De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 4 november pagina 4

4 november 1939 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

i l Nederland en de oorlog Prof. mr. P. Scholten l k C ^ if " ZOO is dan de oorlog weder losgebroken over Europa. Het oudere geslacht beleefde ten twaeden male den schok, dien we ondergaan, als het Onherroepe lijk voor ons staat na dreiging en onzekerheid, span ning en ontspanning: het is oorlog. De herinnering hoe het was vbor vijf en twintig jaar lokt tot vergelijking. Ik wil niet pogen de ge voelens van toen en van nu volledig te beschrijven, ik stip slechts enkele dingen uit de herinnering aan, die mij voor onzen kijk op wat thans gebeurt, essen tieel schijnen. In 1914 was er een verbijstering. Men wist wel van oorlog in het verleden en in verre landen, op de Balkan, tusschen Rusland en Japan, men wist ook wel, dat de groote mogendheden zich er op voor bereidden, maar in zijn hart hield men den oorlog in Europa tusschen .?beschaafde" landen voor niet meer mogelijk. Daar was zooveel, dat hem scheen uit te sluiten: het internationale leven, de cosmopolitische geest, de groeiende macht van arbeiders klasse en sociaal-democratie, die den klassestrijd hadden gesteld op de plaats van den strijd der natio naliteiten, de overtuiging, dat cultuur n Christen dom voortaan de middelen van geweld zouden bui tensluiten. En nu stond hij in eens voor ons: wreed, afschuwelijk, zich dadelijk toonend in al zijn beest achtigheid (België). Had dat niet kunnen worden voorkomen? Had niet de arbeidersbeweging, vroeg de socialist, had niet de kerk, zei de Christen, dit kunnen en moeten afwenden? Waar waren zij, toen de brandstof van alle kanten ging broeien, hadden zij niet kunnen blusschen, hadden zij niet kunnen verzoenen ? Wij kunnen nog wat dieper graven. Wat wij ons in 1914 niet dadelijk bewust waren, maar wat lang zamerhand tot ons doordrong: de oorlog van 1914 ontnam ons de veiligheid, de zekerheid van het leven. Achteraf beschouwd was die zekerheid er niet maar zij scheen er te zijn. Wij wisten van bewegingen binnenslands, van maatschappelijke botsing in ons hart vertrouwden we op een geleidelijke ont wikkeling, op de veiligheid van ons leven in deze maatschappij. Daarvan waren we zoo doordrongen, dat wij er naar teruggrepen in 1918. Als het vrede werd, dan zou het stellig niet meer zoo zijn als vóór 1914, er was iets gebroken, wie eenig inzicht had, wist; dat wij de klok niet kunnen terugzetten, maar: als het vrede werd, zouden we eerst recht gaan bouwen aan een nieuwe maatschappij, waarnaar we reeds op weg waren vóór 1914: In beter begrijpen zouden klassen en standen, zouden de onderscheiden volken, als eerst maar de ergste schrijning van de oorlogswoede voorbij was, gaan werken om een samenleving te maken, waarin het goed leven zou zijn, rustig en veilig. Wij menschen begeeren dat immers altijd. Wij hebben het gewone leven, van huwelijk en geboorte, van arbeid en feest, van schoonheid en vreedzamen strijd zoo lief we kunnen de scheuren niet dulden, die de oorlog door dit alles rijt. Wij weren hem en als hij niet vlak voor ons staat, zien we hem niet. Het maakt zoo moedeloos, dat wij hem weer in de oogen moeten zien. Die begeerte blijft en ze is goed. Wij hopen ook nu weer, als wij pogen over den oorlog heen in de toekomst te zien, maar wij weten toch heel zeker, dat wij een samenleving, waarin veiligheid en zeker heid is, waarlijk rust en vrede, niet willekeurig kunnen vormen, dat het niet in onze macht ligt, dat een blijvende veiligheid op menschelijk inzicht en menschelijken goeden wil gegrondvest, niet moge lijk is, dat hooger dan menschelijke macht gaat door de geschiedenis. HOE anders dan toen was het in de afgeloopen maanden, in Augustus en September 1939. Deze oorlogs-uitbraak was de bevrijding van een spanning. Hij was dat in de oorlogvoerende landen, hij was dat ook bij ons. Een neutraal land, dat ligt als het onze, leeft flauwer na, wat de oorlogslanden ondergaan. De dreiging was nu al jaren over Europa, zij greep nu dit, dan dat aan zou zij losbarsten? Geheele en gedeeltelijke mobilisatie, hadden allerwege plaats gevonden. In koortsachtig tempo ging de bewapening verder. Het moest duidelijk worden. We wilden weten, waar we aan toe waren. We vreesden met groote vrees maar toch, was het niet beter, dat het onweer loskwam, dan dat het al maar bleef dreigen? Wij hadden niet als in 1914 het gevoel van de ontneming van den vrede. Toen was er de schijn, nu was die er niet. Wij wisten, dat wij niet in vrede leefden, hoogstens in wapenstilstand. Die kan niet duren, het moet óf oorlog zijn óf waarlijk vrede. Toen het oorlog werd, voelden wij alle huivering voor de ellende, Alle angst voor wie ons lief zijn, in de onzekerheid van de plaats van ons eigen land, het werd koud in ons en in de stralende nazomerdagen konden we de schoonheid niet vinden, die we zagen, dat zij ten toonspreidden maar er was geen onrust, niet de golvende emotie van Augustus 1914. We zagen spoedig de dingen koel aan en deden in goede samen werking, wat ons te doen stond. Wij hebben geleerd, dat niet oorlog voeren nog geen vrede is. Er is veel gradatie in het begrip vrede. Ook wat ons aan vrede restte vóór den 3en Sep tember had zijn waarde, de vraag is of het niettemin mocht worden prijs gegeven. Het is mijn overtuiging, dat Engeland en Frankrijk dat mochten, neen moesten doen. Daarover zoo straks meer. Ik moet er eerst nog op wijzen, dat wie zoo oordeelt, ook onze neutrali teit anders ziet dan in 1914. Als nu was zij ook toen door de feiten opgelegd. Zij was echter toen ook geestelijk de aangewezen houding van ons land, de uitdrukking van zijn objectiviteit tegenover het wereldgebeuren. Naar binnen was er wel verschil, men was pro-geallieerd of pro-Duitsch maar buiten waren we toeschou wer, die geen oordeel over gelijk of ongelijk schuld of niet schuld wilden of konden uitspreken. Dit is nu anders. Politiek en volkenrechtelijk is onze neutraliteit als die van 1914. Wij moeten anderen en ons zelf telkens weer inscherpen, dat wij neutraal zijn. Wij zijn buiten den oorlog en willen er buiten blijven. Met hetzelfde gezicht zien wij naar West en naar Oost. Neutraliteit, die ook maar het minste aan een van beide zijden toegeeft, is geen neutraliteit meer. Zij kan niets over haar kant laten gaan. Zij mag geen oogenblik aan sympathie en antipathie gehoor geven. De volstrekte gelijk heid van beide partijen is haar fundament. Om die te handhaven heeft zij behoefte aan zooveel moge lijk sluitende, scherp en strak geformuleerde regels. Billijkheidsoverwegingen kan zij niet laten gelden zij weet niet, waarheen zij dan zou worden gevoerd. Ons land zal zich daaraan moeten houden met de koelheid en zakelijkheid, die in zulk een positie noodzakelijk is. Het zal dat onder deze Regeering ongetwijfeld doen. Zoo gezien is er geen verschil met 1914. Maar de geestelijke achtergrond is een andere. Wij mogen dien niet laten verdoezelen. Toen deden we geen keus, omdat in het verwarrend complex van feiten niet was uit te maken, waar het gelijk waar het ongelijk was, en omdat al zou dit anders zijn ge weest, het ons niet raakte. Wij hadden individueel onze meeningen over schuld en niet schuld, als volk stonden we er buiten. De oorlog ging ons niet aan, de neutraliteit was niet alleen door de feiten op gelegd, politiek geëischt, zij was ook de uitdrukking van ons volks-voelen. NU is dit anders. Deze oorlog gaat om iets anders. Zelden is een oorlog zoo duidelijk geweest niet om macht of voordeel, maar om afwering van een idieel gevaar. Het gaat niet om Danzig of Polen, het gaat om den afweer van het régime van ge weld. Het is de tegenstelling van de eeuwige revo lutie, die alleen maar macht om de macht wil, tegen de gebondenheid aan recht. Het gaat om geestelijke vrijheid, om gerechtigheid. Laat men niet zeggen, dat Engeland in het ver leden evenzeer geweld heeft gebruikt, naar macht heeft gegrepen uit eigen belang. Wij weten het allen wij Nederlanders behoeven slechts de her innering aan den Boerenoorlog op te roepen om het te beamen maar het doet er niet toe. Laat men ook niet komen met verwijten aan Polen over zijn binnenlandsch bestuur of over zijn optreden naar buiten. Die verwijten zijn maar al te gegrond, nog in September 1938 heeft Polen bij den ondergang van Tsjecho-Slowakije een stuk meegeroofd van den buit, maar wederom: het doet er niet toe. Het gaat niet om sympathie of medelijden met Polen Polen was toevallig het punt, waar het stelsel, dat door dreiging met geweld bezig was zijn wil aan de wereld op te leggen , een halt toegeroepen werd. Laat men ook niet zeggen, dat Versailles een even hard als kortzichtig dictaat was. Toegegeven, toe gegeven ook dat de politiek van 1919 maar al te aarzelend is geweest in correctie daarvan. Wie psy chologisch te werk gaat, vindt hier zeker een stuk van de verklaring van de wereldgebeurtenissen. Doch wie oordeelt, of deze oorlog gerechtvaardigd is, heeft met al deze dingen niet te maken. Hij vraagt niet, hoe deze toestand geworden is, hij vraagt alelen, wat nu, gegeven de toestand als hij was, had mogen en moeten gebeuren. En dan was de verklaring niet verder te wijken voor het dreigen met geweld, ook al kostte het den oorlog, gerechtvaardigd. De monnik Willibrord Met toestemming van schrijver en uitgeefster is deze voortreffelijke beschouwing van Prof. Scholten, onderdeel van een uitgebreider artikel, door ons overgenomen uit het tijdschrift Woord en Wereld" ( Uitg. :fa. Callenbach, Nijkerk). Dr. Anton van Duinkerken /N den naam des Heeren kwam Clemens Willibrordus in het jaar 6po na de menschwording van ,, Christus over zee naar het land der Franken en in den naam Gods werd hij, hoewel onwaardig, in het jaar 695 na 's Heeren menschwording te Rome dooi den opvolger van den Apostel, Heer Sergius den paus, tot bisschop gewijd'- thans echter beleeft hij in den naam Gods het jaar 728 sedert de menschwording van onzen Heer Jesus Christus. God zij met ons." Het was de christusprediker Willibrord zelf, die deze aanteekening maakte in zijn calendarium, en hoewel hij door Bida, Bonifatius en Alcuin de apostel der Friezen" genoemd wordt, leest men hier, in overeentemming met de nieuwste opvattingen over zijn leven en werk, dat hij zichzelf beschouwde als een zendeling , naar het land van de Franken gekomen. De gedachte, dat hij in zeker even sterke mate de apostel der Nederlandsche Zuiderprovincies mag heeten, als de bekeerder van de Friezen, werd bij dit eeuwfeest krachtig naar voren gebracht door J. Verbist, dr. P. C. Boeren en door J. Huijbcrs O.S.B. Het duurde tot 719, eer het land van de Friezen boven den Rijn definitief voor hem open lag. Bij zijn dood twintig jaar later ? bezat hij in Holland-zelf vijf kerken: te Vlaardingen, te Velp, te Heilo, te Oegstgeest en te Petten. Behalve de Sint Salvalorkerk te Utrecht, had hij aldaar een klooster, waaraan een opleidingsschool was verbonden. Dit moest het middelpunt van de werkzaamheid onder de Friezen en de Saksers worden ; steunpunten waren de kloosters in Frankenland, te Antwerpen, Susteren en Echternach. Vijf jaar voor Willibrords dood dus in 734 kwam ook het oosten des lands open liggen voor de prediking zijner zendelingen. Men kan dus zeggen, dat vrijwel hel heele gebied van het tegenwoordige Nederland, maar vooral het Zuid oosten, het centrum en het Noordwesten des lands, Willibrord heeft gekend. De herdenking zijner zegenrijke werkdadigheid wordt dan ook als een nationale herdenking gevierd, en niemand verzet zich daartegen, behalve de Nederdu.itsc.he nationalisten, die in hem een ,,volksvreemde" onderdrukker van het ,,Noordras" zien, en hem met name de vele schenkingen verwijten, waardoor hij in hun oogen op onrechtmatige wijze grootgrondbezitter" werd in een samenleving, die dezen bezitsvorm niet kende. Zij drukken de lijst af van de gronden en onroerende goederen, die Willibrord op Nederlandsch gebied heeft bezeten, en voegen daar smalend aan toe: ,,Niet slecht voor iemand, die als arme zen deling is begonnen .'" Zij noemen de kerstening: een sociale omwenteling in een samenleving van vrije boeren" en besluiten: Deze onteigening op groote schaal kon niet zonder noodlottige gevolgen zijn gebleven." Uit de geschiedenis blijkt van dit noodlot geen zier en ieder, die nadenkt, begrijpt, dat Willibrord de lan derijen en woeste gronden zeker niet voor zijn pleizier heeft beheerd, maar wat zich tegenwoordig nationa lisme" noemt, is in wezen vijandig aan de levens beginselen, door Willibrord voorgestaan. Hij leerde den Germaanscken stammen, dat er bindingen bestaan van verder strekking dan de stamverwanscthap. Tegen deze gedachte heeft zich het Noordras" een tijdlang verzet en het komt er vandaag weer tegen in opstand. In zooverre is de monnik Willibrord bij zijn twaalfde eeuwgetij actueel genoeg om uitgescholden te worden. En dit is misschien de duidelijkste manier om te zeggen, hoeveel hulde hij verdient. PAG. 4 DE GROENE No. 3257

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl