Historisch Archief 1877-1940
Losse notities uit mijn Amerikaansch dagboek
Mr. E. Elias
NEW-YORK ligt veel dichter bij
Amsterdam dan Amsterdam bij
New-York. Dat voelt ge hier wanneer
de kranten over de Nederlandsche
neutraliteit gaan schrijven en wanneer
Time" dat wekelijksche journa
listieke wonderwerk het plaatje
geeft van de Koningin, de Prinses, den
Prins en de kleine Beatrix tusschen
juichende menschen voor het Paleis
Noordeinde. Wij bekijken dat plaatje
en zijn even stil. Zoo'n stukje Neder
land, in een New-Yorksche kamer
binnen gebracht, wordt met aandacht
genoten. Ik bekijk nauwkeurig de
menschen in de menigte op den achter
grond en ontdek met een glimlach
van herkenning" collegiale gezichten:
Telegraafs de Wit (sober en plechtig);
Harry N.R.C. Hotke (Spiek and Span,
met glimlach en vlinderdasje) en
geestdriftigste van allen A. P.'s
Overbeek. Drie kennissen in effigie.. v
Ook in vleesch en bloed ontmoet
ik hier vrienden en bekenden. Op de
tentoonstelling, in het zachte, eeuwige
licht van Hals en Steen en Rembrandt,
de ($ 30.000.000) Show van
Masterpieces of Old Art: A (spant de kroon
ook in .toon) Ochse; gestrand op
Manhattan middenin een reis om de
wereld. Het gesprek ging over Neder
land, en Amsterdam lag dicht bij
New-York.
HET journalistieke wonderwerk
Time" is een reden tot weke
lijksche collegiale verrukking. Tachtig
pagina's terugblik over de afgeloopen
zeven dagen. Herschreven nieuws,
prachtig-schrander samengevat in een
geheel eigen stijl. Informatief, leer
zaam, boeiend en amusant in de hoog
ste mate. En aangevuld en doorwerkt
met eigen berichtgeving uit alle streken
van Amerika en alle brandpunten van
het brandende Europa. Transatlantisch
komen wekelijks 25.000 gekabelde
woorden bij Time" binnen. Twee pro
cent uit Nederland, dje een goede aan
vulling zijn van de krantenberichten.
Time is n van de (papieren) drieling
die de geniale Henry R. Luce, toen hij
versch van de collegebanken de kille
maatschappij bestormde, baarde. Drie
bladen die een geheel nieuwe en on
gekende journalistieke formule in de
praktijk brachten: Time (oplaag:
750.000), Life (2.150.000) en het
dure, selecte, kostbare Fortune. All
drie ongekend welvarend, beheerschend
het (meer-intellectueele)
Amerikaansche tijdschriftenterrein.
Andere, oudere succesnummers op
populairder peil: Satwday Evening
Post, Liberty, Collier, Look. En verder
oog tientallen andere, met honderden
maandbladen, vrouwenbladen en
digests. Van welke laatste Readers' d
grootste oplaag heeft en dito bewon
dering afdwingt. Niet anders" dan
een keur uit de kern van andermans
tijdschriftartikelen. Maar zóó knap
gedaan....!
IK behoef Upper-Broadway maar
over te steken om midden in hét
plechtige, neo-klassieke gebouwencom
plex van Columbia University te staan.
Een breede hof met faculteitsgebouwen,
studentenhuizen, een
sterrewachtkoepel, een kerk, tennisbanen. Waar
Library" op staat is de aula en niet
de library. Het groote, breede huis vis a
vis zender Library" is de library.
Daar, in de stille, lichte tijdschriften
zaal vind ik stukjes Nederland. De
plechtige Gids met de maandelijksche
mondjesmaat van Walschap; de stof
fige Navorscher met z'n oubollige
kaftje en Stols' Heiicon. Meer verbaasd
dan verteederd las ik Van Hattum's
post-Greshoffiaansche - en Den
Brabander's post-Vanhattumsche poëmen,
zwoele weeklachten eener
vrouwvrouwelijke rond-Hollandsche juffrouw
en Van Vrieslands, in een oude sjaal
gedempte, snikjes.
Verteedering om deze niet-nieuwe
geluiden in een nieuwen
Amerikaanschen herfst. Verbazing om de egocen
trische vaderlandsche snikjes en
grimlachjes midden in het daverend geweld
van een prachtige, stoere, niet om eigen
heul en hart, vreugde en angst be
kommerde Amerikaansche, documen
taire letterkunde. Hier, in dit jonge,
reusachtige, kernachtige land gaan
super-journalistiek en
super-letterkunde samen in monumentale boeken:
Steinbecks The Grapes of Wrath;
Wolfe's The Web and the Rock. En allén
non-fiction, allén super-journalistiek:
Gunthers Inside Asia en Days of
Oar Years van Pierre van Paassen,
oud-Nederlander. Zijn Days" dat de
kwart-millioen-oplaag heeft bereikt,
vangt aan met herinneringen aan het
ouderlijke dominé's-huis in de zuivere
stilte van Gorcum, dat dierbare stadje
in geuren van water, gras, visch en
zoute bollen.
GISTEREN in de bar van het
Astor-Hotel, de eenige plaats
tusschen de 3oste en de Soste straat
die (in de verte) herinnert aan een
Hollandsche Caféde Bols wordt er
ijskoud geschonken en er staat
AmstelPils in het buffet zegt een juffrouw
met paarse lippen en bloederige nagels
naast me tegen de meneer naast haar:
.... ik denk nog veel aan Amster
dam .... was tóch wel gezellig....
ik kwam daar wel's in zoo'n nig
kroegje.... op 't Leidsche Plein....
reuze-interessant publiek.... allemaal
artisten.... rare lui.... maar ge
weldig interessant.... hoe heette dat
kroegje ook weer?" De meneer
zegt: I dunno.. .. ik bedoel:
kweenie...." De juffrouw: och, hoe
heette dat kroegje HOU ook weer.. .."
Ik: Reynders, dame." Zij: .,Chunst,
meneer, ulameschrikke.... o ja Reyn
ders.. ..thank you só much." En
ik denk: Wanneer ik de kranten lees
over Nederland, den oorlog, de neu
traliteit, ligt New-York onder den rook
van Amsterdam.... maar wanneer ik
in de Astorbar zit, ligt Reynders zoo
ver weg....
VIJFHONDERD meter van mijn
twee-kamer-met-keuken-en
badappartementje ligt aan de Hudson
het huis van Schwab, den
Bethlehemsteel-koning die onlangs gestorven is.
Het is een morsdoode copie van
een Loire-kasteel. Doet denken aan
The Ghost goes West". Waarde
$ 3000.000. Aantal kamers: 96.
Badkamers: 18. Inboedel + antiqui
teiten: $ 8.000.000.
Schwab was de laatste der ijzer
baronnen. Begonnen als knechtje in een
winkel. Salaris met 35 jaar: $ 2.000.000
Hij was een geluksvogel, een optimist,
een gelukkig echtgenoot en een vroom
roomsch-katholiek. Heeft millioenen
gegeven aan liefdadigheid, aan de kerk
en aan het Carmelitessenklooster waar
zijn bejaarde zuster nu nog non is.
Het merkwaardige van alle groote
Amerikaansche millionairs is dat zij
self-made men zijn. Er zijn slechts
zeldzame uitzonderingen op dezen regel.
Dezer dagen gaf zoo'n
uitzonderingmillionair een feestmaaltijd. Een der
gasten vroeg: Vertelt u ons nu
eens hoe u zoo rijk bent geworden."
En de gastheer vertelde: Toen ik
zestien was, verdiende ik drie dollar
in de week en ik legde telkens een
halve dollar op zij; toen ik twintig
was, dertig dollar en ik legde er tien
op zij; toen ik dertig was, honderd
dollar en ik spaarde veertig dollar
in de week; toen ik veertig was, had
ik $ 25.000 opgespaard en toen stierf
mijn oom en hij liet mij $ 24.000.000
na.. .."
Nieuwe
uitgaven
EEN in de eerste plaats voor katho
lieke scholieren bedoelde, maar
in het algemeen toch objectief gehou
den Inleiding tot de Nederlandsche
Letterkunde" verscheen van de
hand van den Roeping-redacteur
Gerard Knuvelder. (L. C. G. Malmberg,
's-Hertogenbosch z.j.) Het hoofdbe
standdeel vormt een bloemlezing in
twee stukken, van de Middeleeuwen
tot op heden, die groote fragmenten
bevat, soms met verbindende tekst en
voor iedereen bruikbaar gemaakt door
een groot aantal voetnoten. De
geschiedkundige commentaar, die
apart, maar veel beknopter gehouden
is, geeft weliswaar duidelijk blijk van
's auteurs gezindheid, doch bevat
daartegenover zooveel goed-voorge
dragen kennis, dat er weinig jongeren
zullen zijn, die niet met profijt deze
Inleiding ter hand nemen.
VAN het reeds langzamerhand
beroemde en buitengewoon mooie
boek over Chineesche cultuur en leven,
door dr. Lin Yutang, is een goede
Nederlandsche vertaling onder de titel
Mijn land en mijn volk" verschenen.
(Zuid-Hollandsche Uitg. Mij. Den
Haag.) Met veel idealisme, en met
wellicht opzettelijke verwaarloozing
van de minder fraaie kanten van het
volksleven en de geschiedenis, geeft
dit werk een buitengewoon heldere
en levendige kijk op aJlerlei aspecten
van deze zoo rijke en veelzijdige cul
tuur. Vooral kunst en letteren komen
bij Lin Yutang goed tot hun recht.
Hij is propagandist en paedagoog
tegelijk, maar in de aangenaamsten
en gunstigsten zin van het woord. Wie
dit voortreffelijke boek eenmaal ge
lezen heeft, blijft voorgoed belang
stellen in het hemelsche rijk" en
hetzelfs moeilijke problemen.
Zeg het met bloemen!
IN het Nieuwsblad .voor den Boek
handel, waarin men zelden tever
geefs naar wat humor "zoekt, staat het
volgende bericht te lezen:
De bloemenkweeker M. Vellekoop
te Honselersdijk was zoo enthousiast
over het boek van Sally Salminen
Katrina, dat hij een donkere chrysant naar de
schrijfster genoemd heeft. De uitgever,
de heer Andries Blitz, stelt thans een
aantal boekverkoopers in de gelegenheid,
een vaas Sally S alminen-chrv santen
te etaleeren met een bijbehoorend
etalagekaartje en natuurlijk met exemplaren
van Katrina".
Dit is een buitengewoon sympathiek
bericht, waarin het poëtische wedijvert
met het zakelijke, zodat er niets op af
te dingen of te nurksen valt, integen
deel. Het zou navolging verdienen. Ik
weet niet of er veel bloemkweekers
zijn die boeken lezen; er schijnt ook
in dat vak een beetje de klad gekomen
te zijn, net als in de schrijverij. Maar
indien er in de buurt van Honselers
dijk nog iemand mocht zijn, in wiens
macht het ligt een bloem, zij het nóg
zoo'n nederige, te varieeren en met een
nieuwe naam te doopen, dan verzoek
ik hem beleefd maar dringend, ook aan
onze toch al zoo verwaarloosde en met
eerbewijzen geenszins overladen letter
kundigen van eigen bodem te willen
denken, en bij gelegenheid het nieuw
gewas aan hun naam te willen ver
binden.
Hoezér onze vaderlandsche dich
ters en schrijvers het verdienen, be
wijst de hooge mate van toepasselijk
heid, welke hierbij in acht genomen zou
kunnen worden. Ik doe slechts enkele
voorstellen in het wilde weg, en geef
gaarne mijn meening voor een betere
en meer bloemistisch-vakkundige.Maar
wordt het geen tijd eindelijk eens een
Van Eeden lotus in de handel te bren
gen, of minstens een andere witte
bloem ter herinnering aan zijn
Passielooze lelie" ? En had er niet al lang een
Couperus-orchidee moeten zijn? Of
een Van de Woestijne-zonnebloem ter
eere van den dichter van Zon in de
rug" ? En is er dan nooit een
bloemkweeker geweest die wat weten wilde
van een Marie Metz-viooltje, als
was het maar zoo'n klein Maartsch
dingetje.
MAAR ook als wij de dooden met
rust laten ik zie in dat dat
teveel gevergd zou zijn, en weinig com
mercieel effect zou hebben blijven
er nog genoeg levenden over, die met
recht eenig aanspraak maken op zulk
een gmrige en kleurige
phyto-morphologische onderscheiding, om het maar
eens duidelijk te zeggen ! Want ieder
zwerver zou aangenaam getroffen zijn,
als er een van Schendel-madeliefje
te determineeren viel, verscholen bij
Van Deysselwijnruit en
Boutens-bilzenkruid. Allengs immers zouden de ge
kweekte bloemen in de natuur opge
nomen kunnen worden. Er zou ook
aanstonds begonnen kunnen worden
aan de veredeling van Werumeus
Buning-jobstranen, aan Herman de
Man-pioenrozen, aan Den
Doolaardedelweiss, aan
Szekely-Lulofs-melatti's, de laatste door geregelde be
gieting met rubbermelk of petroleum.
Men zou kunnen trachten een stekelvrij
gemaakte Heiman-cactus tot bloei te
brengen met een weinig van de kunst
bemesting der Coolen-margrietjes. Een
welig-tierende Van Ammers-K
llergoudenregen zou niet misstaan naast
een Josselin de Jong-primula. En ik
wed dat de Henriëtte-van
Eyck-vergeetmenietjes meer aftrek zullen vin
den dan De klop op de deur" of de
Ina Boudier-sleutelbloem.
Om naamsverwarring te voorkomen,
zou men van een de Vries-Theunisbloem
en een de Vries-anjer kunnen spreken;
de derde en grootste de Vries zou zich
dan met een spaanse glycine-soort
tevreden kunnen stellen. Er zouden
desnoods Ter Braaks-distels, van
Duinkerken-roosjes, van lependahlia's kun
nen komen, want de eenige
nederlandsche auteur die inderdaad niets
van deze aard noodig heeft, is de dich
ter van Het Verlangen", Jacques
Bloem !
Neen, om de buitenlanders had men
zich waarlijk niet behoeven te bekom
meren, zoolang er nog zooveel eigen
auteurs in aanmerking komen. Al
geeft ik gaarne toe, dat
Linnankoskigeraniums of Hermann
Hesse-narcissen ook heel toepasselijk zouden zijn.
Maar zouden wij ten slotte niet bij een
Gulbranssen-netelroos belanden ? Laten
wij onze eigen goden liever het eerst
eeren....
HERMAN WACHTER
PAG. 21 DE GROENE No. 3259