De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 18 november pagina 12

18 november 1939 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

Notel nis en prij JL olitiek Albert Heiman LANG voordat men in Europa aan zooiets toe was, ontdekten de Chinezen de magneet, fabri ceerden zij papier, en hadden zij het buskruit uit gevonden. Merkwaardig genoeg lieten zij zich door de magneet niet verleiden om verre reizen te doen en veroveringstochten te maken, maar zij bouwden juist een muur om hun land en bevestigden hun rijk. Zij kwamen er nooit toe om Amerika of zelfs Europa te ontdekken. Van het papier maakten zij vensters en lampions, zij speelden het zelfs klaar om blok boeken te drukken; maar het is in al de lange eeuwen nooit bij hen opgekomen een zodanig misbruik van het papier te maken als onze westerse wereld ge kend heeft na de uitvinding van de boekdrukkunst. En wat deden de Chinezen met het buskruit? Ze maakten er vuurwerk van, ter opluistering van hun feestdagen; maar het denkbeeld om met geweer en kanon de wereldmacht te veroveren, kon alleen ontstaan in het brein van jeugdige" westerlingen. Het is niet waar dat de Europeaan en zijn nieuwste nazaat, de Yankee, de technische mensen bij uitstek zijn, en daarom voorbestemd om te heersen over alle anderen. De grote uitvindigen en ontdekkingen zijn altijd het werk geweest van ge boren idealisten; maar terwijl dezen zich ruim schoots beloond wisten door het simpele feit, de samenhang der dingen dieper doorgrond, de combinatie-mogelijkheden een weinig uitgebreid, hun speeldrift in alle argeloosheid des harten uitgeleefd te hebben, trachtte de zakenmens", de fanatieke winstenjager die de modelmens van een nieuwe wereld en een nieuwe tijd geworden is, al die ver overingen te gebruiken in hun strikt technische en materiële zin; hij heeft ze van iedere geestelijke waarde ontdaan, en ze omgesmeed tot wapens waar mee hij zich macht kon verwerven over de levens van anderen; hij benutte ze tot de enige menselijke bezigheid die nooit of nimmer gesublimeerd kan worden tot een spel. De wijsheid der Chinezen is in het Westen verloren gegaan; wij maken geen kleurige papieren draken meer, maar onderzeeërs en bom bardementsvliegtuigen.... en verbeelden ons nog de toppunten der cultuur te vertegenwoordigen. DOOR een dergelijke gedachtengang moet inge nieur Nobel geplaagd zijn, toen hij met het fortuin dat hij verdiend had als uitvinder en fabri kant van ontploffingsmiddelen, het prijzenfonds stichtte dat zijn naam heel wat meer eer bezorgd heeft dan hij ooit door dynamiet of nitro-glycerine had kunnen verwerven. Ergens in het diepst van het hart van de Westerse mens zal dit besef ook wel onuitroeibaar leven; was dit niet het geval, hij zou immers gelukkiger voortbestaan met zijn technische veroveringen, en niet zo licht tot amok of verbitterde zelfkwellerij overslaan. En ik stel mij voor, dat de goede Nobel, met zijn omineuze naam, op dit atavistisch sprankje van algemeen besef gerekend heeft, toen hij aan een college van zijn landgenoten de taak toevertrouwde jaarlijks degenen te belonen en te eren, die zich het verdienstelijkst gemaakt hadden voor de mensheid. Als een echt negentiende-eeuwer, mengsel van rationalist en romanticus, zag Nobel de verdienstelijkheid in een chemisch-, of laat ons hier liever zeggen ethisch"-zuivere verbinding van humanistische en humanitaire tendenzen: in de beoefening van natuurwetenschap naast die van schone letteren, in de bevordering der geneeskunst naast die van de wereldvrede. Er is geen systeem in de categorieën waarin de Nobelprijzen gescheiden zijn; maar dit is een con cessie aan de persoonlijkheid van den stichter zelf, die als chemicus begrijpelijkerwijze de scheikunde bizonder wilde eren, en als uitvinder van explosiestoffen welke eerder bestemd schenen tot verwoes tend werk dan tot het slaan van bressen in de muren die de volkeren gescheiden houden, een gerecht vaardigde behoefte gevoeld moet hebben om de apostelen te belonen van dezelfde vrede die hij onge wild had helpen ondermijnen. De chinese uitvinder van het buskruit zou deze gewetens-compensatie nimmer nodig gehad hebben. Maar Nobel wist welke wereld zijn uitvindingen in toepassing bracht. Toch is hij idealist genoeg geweest om diezelfde wereld nog te overschatten, en haar als rechter over haar eigen vooruitstrevendheid te vertrouwen. Hij had trouwens ook geen andere keus. Ik zou niet weten waar de instantie te zoeken, die werkelijk onbevangen en objectief, van jaar tot jaar zou kunnen uitmaken, welke lieden de mensheid in het jongst verleden de grootste diensten bewezen hadden. In absolute zin is dat nooit mogelijk, en in een wereldbestel waarin loon en straf synoniem zijn l met ondoorgrondelijke willekeur, kunnen wij daar ook gevoeglijk van afzien. Maar ook in alle betrek kelijkheid moet deze opgaaf voor het grootste deel zinloos blijven, daar zij berust op de beantwoording van een aantal elementaire vragen, die ons wederom voor nog grotere raadselen stellen. Wie is de ware dienaar van zijn medemensen? Wie de oprechte bevorderaar van de vrede? Dit raadsel is er niet duidelijker op geworden, sinds wij onze evennaaste niet mér behoeven te beminnen dan onszelf, noch sinds degeen die de vreedzamen zalig sprak terzelfdertijd kwam vertellen dat hij niet de vrede bracht, maar het zwaard. Hetgeen al te waar bleek.... ER zijn gebieden die wij gewend zijn simplistisch te beoordelen, naar directe nuttigheidswaarden. Dat der medicijnen bijvoorbeeld. Geen wonder dan ook dat de Nobelprijzen die op dit terrein toegekend worden, zelfs irr^Rgste vakkringen weinig omstreden worden. De mens wil in de eerste plaats leven; hoe is pas een kwestie van latere zorg in de westerse zienswijze. Bij de zuivere" wetenschap pen worden de veroveringen uiteraard minder naar hun onmiddellijke utiliteit gewaardeerd, en daar wordt de bekronings-kwestie al moeilijker; doch de wetenschappelijkheid van Europa heeft haar codes en haar vaste normen. Deze bieden voldoende hou vast, zóveel, dat hetzelfde land dat de bekroonde theorieïn van een Einstein afwijst als joods-marxistische machinatie en wereldbedrog, zich toch stiekumweg gevleid toont als een volksgenoot de Nobel prijs krijgt voor de ingewikkelde transactie tussen atomen en moleculen, of hormonen en vitaminen. Maar zodra wij het domein der natuurwetenschap pen verlaten, verandert het beeld der gecodificeerde zekerheden totaal. Alles is vlottend, vervaagd en willekeurig geworden. En wat begint een jury zonder houvast? Zij tracht noodzakelijk door prijzen politiek" het prestige te behouden, dat door Nobel's naam gesuggereerd wordt. Het kon niet anders, maar het is een beetje belachelijk. En we zitten nu met alle belachelijkheid.... De Nobelprijs voor de vrede en die voor literatuur zijn sinds jaar en dag een kwestie van berekenende politiek geworden. Die voor de vrede vormt een heel hachelijke demonstratie, vooral sinds men allerwege de" oorlog bij voorkeur met oorlogen bestrijdt, en de vrede het best met wapenen denkt te dienen. Men kan moeilijk de grootste vechtjas bekronen, en men zal er evenmin ooit toe over gaan de meest volslagen anti-militairisten candidaat te stellen.... Neen, die prijs kan voorloopig het best jaarlijks in zee gegooid worden. Literatuur echter en hiermee kom ik eindelijk a nos moutons is ogenschijnlijk een ongevaarlijk ding, een sieraad der naties, een luxe der volkeren, welke men ook niet al te ernstig behoeft te nemen. Zij is het brave, ietwat neuswijze maar doorgaans gezeggelijke dochtertje van oude, geziene volkerenfamilies; en wil men zulk een familie eren, dan geeft men het kind zelfs indien het een stiefkind is een vriendelijk schouderklopje en een lief klein ge schenk. Vooral als het ogenblik toepasselijk is, en aller ogen juist op die bepaalde familie gevestigd zijn. Dan komt het er ook weinig op aan of het dochtertje erg aardig is of niet, of het rood haar heeft dan wel afzakkende kousen, of het een beetje achter lijk is dan wel met een spraakgebrek behept. Een wonderkind zou natuurlijk het eerst in aanmerking komen; maar dat tref je niet elke dag, en zeker niet op het toepasselijke ogenblik aan. Kortom, die Nobelprijs-commissie weet poli tiek verdraaid goed wat zij doet, en de heer Nobel zal daar in zijn graf vrede mee moeten hebben. Voor zijn Scandinaafse belangen wordt gewaakt. Nu Finland door een grimmige nabuur bedreigd wordt, en men dat in Nobel's vaderland met lede ogen aan ziet, wordt deze prijs aan een Fins auteur toegekend, en zodoende de aandacht van heel de beschaafde wereld op de Finse cultuur gevestigd, wat zijn be lang kan hebben voor de wereldvrede, de gezondheid der volkeren, de physica der politiek en de econo mische chemie. Literatuur wordt in westerse zin als een machtsmiddel beschouwd. Toen de krijgsgebeurtenissen in China het vorig jaar vooral in de Ver enigde Staten indruk begonnen te maken, kon men het zelfs beleven dat een tweede-rangs-figuur als Pearl Buck zich zag uitverkoren, daar zij alle ver eiste voorwaarden van het ogenblik in zich ver enigde. Verder krijgt op minder dringende ogen blikken elk land zijn beurt. De onze komt ook nog, en wie dan de representant is, doet minder ter zake. We maken een goede kans voor het volgend jaar, niet vanwege de boeken, maar onplezierig ge noeg door de dreigementen van onze naburen, onze inundaties, onze historische missie", gelijk de vervelende zaak heel mooi genoemd wordt. Ik vermoed dat de Nederlandse letteren in geen enkel opzicht achterstaan bij de Finse; maar er zal wel niemand zijn die met hen zou willen ruilen om een eer die thans zo duur verkregen wordt. EDUARD A, M. Hammacher Tentoonstelling bij Huinck en Sclierjon te Amsterdam HET is de tijd nu om de schilderijen van Eduard Karsen te gaan zien. Want hij is de schilder van een laat seizoen, van een herfst der beschaving, van een voorbij Amsterdam. Dat hij gaarne het laatste licht schildert, voor de natuur de winter ingaat; dat hij de misten van ons land kent en weet hoe tusschen de twee rijen der huizen van een stads gracht het vale licht verzwaart tot een duister, dat van het bosch en van kelders is; dat hij de innigheid der boerenerven verbindt met de vochtige verlatenheid van het land, dat alles maakt hem tot een schilder van de eenzaamste stemmingen, die hij bevolkt met een dichterlijk leven. Er was een tijd, dat deze wijze van de wereld te zien overeenstemde met een groot deel van zijn stad en zijn land. Karsen leefde aan de grens der dingen. Waar het nieuwe begon, waar de nieuwe wijken ontstonden en het leven zijn vormen zocht voor andere doelstellingen dan die van den ver leden tijd, daar was Karsen niet. Menigeen zou met deze houding tot een terugschouwend schilder zijn geworden, die de schilderachtigheid zocht en vond in de fragmenten van de oude stad. Hij zou er die koestering in gelegd hebben, die een vijandschap beteekent tegen het nieuwe leven. Maar Karsen blijkt juist nu, nu wij verder dan ooit zij n af gedreven Vin de oorden die hij schilderde, nu niet alleen de gaafheid der oude grachten en de verlatenheid van het landschap, maar ook de stilte in ons leven historisch dreigt te worden en wij andere zenuwen moeten hebben om het leven te kunnen dragen nu blijkt juist dat Karsen ons nog diep kan treffen omdat de geaardheid van zijn gevoel en de zuiver heid van zijn middelen zoo algemeen en groot van adem zijn. Karsen is in wezen een dichterlijk schilder, wiens dichterlijkheid niet de romantische behoefte heeft de dingen om te tooveren, tot para dijzen of sprookjes, doch die zich zakelijk en exact wil uiten. Als Karsen een bocht van een gracht schildert, in een stervensuur van het licht en de natuur, dan doet hij dat met een kracht van grijzen en een koelte van het donker, waarin soms de warmte gloeit van een ver gedoofd vuur. Dan weet hij de laatste blauwen en geelen te doen uitgaan tot een schemering, die rijk aan heimwee wordt. Nu begint Karsen te leven. Zoo is zijn kleine gebogen gestalte, zoo schuifelt hij over de straten, als 'n kabouter, die opeens als de schemering komt, als de misten de wereld sluieren, vol wordt van een groot gevoel. Dan begint het in hem te wemelen OUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) Tl KOT l N DEN HAAO - N ASSAUPLEI N 6 EASTERN ART PAG. 12 EN 13 DE GROENE No. 3259

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl