De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 25 november pagina 7

25 november 1939 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

"'t . l)e realiteit van den oorlog Enkele beelden van den strijd in het Verre Oosten ' De oorlog in Europa laat ons bijna vergeten dat ook in het Verre Oosten een oorlog woedt, de oorlog tusschen Japan en China die reeds millioenen menschen van het leven, tientallen millioenen van hun woonstee heeft beroofd. Het hiervolgend artikel geef t een duidelijk beeld van de ellende waarin de Japansche soldaten door hun machthebbers worden gestort ter bereiking van hun eerzuchtige doeleinden: de verovering van geheel China, Het is een fragment, ontleend aan het wereldbe roemde slagveld-journaal van den Japanschen soldaat Ashihei Hino, waarvan de Nederlandsche vertaling van Reinier P. Sterkenburg binnenkort onder den titel Koren en Soldaten" bij Allert de Lange te Amsterdam zal verschijnen. Zoojuist verschenen: TWEE KASTEELEN" Een bundel nagelaten verzen van W l L L WEMERMAN met een voorbericht van Victor E. van Vriesland -.,*?« Verkrijgbaar bij den boekhandel en Ing. f 1.5O Uitgeverij v/h. C. A. Mees, Santpoort NADAT onze compagnie bij de baai van Hangtjjou aan land was gezet, trokken wij een eind langs den hoofdweg voort en sloegen toen af naar rechts, waar wij bij een tempel kwamen. Er was daar een groot aantal soldaten en het bleek het hoofdkwartier van het korps te zijn. Het heette de Niangniangmiao tempel". Nadat wij onze geweren aan rotten gezet hadden, kregen wij order te mid dagmalen. Wij legden onze uitrusting af en waschten ons toen in een kleine kreek in de buurt, daarna namen wij onze rantsoenen en begonnen wij te eten. Ons mengsel van gerst en rijst was koud en onsma kelijk en toen wij het met water doorspoelden, verkjlde het de wanden van de maag. Ik ging op een steen zitten en praatte met pelotonscommandant Yamazaki. Wij wenschten onszelf geluk ermede, dat wij veilig uit de moeilijkheden waren gekomen, maar Yamazaki was bedroefd om het verlies van Norimoto en zei: Hij was mijn boodschapper en de kogel, die hem doodde, schampte langs mijn oor «n drong zijn mond binnen. Ik lichtte hem op en hij hief zijn vinger op, alsof hij iets wilde schrijven, daarna duwde hij hem in den grond en de adem verliet zijn lichaam. Ik vraag mij af, wat hij trachtte mij mede te deelen. Ik duidde de plaats, waar hij zijn vinger in den grond stak aan, door de woorden Sterfplaats van soldaat Norimoto" op den grond te krassen en ik plukte een paar wilde chrysanten, die ik daar in de aarde stak. Hij was. een erge goeie kerel en ik ben verschrikkelijk van .streek door zijn verlies." Ik keek naar hem en ik bemerkte, dat zijn oogen gevuld waren met tranen. Er kwam een brok in mijn keel. Ik kon het niet beletten, hoewel ik mijn uiterste best deed. Deze man, die zich veel moeite had gegeven om bloemen te plukken, teneinde die op de sterfplaats van een soldaat te leggen, was mijn pelotonscom mandant, maar hij is ook een dichter en geregeld medewerker van een bekend tijdschrift voor dicht kunst. Ik legde mijn hand op zijn schouder, ik wilde hem mijn gevoelens niet laten zien en draaide mijn hoofd naar den anderen kant, waar massa's wilde witte chrysanten groeiden. De avond viel en het geluid van de geweerschoten duurde voort. Men vreesde, dat een deel van de Sjiki compagnie, die door de Chineezen omsingeld was, vernietigd was. Toen het avond werd, begon het opnieuw te regenen. \Y7eg met de Stakelselen !" Ziedaar de aantrekV* kelijke titel waaronder Scheltens en Giltay'een verzameling recente A.V.R.O.-redevoeringen uit gegeven hebben. Medewerkenden: De Groote Onver mijdelijke (dr. P. H. R. Jr.) die in een slappe in leiding onze beste geesten" (de overige medewer kers) voorstelt, zijnde; dr. Eykman en dr. Fentener van Vlissingen en de hoogleeraren Berkelbach van den Sprenkel, Casimir, Gerretsen, Geyl, Goudriaan, Rinkel, Roels, Scholten, Stegenga en De Vrijer. Elk voor zich hebben zij de moeilijkheden" van een bepaalde bevolkingsgroep besproken. De voor drachten van prof. de Vrijer (?het gezin"), prof. Berkelbach van den Sprenkel (?de studentenwe reld"), prof. Scholten (?Volk en Overheid" wel wat academisch 1), prof. Roels (?Mensch en Ma chine") en prof. Geyl (?Wat de historie