Historisch Archief 1877-1940
' *
Onze politici thuis)
Mr. Deckers in zyn werkkamer
'
a'
Op bezoek bij mr. dr. L. N. Deckers
Parlementair leider der Roomsch-Katholieken
HET was aan het slot van het langdurige gesprek,
dat mr. Deckers nog eens terugkwam op een
onderwerp dat hij reeds herhaaldelijk had aange
roerd: de noodzaak van verdraagzaamheid jegens
elkander in ons land. Hij deed dat door een ge
beurtenis te verhalen die, naar hij hoopte, illustreerde
hoe hij zelf die verdraagzaamheid altijd in pr act ij k
had gebracht. Die gebeurtenis had zich afgespeeld
tijdens het jaarlijks weerkeerend debat over den
Zomertijd. Mr. Deckers die wist dat, evenals in ons
land, ook in Frankrijk een wetsvoorstel tot afschaf
fing van den zomertijd was ingediend, had besloten
er eens de debatten in het Fransche Huis van
Afgevaardigden op na te lezen. Daar trof hij een
redevoering aan van een spreker die heftig tegen
deze wijziging van de natuurlijke orde van zaken
had geprotesteerd. Er is maar n," had de
Franschman uitgeroepen, die er in geslaagd is, den tijd
werkelijk te veranderen: dat was Jozua, die de
zon liet stilstaan I"
Dat woord had ik graag willen aanhalen", be
kende mr. Deckers. 't Was aardig gezegd. Maar u
weet: onze Protestantsche Christenen willen niet
graag dat Bijbelsche figuren in een profane speech
voorkomen. Wij Katholieken zijn gemeenzamer op
dat punt. In elk geval: ik wilde zekerheid hebben.
Ik schreef het citaat dus op, en vóór de vergadering,
waarin ik het woord zou voeren, ging ik naar
Dr. Scheurer toe, het toenmaals bekende
OrthodoxProtestantsche Kamerlid, en liet het hem lezen met
de vraag of ik daarmee sommigen misschien aan
stoot zou geven. Hij vreesde helaas van wel en
toen heb ik het citaat weggelaten".
Jammer", beaamt de bezoeker.
Of het jammer was, meneer. ...!!" en op
het breede, soms ietwat strenge gelaat, breekt een
lach door van de sprankelende gemoedelijkheid
waarvoor het klimaat ten Noorden van den Moerdijk
nog steeds te kil schijnt te zijn.
Het was geen toeval dat het onderhoud met een
zoo verzoeningsgezinde anecdote besloten werd,
want gedurende het geheele uur, dat hij van zijn
leven had zitten vertellen, druk en uitermate be
wegelijk, zinnen aankondigend en afsluitend met
breede handgebaren, waarbij de sigaar wonderlijke
figuren in de lucht beschreef, gedurende dat ge
heele uur had hij keer op keer gesproken over de
vérhouding tusschen Roomsen-Katholieken en Pro
testanten in ons land en over de gelukkige wijziging
ten goede die daarin is gekomen. Dat kón ook niet
anders", zei hij. Wij in het Zuiden zijn de ver
draagzaamheid zelve. Wij zijn niet anti dit of anti
dat. Dat ligt ons niet. Dat willen we niet". En ten
bewijze verhaalde hij dat Protestantsche en Joodsche
ingezetenen het in het Zuiden volkomen naar
wensen hebben, ja dat na de invoering der Even
redige Vertegenwoordiging bij verkiezingen voor
den gemeenteraad zelfs Protestanten op- de katholieke
lijsten zijn geplaatst. Geen wonder dat mr. Deckers
altijd een warm voorstander van de Coalitie is ge
weest. Den grooten anti-revolutionnair Kuyper dien
hij overigens slechts in diens laatste levensjaren
gekend heeft, noemt hij m'n vriend". Zijn portret
staat op den schoorsteenmantel, naast dat van
De Savornin Lohman. En ook van Lohman heeft
mr. Deckers veel geleerd. Zelf oprecht en sociaal
voelend katholiek heeft hij toch voor het individu
alisme der Protestanten groote bewondering"
een conciliant mensch !
De beslissende keer-ten-goede in de betrekkingen
tusschen Zuid- en Noord-Nederland had zich reeds
voorgedaan toen L. N. Deckers, zoon van den
bovenmeester in Heeze bij Eindhoven, in de eerste decade
dezer eeuw het politieke leven binnentrad. De emanci
patie der katholieken, onder leiding van Schaepman
begonnen, was toen in vollen gang. Voor alle
bevolkingsgroepen moesten katholieke organisaties
gesticht worden. Daarvoor waren organisatoren
noodig, en het schijnt dat de jonge Deckers, die als
volontair bij de Coöperatieve Centrale Boerenleen
bank te Eindhoven zijn maatschappelijke loopbaan
begon, spoedig de aandacht heeft getrokken. Via
het inspecteurschap van de genoemde instelling
kwam hij tot de organisatie der Roomsch-Katholieke
Boeren en Tuinders, en in het jaar 1918 als
agrarisch specialist der Roomsen-Katholieken in
de Tweede Kamer.
Spoedig werd hij daar ook militair specialist.
Want mr. Deckers, die jarenlang vooral met land
bouwers in aanraking was gekomen, had aanvan
kelijk officier willen worden. Nauwelijks vijftien
jaar oud, had hij zich als vrijwilliger begeven naar
het instructiebataljon helaas, vijf jaar later ver
dwenen deépauletten uit het verschiet: wegens een
lichte verzwakking van het gezichtsvermogen werd
hij afgekeurd. De militaire carrière was hem ontzegd.
In plaats van (wellicht!) generaal is hij echter
minister van defensie geworden, want de belang
stelling voor militaire zaken had hij behouden.
En die heeft hij nog. Zelfs zijn kamer legt er
getuigenis van af: boven een der drie groote boeken
kasten hangt een afbeelding van een opwindende
cavalerie-charge, in den hoek naast het raam staat
op een tafeltje, waaronder een neger op een
omgekeerden stoel zit, een soldaat die een rood-wit-blauwe
vlag zwaait, aan een der wanden is minister Deckers
aan het spreken aan boord van een oorlogschip, (de
onderzeeboot K XVIII, gereed voor haar
vijf-werelddeelen-reis naar Soerabaja), en op den schoorsteen
mantel prijkt een beeldje van den Kleinen Korporaal
die, gelijk bekend, een groot generaal is geweest.
HIJ héft ook iets militarisch" deze oud
minister van defensie. Het zit niet in zijn
bewegingen. Stram is hij allerminst. Het zit óók
niet in zijn gelaats-uitdrukking, want die is wis
selend als het weer van Nederland. Goedmoedigheid
overheerscht, maar het zal, denk ik, er ook wel
eens stormen. Ik heb er echter alleen de zon zien
doorbreken van een zeldzaam gullen lach. Want als
mr. Deckers lacht, lacht hij heelemaal, dan heeft
hij er ontzettend plezier in. Zijn meestal eenigszins
teruggetrokken oogen krijgen dan een (sit venia
verbo) schalksche uitdrukking, zoo wanneer hij
vertelt dat Nolens (?een groot vriend, dien ik nog
steeds vereer") nooit op de bibliotheek van de
Tweede Kamer zat: als hij een boek zag dat hem
interesseerde, kocht hij het zelf. Ja, dat is hél
prettig", en het heele gezicht gaat lachen.
Waar het militarische" dan wél in zit? Misschien
Mr. Deckers als jongeling
in de nadrukkelijkheid waarmee mr. Deckers
spreekt. Hij maakt vaak lange zinnen, maar hij
maakt ze af. (Dat heeft hem na zijn
maidenspeech" een compliment van Troelstra bezorgd).
Wat echter opvalt in deze zinnen is een zekere
strijdbaarheid. Hij drijft de intensiteit van zijn
woorden steeds op. Van Nolens releveerde hij bij
voorbeeld dat deze hem de groote les had geleerd
voor allen staatkundigen arbeid: De arbeid van den
politicus moet allereerst strekken tot bescherming
van den zwakke", (het was alsof hij die woorden
uit het hoofd had geleerd. .. .), en hij vertelde toen
verder dat hij zelf in zijn Eindhovenschen tijd, toen
hij als hoofd-inspecteur van de Coöperatieve Centrale
Boerenleenbank belast was met den buitendienst,
voortdurend in contact was met de boeren van de
arme zandgronden. Daar werk je voor", zeide
hij en de climax: Daar leef je voor, ja
daar strijd je voor". Zoo te spreken is, dat
voelt men, zijn natuurlijke uitdrukkingsvorm. Dat
geeft hem iets fels. Die felheid gaat soms zelfs zoo
ver, dat het den schijn heeft alsof hij dicteert.
Ook de vastgenepen mond boven den breeden
kin getuigt van militante energie. En energiek is
de zes-en-vijftig-jarige nog steeds. Want op de
vraag wat hij in zijn vrijen tijd bij voorkeur deed,
moest hij antwoorden dat hij geen vrijen tijd had.
Eigenlijk werk je den heelen dag, tot twaalf uur,
half n. 't Is jammer, want voor andere dingen
houd je zoo geen tijd over. Romans? 't Komt zelden
voor dat ik in een jaar zoo'n boek heelemaal heb
uitgelezen". Alleen voor historische lectuur heeft
dit Kamerlid, tevens voorzitter van onze grootste
parlementaire fractie, nog tijd, waarbij hem vooral
het tijdperk van den reeds genoemden Kleinen
Korporaal interesseert. Dat ik zoo van geschie
denis houd dank ik aan mijn vader, die leeraar
in de geschiedenis was."
DE liefde voor het militaire is echter een inge
houden hartstocht. Want zoo in huis, in deze
ruime, gezellige werkkamer, maakt mr. Deckers
allerminst een strengen, krijgshaftigen indruk. Hij
is de gemoedelijkheid in persoon, en even gezellig
als het vertrek waarin hij werkt.
Dat vertrek wordt beheerscht door drie, vier
ruime fauteuils rond een khin tafeltje, een aantal
enorme boekenkasten met een overvloed aan his
torische, militaire en economische lectuur. Voor
het raam, dat uitziet op de boompjes van de
Haagsche Juliana van Stolberglaan (boompjes, die wél
op hun plaats zijn in deze buurt die als
weggeloopen is van een schilderij van Willink) voor
het raam staat een groot bureau, overdekt met
snuisterijen en paperassen. Ruim licht valt er naar
binnen. Het valt op den zwaar beladen
boekendraaier, op den telefoon, op de presse-papier, op
den brievenweger, op den kandelaar met het
stompje kaars, op den pot die door een hond met
bolhoed wordt afgedekt, op het inktstel, op het
schrijfblok, op de dagbladen en tijdschriften, op de
stapels met Kamerstukken alles symbolen en
getuigenissen van een werkzaam leven in dienst
van Nederland en de katholieken.
Het licht valt ook op een klein kruisbeeld dat
zich op het bureau verheft. Een simpel bosje fresia
staat er voor.
PAG. 5 DE GROENE No. 3260