Historisch Archief 1877-1940
De meerkoet in zijn element
De meerkoet, een echte watervogel
VAN de vogels, die in ons kostelijk
waterland hetzij een verborgen,
hetzij een openlijk en dus gemakkelijk
na te gaan leven leiden, is de meerkoet
stellig n der boeiendste. Zoowel de
talrijkheid als de levendigheid der
vogels maken, dat zij zich als het
ware aan den waarnemer opdringen.
Zij voelen zich thuis, waar de wind
kan zuigen in het ranke riet en uit
gestrekte biezenvelden beschutting bie
den, waar wijd water, omzoomd door
een weelderige vegetatie, tot hun be
schikking staat en de cultuur niet al
te nadrukkelijke inpalmingspogingen
doet. De koeten toch zijn aanmerkelijk
schuwer dan de waterhoentjes, waar
van zij familie zijn en die het met de
menschen feitelijk op een accoordje
hebben gegooid, want zij nestelen
zelfs in de parkvijvers der steden. Ver
van het gerucht, in de eenzaamheid
van poelen en plassen, nieren en rivier
mondingen, zoeken de koeten voor
zich een rustige woonstede, om er te
speuren naar buit, om er te nestelen
en zich al ruziënd te vermaken met
hun genooten.
Ja, dat kijven en bakkeleien zit
hun nu eenmaal in het bloed en voort
durend lokken zij onderlinge twisten
uit, waarbij de deelnemers als donkere
duiveltjes elkaar in de veeren vliegen
en het wonderlijk rumoerig toegaat,
vooral wanneer bij die vechtpartijen
verscheidene vogels tegelijk betrokken
zijn. Met de rust op den stillen plas is
het dan een tijdlang gedaan, want door
stemmenmisbaar, vleugelgefladder en
geplons van pooten over het water,
schijnen de koeten, die in een feilen
strijd zijn gewikkeld, waarbij echter
nooit dooden vallen, elkaar te willen
imponeeren. Een en ander geeft nu
niet bepaald een denkbeeld van
vredeHevendheid en verdraagzaamheid der
koeten, maar misschien moet men die
botsingen niet al te ernstig opvatten.
Hoe dit zij, zelfs wanneer de koeten aan
het plukharen zijn en met geestdrift
opgaan in dit zonderling bedrijf, blijven
zij grootendeels hun waakzaamheid
betrachten.
HET is altijd een geschikt moment
de vogels te bespieden, wanneer
zoo'n zeeslag, waarbij het water hoog
opspat en rondsproeit, wordt geleverd.
Men is dan goed in de gelegenheid
het veerenkleed der koeten, dat over
wegend zwart is, te bewonderen. De
onderkant is wel leiblauw, maar de
tint daarvan is zoo donker, dat men
den indruk krijgt met volkomen nik
kervogels te doen te hebben. Toch
wordt die kleuren-eentonigheid nog
eenigszins gebroken en wel door het
scherp contrasteerend blank der voor
hoofdsplaat en de lichte kleur van den
snavel. Dat witte schild, die blinkende
bles derhalve, maakt den koet, die
anders voor een zwart eendje zou
kunnen worden aangezien, dan ook
tot een onmiddellijk te herkennen
vogel. En wie zijn oogen den kost
geeft, zal spoedig vaststellen, dat het
in ons land van die blesvogels gewoon
weg wemelt.
Dat geldt niet alleen voor de
lenteen zomermaanden, maar evenzeer
voor herfst en winter, wanneer er een
ferme toevloed plaats vindt uit Noorde
lijker en Oostelijker gelegen streken,
zoodat ons waterrijke land dan weldra
vol zit van de vogels, die zoowel de
plassen binnendijks bevolken als de
kustgebieden opzoeken. Vooral de
voormalige Zuiderzee is een gelief
koosde verzamelplaats der koeten, die
gewoonlijk zonder moeite door den
winter komen. Het Naardermeer is
eveneens een belangrijk concentratie
punt.
Alleen wanneer er een ferm vleugje
kou komt en sterke ijsvorming hun
voedselbronnen dreigt te verstoppen,
ziet het er voor de witblessen leelijk
uit: voortdurend open water is nu
eenmaal voorwaarde voor hun bestaan.
Gewoonlijk weten zij de ellende, die
voor hen nu eenmaal aan felle vorst
vastzitten, wel te ontwijken door tijdig
naar zee te vliegen, maar soms worden
zij in het binnenland door plotseling
invallende koude overrompeld en dan
vallen er nogal eens slachtoffers, wan
neer langzamerhand het laatste wak
dichtvriest.
Maar felle vorst is in ons land een
uitzondering, zoodat zij haast altijd
naar hartelust kunnen plassen en
plonsen, zwemmen en duiken. Vooral
dit laatste doen zij graag en veel
vuldig, hetzij louter uit joligheid en
plezier, hetzij om materiaal voor het
nest en voedsel te zoeken, hetzij om
zich een tijdlang onzichtbaar te maken
voor vijanden, die het op hun leven
hebben gemunt. Al blijven ze gewoon
lijk niet langer dan hoogstens een
seconde of twintig onder water, niette
min is het verrassend hoe vlot en
vlug inderdaad in een oogwenk
ze onder den waterspiegel kunnen
verdwijnen. Maar ook wel gaat dat
duiken gemoedelijker en meer geleide
lijk in zijn werk, zoodat achtereen
volgens het lichaam, de hals en de kop
naar beneden zakken. Elk dezer posi
ties wordt soms een poosje gehand
haafd, zoodat men verschillende gra
den van onderdompeling te aanschou
wen kan krijgen.
MOGE de meerkoet een meester
zijn in het duiken en zwemmen,
als vlieger slaat hij, hoewel hij op
den trek vrij groote afstanden af kan
leggen, een minder goed figuur. Men
krijgt altijd den indruk, dat het den
meerkoeten heel wat moeite kost zich
uit het water te verheffen. Feitelijk
nemen zij eerst een flinken aanloop
en het duurt dan ook een tijdje, voor
dat zij los" komen. Dat gaat met heel
wat drukte gepaard, want met hun,
van huidzoomen voorziene,
zwemvoeten beroeren zij luidruchtig den
waterspiegel en wanneer men groote,
vele honderden tellende, troepen van
koeten plotseling verrast, beleeft men
iets werkelijk indrukwekkends. Niet
alleen is het een verrukkelijk gezicht
het vleugelbeweeg van de donkere
schare gade te slaan, maar vooral
imponeert het gedruisch der zwarte
wieken en het geplons der
groenachtige pooten. Dit is een wonderlijk
machtig geluid, dat zich over heel den
plas voortplant.
Wanneer het gevaar echter niet
ernstig is en de vogels niet hard
nekkig door vijanden worden achter
volgd, laten de koeten, steeds laag en
weinig elegant boven het water vlie
gende, zich weer spoedig in het water
ploffen, waar zij ineens veel sierlijker
worden: zij hebben het contact her
kregen met hun ware element.
RINKE TOLMAN
Nieawe
Uitgaven
OP welke wijze de muzikale elemen
ten gebruikt kunnen worden in
de opvoeding, vertelt dr. B. C. J.
Lievegoed met veel kennis van zaken
in zijn proefschrift Maat, Rhythme,
Melodie" (W. de Haan, Utrecht, z.j.).
Meer nog dan op het strikte gebied
der muziek, beweegt zich deze studie
op dat der psychologie en der
paedologie; als ietwat eigenaardig uitgangs
punt neemt de schrijver Schiller's
brieven over de aesthetische opvoeding
d;s menschen, om ten slotte terecht
te komen bij de aanwendbaarheid
van het onderricht in de drie muzikale
hoofdelementen bij
geestelijk-minderwaardige kinderen. Terwijl zijn theore
tische beschouwingen uitsluitend op
vaardige compilatie berusten, is zijn
casuïstiek, het onderzoek naar de
muzikale vermogens van een veertien
tal zwakzinnige en zwaar-neurotische
kinderen, vol schrandere en per
soonlijke opmerkingen, waarmee iedere
kunst-therapeut" zijn voordeel kan
doen.
VAN het zonderlinge, met rijp en
groen, recht en krom
dooreengehutselde boek dat de Rus P. D.
Ouspensky in het Engelsch onder
de titel ,,A new model of the Univers"
liet verschijnen heeft thans het eerste
deel der Nederlandsche vertaling het
licht gezien. (?Een nieuw model van
het heelal", Servire, den Haag 1939).
Volgens den schrijver zelf, werden de
beginselen van de psychologische
methode toegepast op de problemen
van wetenschap, godsdienst en kunst",
wat niet zo weinig is. In werkelijk
heid heeft hij een allervreemdsoortigste
hutspot gemaakt van esoterisch en
modern denken", met daaraan ver
bonden uitvoerige bespiegelingen om
trent den oppermens, het christen
dom, de yoga en. ... detarok-kaarten.
De grote feitenkennis waarover Ous
pensky beschikt, vergoedt maar weinig
de verwarring die hij op ieder gebied
sticht door de?esoteritis" waarmee hij
elk denkbaar onderwerp te lijf gaat.
DE ook in het Nederlandsch reeds
uitgebreide
Dostojewski-literatuur is vermeerderd met de vertaling
van Jolan Neufeld's psycho-analytische
schets Dostojewski" (De Tijdstroom,
Lochem, z. j.) Uitermate beknopt, en
daardoor maar al te vaak apodictisch
en voor niet-geschoolden ook menig
maal een beetje onbegrijpelijk, bevat
dit boek niettemin een groot aantal
zeer rake opmerkingen over de zo
buitengewoon gecompliceerde psyche
van den vader der psychologische
romankunst. Een enkele maal ver
schilt de vertaler van dit boek, de
psychiater W. J. J. de Sauvage
Nolting ook van meening met Neufeld,
en geeft dan van de eigen opinie in
een voetnoot of tusschenzin blijk;
dit is ook al weinig geschikt om den
gewonen lezer wegwijs te maken,
evenmin als het veelvuldig gebruik
van vaktermen, die weliswaar in een
aparte woordenlijst verklaard worden,
maar in hun toepassing toch veel
kennis van zaken vooropstellen. Doch
wie over deze bezwaren weet heen te
stappen, zal zijn inzicht in
Dostojewsky's persoonlijkheid, en vooral in de
samenhang tusschen persoon en werk
zeer verdiept vinden.
Was DE GROENE
juist uitverkocht
toen U er naar vroeg ?
EEN GOEDE RAAD:
NEEM EEN ABONNEMENT!
PAG. 17 DE GROENE No.3258