De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 25 november pagina 5

25 november 1939 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

' * Onze politici thuis) Mr. Deckers in zyn werkkamer ' a' Op bezoek bij mr. dr. L. N. Deckers Parlementair leider der Roomsch-Katholieken HET was aan het slot van het langdurige gesprek, dat mr. Deckers nog eens terugkwam op een onderwerp dat hij reeds herhaaldelijk had aange roerd: de noodzaak van verdraagzaamheid jegens elkander in ons land. Hij deed dat door een ge beurtenis te verhalen die, naar hij hoopte, illustreerde hoe hij zelf die verdraagzaamheid altijd in pr act ij k had gebracht. Die gebeurtenis had zich afgespeeld tijdens het jaarlijks weerkeerend debat over den Zomertijd. Mr. Deckers die wist dat, evenals in ons land, ook in Frankrijk een wetsvoorstel tot afschaf fing van den zomertijd was ingediend, had besloten er eens de debatten in het Fransche Huis van Afgevaardigden op na te lezen. Daar trof hij een redevoering aan van een spreker die heftig tegen deze wijziging van de natuurlijke orde van zaken had geprotesteerd. Er is maar n," had de Franschman uitgeroepen, die er in geslaagd is, den tijd werkelijk te veranderen: dat was Jozua, die de zon liet stilstaan I" Dat woord had ik graag willen aanhalen", be kende mr. Deckers. 't Was aardig gezegd. Maar u weet: onze Protestantsche Christenen willen niet graag dat Bijbelsche figuren in een profane speech voorkomen. Wij Katholieken zijn gemeenzamer op dat punt. In elk geval: ik wilde zekerheid hebben. Ik schreef het citaat dus op, en vóór de vergadering, waarin ik het woord zou voeren, ging ik naar Dr. Scheurer toe, het toenmaals bekende OrthodoxProtestantsche Kamerlid, en liet het hem lezen met de vraag of ik daarmee sommigen misschien aan stoot zou geven. Hij vreesde helaas van wel en toen heb ik het citaat weggelaten". Jammer", beaamt de bezoeker. Of het jammer was, meneer. ...!!" en op het breede, soms ietwat strenge gelaat, breekt een lach door van de sprankelende gemoedelijkheid waarvoor het klimaat ten Noorden van den Moerdijk nog steeds te kil schijnt te zijn. Het was geen toeval dat het onderhoud met een zoo verzoeningsgezinde anecdote besloten werd, want gedurende het geheele uur, dat hij van zijn leven had zitten vertellen, druk en uitermate be wegelijk, zinnen aankondigend en afsluitend met breede handgebaren, waarbij de sigaar wonderlijke figuren in de lucht beschreef, gedurende dat ge heele uur had hij keer op keer gesproken over de vérhouding tusschen Roomsen-Katholieken en Pro testanten in ons land en over de gelukkige wijziging ten goede die daarin is gekomen. Dat kón ook niet anders", zei hij. Wij in het Zuiden zijn de ver draagzaamheid zelve. Wij zijn niet anti dit of anti dat. Dat ligt ons niet. Dat willen we niet". En ten bewijze verhaalde hij dat Protestantsche en Joodsche ingezetenen het in het Zuiden volkomen naar wensen hebben, ja dat na de invoering der Even redige Vertegenwoordiging bij verkiezingen voor den gemeenteraad zelfs Protestanten op- de katholieke lijsten zijn geplaatst. Geen wonder dat mr. Deckers altijd een warm voorstander van de Coalitie is ge weest. Den grooten anti-revolutionnair Kuyper dien hij overigens slechts in diens laatste levensjaren gekend heeft, noemt hij m'n vriend". Zijn portret staat op den schoorsteenmantel, naast dat van De Savornin Lohman. En ook van Lohman heeft mr. Deckers veel geleerd. Zelf oprecht en sociaal voelend katholiek heeft hij toch voor het individu alisme der Protestanten groote bewondering" een conciliant mensch ! De beslissende keer-ten-goede in de betrekkingen tusschen Zuid- en Noord-Nederland had zich reeds voorgedaan toen L. N. Deckers, zoon van den bovenmeester in Heeze bij Eindhoven, in de eerste decade dezer eeuw het politieke leven binnentrad. De emanci patie der katholieken, onder leiding van Schaepman begonnen, was toen in vollen gang. Voor alle bevolkingsgroepen moesten katholieke organisaties gesticht worden. Daarvoor waren organisatoren noodig, en het schijnt dat de jonge Deckers, die als volontair bij de Coöperatieve Centrale Boerenleen bank te Eindhoven zijn maatschappelijke loopbaan begon, spoedig de aandacht heeft getrokken. Via het inspecteurschap van de genoemde instelling kwam hij tot de organisatie der Roomsch-Katholieke Boeren en Tuinders, en in het jaar 1918 als agrarisch specialist der Roomsen-Katholieken in de Tweede Kamer. Spoedig werd hij daar ook militair specialist. Want mr. Deckers, die jarenlang vooral met land bouwers in aanraking was gekomen, had aanvan kelijk officier willen worden. Nauwelijks vijftien jaar oud, had hij zich als vrijwilliger begeven naar het instructiebataljon helaas, vijf jaar later ver dwenen deépauletten uit het verschiet: wegens een lichte verzwakking van het gezichtsvermogen werd hij afgekeurd. De militaire carrière was hem ontzegd. In plaats van (wellicht!) generaal is hij echter minister van defensie geworden, want de belang stelling voor militaire zaken had hij behouden. En die heeft hij nog. Zelfs zijn kamer legt er getuigenis van af: boven een der drie groote boeken kasten hangt een afbeelding van een opwindende cavalerie-charge, in den hoek naast het raam staat op een tafeltje, waaronder een neger op een omgekeerden stoel zit, een soldaat die een rood-wit-blauwe vlag zwaait, aan een der wanden is minister Deckers aan het spreken aan boord van een oorlogschip, (de onderzeeboot K XVIII, gereed voor haar vijf-werelddeelen-reis naar Soerabaja), en op den schoorsteen mantel prijkt een beeldje van den Kleinen Korporaal die, gelijk bekend, een groot generaal is geweest. HIJ héft ook iets militarisch" deze oud minister van defensie. Het zit niet in zijn bewegingen. Stram is hij allerminst. Het zit óók niet in zijn gelaats-uitdrukking, want die is wis selend als het weer van Nederland. Goedmoedigheid overheerscht, maar het zal, denk ik, er ook wel eens stormen. Ik heb er echter alleen de zon zien doorbreken van een zeldzaam gullen lach. Want als mr. Deckers lacht, lacht hij heelemaal, dan heeft hij er ontzettend plezier in. Zijn meestal eenigszins teruggetrokken oogen krijgen dan een (sit venia verbo) schalksche uitdrukking, zoo wanneer hij vertelt dat Nolens (?een groot vriend, dien ik nog steeds vereer") nooit op de bibliotheek van de Tweede Kamer zat: als hij een boek zag dat hem interesseerde, kocht hij het zelf. Ja, dat is hél prettig", en het heele gezicht gaat lachen. Waar het militarische" dan wél in zit? Misschien Mr. Deckers als jongeling in de nadrukkelijkheid waarmee mr. Deckers spreekt. Hij maakt vaak lange zinnen, maar hij maakt ze af. (Dat heeft hem na zijn maidenspeech" een compliment van Troelstra bezorgd). Wat echter opvalt in deze zinnen is een zekere strijdbaarheid. Hij drijft de intensiteit van zijn woorden steeds op. Van Nolens releveerde hij bij voorbeeld dat deze hem de groote les had geleerd voor allen staatkundigen arbeid: De arbeid van den politicus moet allereerst strekken tot bescherming van den zwakke", (het was alsof hij die woorden uit het hoofd had geleerd. .. .), en hij vertelde toen verder dat hij zelf in zijn Eindhovenschen tijd, toen hij als hoofd-inspecteur van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank belast was met den buitendienst, voortdurend in contact was met de boeren van de arme zandgronden. Daar werk je voor", zeide hij en de climax: Daar leef je voor, ja daar strijd je voor". Zoo te spreken is, dat voelt men, zijn natuurlijke uitdrukkingsvorm. Dat geeft hem iets fels. Die felheid gaat soms zelfs zoo ver, dat het den schijn heeft alsof hij dicteert. Ook de vastgenepen mond boven den breeden kin getuigt van militante energie. En energiek is de zes-en-vijftig-jarige nog steeds. Want op de vraag wat hij in zijn vrijen tijd bij voorkeur deed, moest hij antwoorden dat hij geen vrijen tijd had. Eigenlijk werk je den heelen dag, tot twaalf uur, half n. 't Is jammer, want voor andere dingen houd je zoo geen tijd over. Romans? 't Komt zelden voor dat ik in een jaar zoo'n boek heelemaal heb uitgelezen". Alleen voor historische lectuur heeft dit Kamerlid, tevens voorzitter van onze grootste parlementaire fractie, nog tijd, waarbij hem vooral het tijdperk van den reeds genoemden Kleinen Korporaal interesseert. Dat ik zoo van geschie denis houd dank ik aan mijn vader, die leeraar in de geschiedenis was." DE liefde voor het militaire is echter een inge houden hartstocht. Want zoo in huis, in deze ruime, gezellige werkkamer, maakt mr. Deckers allerminst een strengen, krijgshaftigen indruk. Hij is de gemoedelijkheid in persoon, en even gezellig als het vertrek waarin hij werkt. Dat vertrek wordt beheerscht door drie, vier ruime fauteuils rond een khin tafeltje, een aantal enorme boekenkasten met een overvloed aan his torische, militaire en economische lectuur. Voor het raam, dat uitziet op de boompjes van de Haagsche Juliana van Stolberglaan (boompjes, die wél op hun plaats zijn in deze buurt die als weggeloopen is van een schilderij van Willink) voor het raam staat een groot bureau, overdekt met snuisterijen en paperassen. Ruim licht valt er naar binnen. Het valt op den zwaar beladen boekendraaier, op den telefoon, op de presse-papier, op den brievenweger, op den kandelaar met het stompje kaars, op den pot die door een hond met bolhoed wordt afgedekt, op het inktstel, op het schrijfblok, op de dagbladen en tijdschriften, op de stapels met Kamerstukken alles symbolen en getuigenissen van een werkzaam leven in dienst van Nederland en de katholieken. Het licht valt ook op een klein kruisbeeld dat zich op het bureau verheft. Een simpel bosje fresia staat er voor. PAG. 5 DE GROENE No. 3260

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl