genot er naar te kijken...." Omdat mannen net kinderen zijn en zouden kinderen het niet heerlijk vinden overal door een raam naar binnen te gaan, zelfs al stond de deur open, op conditie dat zij het in mogen slaan? Niemand die je een verwijt maakt en als je erg veel ondersteboven haalt, dan komt het nog in de krant! Ik begrijp niet dat de brandweer nog geld toekrijgt. Het moest eeneere-baantje zijn..." J. VAN HOORN PAG. i« DE GROENE No. ns7

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl