Historisch Archief 1877-1940
idlg Leven
Omzeilde zelicritiek
Albert Heiman
| ET is een der algemeenste misvattingen, die
men telkens weer tegen ongeliefde critici
bezigen, dat men om een afkeurend oordeel
> vellen over andermans werk, zelf in staat
; zijn het minstens een slagje beter te kunnen
Waarom doet hij het niet voor, als hij het
allemaal zo goed weet?" is de leek al gauw
i te vragen, wanneer bij voorbeeld een
lieveeur er van langs krijgt of .naar het rijk der
iigen wordt teruggewezen. Geen
arguis echter minder steekhoudend dan dit; en
afgezien van het feit dat iedere behoorlijke,
t* goedgefundeerde critiek, zelf ook een kleine
ping, want de manifestatie van een ideaal is,
-afgezien ook van het feit dat bewondering en
een ieders goed recht zijn, maar dat de
enten boven de partijen liggen, afgezien
nog heel veel meer, is eigen onmacht nooit
Deden om zich te onthouden van critiek. Alles
t op de argumenten aan en op de wijze hoe men
|f' bezigt; niets op de vraag door wit ze gebruikt
Er zijn dan ook voorbeelden te over uit
s literatuurgeschiedenis bekend, van voortreffelijke
i die zelf echter gespeend bleven van elk talent
dichter, verteller, dramaticus of romancier.
', Iets ingewikkelder wordt' de kwestie, wanneer
criticus toevallig ook zelf scheppend kunstenaar
.'Onder .de beeldende kunstenaars komt dit zelden
onder de musici nagenoeg uitsluitend, en
? de literatoren veelvuldig genoeg om van
regelte mogen spreken. Ik geloof niet dat dit
te danken is aan een bijzondere
geschiktvan creatieve auteurs voor critiek naturen
»Van Schendel of Gooien hebben er zich dan ook
verre van gehouden maar dat het veel
zijn oorsprong vindt in een prestige-kwestie.
zo-even aangevallen redenering wordt op even
htbare wijze op haar kop gezet, en men neemt
? al te gaarne aan, dat iemand die zelf
behoorboeken weet te schrijven, ook in staat moet
die van anderen behoorlijk te beoordeelen.
i geef gaarne toe, dat er enige voordelen ontstaan
i dit samengaan. Men kent dan beter de knepen
i bet vak, de moeilijkheden waarmee een schrijver
B kampen heeft; men bezit meer oog voor allerlei
doorziet de technische trucjes lichter, laat
zich niet zo gemakkelijk intimideren door
schijnvertoon. Doch hiertegenover staan grote nadelen.
Een creatief kunstenaar heeft in zijn werk zaer
gespecialiseerde idealen, waarvan hij ook bij de
critische beoordeeling van anderen heel moeilijk
zal kunnen afwijken, om zich geheel en al te kunnen
inleven in de gedachtenwereld en de zienswijze
van anderen. De persoonlijkheid die maakt dat zich
zijn werk van dat der anderen onderscheidt, wordt
juist een bron van eenzijdigheid wanneer hij ander
mans werk beoordelen gaat. Hij moet lichtelijk
schizofreen zijn om ook nog een onbevangen criticus
te wezen naast een gepreoccupeerd scheppend
kunstenaar. Beide tegelijkertijd even goed te zijn,
speelt bijna niemand klaar.
GIJ zult mij moeten toegeven, dat dit alles weinig
naar een oratio pro domo klinkt. Grote moei
lijkheden dwingen tot oprechtheid, en wilt gij de
oprechtheid die tegenover anderen op deze plaats
betracht wordt naar waarde schatten, dan is het
nodig dat te gelegener tijd de criticus ook een min
stens even grote oprechtheid in acht neemt, wanneer
zijn eigen persoontje in het geding komt. Stellig,
het is usus deze moeilijkheid te omzeilen door ver
toon van bescheidenheid. Men spreekt niet over
zichzelf. Een criticus bijvoorbeeld, die toevallig
ook zelf werk produceert, behoort hierover te
zwijgen, en tegenover de lezers van zijn critieken te
doen alsof zijn neus bloedt. Toch is dat ten opzichte
van diezelfde lezers op zijn minst genomen een ernstig
ongerief. Want zijn deze lezers niet zijn auditorium
bij uitstek ? Is de critische zin die zij in de loop der
tijden overeenkomstig de voorgezette critieken
gekregen hebben, niet precies de verlangde geestes
gesteldheid om ontvankelijk te zijn voor het werk
van hun criticus? Bovendien hebben zij er recht
op te weten, wat de man uitspookt als hij zelf eens
wat presteren moet en door een eigen voorbeeld
zijn vroegere theorieën kan toelichten. En wie zou
beter de bijzonderheden van een boek waaraan hij
jarenlang gewerkt heeft kunnen vertellen, dan de
auteur zelf?
Terwijl de goede bescheidenheid verbiedt een
collega uit te nodigen om in eigen huis" een
lofrede te komen houden, belet een verstandige
eigenliefde, om niet te zeggen zelfrespect, het
patroniseren van een min of meer afbrekende
critiek. Dergelijke aggressies tegen zichzelf stroken
;Nogmaals: L)e .Nobelprijs en de .Politiek
est....
\E heer Albert Heiman legt in een artikel in
De Groene verband tusschenNobelprijs en politiek
komt daarbij tot de conclusie, dat Sillanpaa's
een gevolg is van de huidige
Russischspanning. Ook al zou men deze conclusie
willen onderschrijven, men zou ze kunnen
eeren, indien de schrijver althans getracht
de bewijsgrond op te bouwen, die tot zijn
vonnis geleid heeft.
t 'Wanneer men echter in de laatste alinea leest
t Vermoed, dat de Nederlandsche letteren in geen
opzicht achterstaan bij de Finsche" en daaruit
; concludeeren, dat Heiman Sillanpaa's litterair
i niet kent, vraagt men zich met verbijstering
tol onze litteraire critiek reeds zoo verworden is,
1 het oirbaar is een kunstenaar te veroordeelen,
' zijn litteraire beteekenis aan een onderzoek
vorpen te hebben. Zoolang zulk een
onderwaartoe men behalve de Finsche edities
: drie Nederlandsche vertalingen en verschillende
de en Fransche uitgaven kan raadplegen
heeft uitgewezen, dat Sillanpaa's bekroning
door zijn litteraire beteekenis gerechtvaardigd
, mist men het recht te suggereeren, dat de
Weedsche Academie zich bij haar bekroningen
' andere dan litteraire overwegingen laat leiden.
VAN ROSSUM.
Dr. Hendrik Willem van Loon
DE MENS
EN ZIJN KUNST
i Kunstgeschiedenis waar u steeds weer naar grijpt. Koopt
thans: zodra de beperkte 3e .druk uitverkocht is, zult U
de lage prijs van f 7.50 niet meer kunnen
aan?n. Prachtgoschenk voer het gazin.
.... en antwoord
BIJ de bespreking van de Nobelprijs, is slechts
een algemeene kwestie, die van de moeilijk
heid van juiste criteria op de verschillende gebieden
van wetenschap en kunst ter sprake gebracht. Aan
getoond werd, dat die moeilijkheden voor literatuur
in bizondere mate aanwezig zijn. Ik heb daarbij
de literaire verdiensten van Sillanpaa volkomen
buiten beschouwing gelaten, en opzettelijk zijn naam
zelfs niet genoemd, hoewel mij zijn drie in het
nederlands vertaalde romans bekend zijn, en een
maand geleden niemand in Nederland op grond
daarvan heeft durven vermoeden dat juist hij thans
voor de prijs in aanmerking zou komen. Waar ik
de nadruk op heb wensen te leggen, is het feit dat
juist op dit moment aan een Fin een prijs wordt
toegekend (gelijk de Nobelprijs voor de vrede aan
Ossietzky, op het ogenblik dat zijn leven in gevaar
was, hetgeen toen door iedereen een zeer prijzens
waardige geste gevonden werd). In Weltliteratur
der Gegenwart I", vanSchuster und Wieser (1931),
een van de bronnen waarop zij die geen Fins lezen
aangewezen zijn, wordt o.a. vermeld (pag. 361):
Wie Sillanpaa, so ergeht es der finnischen
Literatur berhaupt. Die Sprache bietet ihrer weiteren
Verbreitung grosse Hindernisse; so sind viele der
hier genannten Dichter nicht einmal den Namen
nach im Auslande bekannt." Dat deze bekendheid
die inmiddels slechts betrekkelijk weinig verbeterde,
thans plotseling gestimuleerd wordt, is toch op zijn
minst genomen een coïncidentie die te denken
geeft. Onder deze omstandigheden kan men ook
geen vergelijkingen maken tussen de finse letter
kunde en de nederlandse in hun geheel, maar wel
op gronden van de algemeene cultuurtoestanden
met enig recht het vermoeden uitspreken, dat de
onze niet bij de finse achterstaat. De drie in het
nederlands vertaalde romans van Silanpaa wettigen
dit vermoeden in ieder geval. A. H.
niet bepaald met de opgaaf die men zich als
kunstenaar stelt. Een juiste middenweg lijkt mij,
over het eigen werk zelf het een en ander te ver
tellen, precies zoals dat in wetenschappelijke kringen
reeds lang gebruikelijk is in de aankondigingen
van eigen werk. Men verwachte dan echter geen
openbare zelfcritiek. Er is een grote mate van ver
trouwelijkheid nodig, voordat men ertoe overgaat
zich voor elkander te ontbloten; en een nog grotere
mate van vertrouwelijkheid om vrijwillig in zijn'
hemd te staan. Dit kan dus niet in aanmerking
komen, al wil ik niet verhelen dat het hoogst
interessant zou kunnen zijn. Rest dus na deze
veel te lange inleiding, die haast op een verontschul
diging begint te lijken, slechts een verhaal met toe
lichtingen. Een verhaal over het eigen werk, dat
tenslotte de schrijver alleen kan doen.
WELNU, er gebeuren met boeken soms myste
rieuze coïncidenties, en het is mij al menig
maal gepasseerd, dat ik met het schrijven van een
boek niet alleen teruggreep naar ondervindingen
en herinneringen van vroeger, maar ook ongeweten
vooruitliep op gebeurtenissen uit eigen en anderer
leven. Van een gefantaseerd voorval zag ik soms
later het bijna identieke feit zich in mijn omgeving
afspelen, hoorde ik na jaren in werkelijkheid het
bijna woordgetrouwe equivalent. Maar nooit is
dit in zo sterke mate het geval geweest als met
mijn pas-verschenen roman Het vergeten gezicht."
Het hoofdthema daarvan, een probleem op de grens
van psychologie en parapsychologie, is het volgende:
Een vrouw bemint een man zozeer, dat met zijn
dood de hare feitelijk ingetreden is; het eigen leven
is zinloos geworden, juist zoals de dood van haar
geliefde een zinloze wreedheid lijkt.
De klassieke oplossing en het meest-voorkomende
feit zou zijn: zelf hieraan ten gronde te gaan. Doch ook
dan blijft het besef van de zinloosheid" bestaan.
Er is echter nog een alternatief mogelijk: dat het
welk in Het vergeten gezicht" werd uitgewerkt.
De vrouw laat haar eigen persoonlijkheid afsterven,
en weet zich zozeer n met den geliefden man,
dat zij het op zich neemt zijn oude leven voort te
zetten, en haar eigen persoonlijkheid te vergeten.
Een echte vrouw, die uit vrouwelijke liefde tracht
als een man te leven, ziedaar een thema dat mij
reeds minstens zeven jaar bij tijd en wijle bezig
hield, totdat het in deze roman zijn ampele behan
deling vond. De pseudo-man mag nog zo haar
best doen, zij infecteert haar mannen-gemeenschap
met wat men zou kunnen noemen haar sexuele
emanatie; een homosexueel brengt onbewust de
catastrofe teweeg, en de eerste de beste vrouw die
wantrouwig tegenover de romanheldin komt te
staan, ontdekt het geheim, waardoor zij onher
roepelijk terugvalt in haar eerste bestaan. Dit
gecompliceerde gegeven is zeker geen typegeval",
en lijkt uitzonderlijk genoeg. Maar het variatie
vermogen der natuur overtreft de stoutste fantasie.
Want wat wil het toeval ?
Nog geen week na de beëindiging van dit in
Mexico geschreven boek staan alle plaatselijke
kranten daar vol van een zonderling voorval: de
ontdekking dat een jong matroos, die bij een razzia
op een danslokaal van homosexuelen gevangen
genomen werd, de dochter is van een kleine
scheepskapitein uit de buurt van Vera-Cruz. Tengevolge
van een mislukte liefdesaffaire werkte zij jarenlang
als man" bij de visserij en op de grote vaart,
zonder dat iemand anders dan haar vader van de
werkelijkheid afwist. Ik kreeg nadien verschillende
foto's van het meisje in handen, dat zo in een neder
lands boek was binnengedrongen, nog voordat ik
ooit van haar gehoord had. En zij beantwoordt
volkomen aan de beschrijving. Trouwens ook in
Het vergeten gezicht" vaart de vrouw zo lang
mogelijk als matroos, omdat haar geliefde ook op
weg was zich opnieuw te laten aanmonsteren. En
de latente conflicten aan boord bleken nagenoeg
dezelfde....
Het is een kleine ervaring die ik slechts vertel,
omdat zij prachtig de waarheid illustreert, dat
iedere consistente fantasie, iedere
in-zichzelfgesloten droomwereld even werkelijk is als die
waarin wij handelen en wandelen, en dat het onder
scheid tussen deze gebieden slechts gemaakt wordt
tengevolge van onze kortzichtigheid en onwetend
heid. De kunst is langer dan het leven, maar het
leven rijker nog dan de uitbundigste kunst.
OUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.)
Tl KOT l N
DEN HAAO - N ASSAUPLEIN «
EASTERN ART
PAG. 10 DE GROENE No. 3260