ons leert") zijn het lezen waard. Wat prof. Goudriaan over het werkloosheidsvraagstuk zegt, is boeiend. Van dr. Eykman (?de jeugd") hadden wij meer verwacht. Prof. Casimir .... men kent hem. Dr. Fentener van Vlissingen bespreekt de moeilijk heden van het bedrijfsleven en en maakt er een lief babbeltje ten bate van den ondernemer van. Prof. Gerretson behandelt de internationale situatie op slordige wijze. Deze hoogleeraar dringt aan op betamelijke bezuiniging op de verregaande luxe in onze staatsuitgaven, in de eerste plaats in ons mallotig en ellendig slecht onderwijs." Foei! Wat een booze woorden l De kroon in onbenulligheid spant zonder twijfel prof. Stegenga die de moeilijkheden der arbeiders" NA een poosje in den tempel te zijn gebleven, werd ons bevolen onze voorposten te gaan be schermen. Er was een kreek bij den tempel, maar de brug was vernield, daarom gingen wij er over door middel van een ponton, die van een oude boot gemaakt was. Het was een moeilijk proces, daar de boot zoo oud en zoo glibberig van den regen was. Enkele van de mannen vielen in de kreek en ik viel in de boot, waarbij ik mijn heup heel erg stootte. Eenmaal aan den anderen kant, vonden wij, dat het overal net een moeras was, maar na ongeveer een honderd meter voort te zijn geglibberd, kwamen wij bij een huis. Het was te gevaarlijk, om een licht te laten zien en wij strompelden in het donker rond. Wij maakten ons hoofdkwartier van het huis en besloten, dat de voorposten door de verschillende groepen, zouden worden bezet. De regen hield een oogenblikje op, maar begon toen weer. Wij kropen op onze handen en knieën door de modder en groeven toen met onze pioniersgereedschappen vlug tirailleursloopgraven. De kogels vielen snel overal rond ons. Eindelijk waren de loopgraven gereed en wij namen allen onze posities in. Het duurde niet lang, of de loopgraven waren vol water en ik besloct, de. mannen in wachten te verdeelen. De regen viel neer als een waterval en wij waren allen tot op onze huid doorweekt en rilden van natheid en koude. Ik verzamelde al mijn kracht en trachtte in n houding te blijven staan, want iederen keer, als iemand bewoog, werd het water in beweging ger bracht en werd het lichaam door nieuwe rillingen aangegrepen, In minder dan geen tijd waren de loopgraven door het water vernield en het was, of wij in een modderbad lagen. Het was voor niemand mogelijk, een dutje te doen, hoe zeer hij het ook probeerden. Wat een vieze boel is de oorlog", zei ik tegen Soeyenaga, die naast mij stond. Voel je de koude niet?" Hoe is het met jou?" vroeg hij. Stel je voor, dat wij hier zoo den geheelen nacht moeten staan! Maar wij behoorden niet te morren. Als je denkt aan die arme Sjiki-compagnie. Ik vraag mij af, wat er met die arme kerels is gebeurd." Toen Soeyenaga deze opmerking maakte, was zijn stem vol emotie. Een van zijn vrienden, die in hetzelfde jaar als hij dienst genomen had, was in de Sjikicompagnie. behandelt op de stichtelijke wijze die den slechten tractaatjes-schrijver uit vroeger eeuwen eigen was. Het aoet den hooggeleerde goed, als hij in ware vriendschap een hand mag drukken, die door het dagelijks werk stevig, misschien" (sic!) hard geworden is. Ik houd van zulke vereelte handen meer dan van gemanicuurde vingers met gepolijste nagels." Hoe sympathiek! Het antwoord op de sociale problemen schijnt, aldus de hooggeleerde, Johannes te geven in zijn Wie twee rokken heeft, dele hem mede die er geen heeft, en wie spijze heeft, doe desgelijks." Dat is nu wel heel een voudig," vervolgt prof. Stegenga, maar als we werkelijk eens allen volgens dit beginsel handelden, zou dan de sociale nood niet gelenigd, ja misschien de heele sociale kwestie dra zijn opgelost?" Is de hooggeleerde soms communist? Neen gelukkig gelden Johannes' woorden ook voor de geestelijke moeilijkheden," waarheen men schielijk vluchten kan om dan lief te dazen zonder gevaar voor communist te worden aangezien of zijn rok te moeten deelen. ERGENS in Nederland" was een soldaat tijdens de mobilisatie met sproeten overdekt geraakt. Gevraagd naar de vermoedelijke oorzaak van dit merkwaardig natuurverschijnsel, gaf hij (Amster dammer van afkomst!) ten antwoord: Dat benne de verroeste uiteinde van me stale zenuwe !" KANTEKLEER PAG. 7 DE GROENE No- 3260 Wij hoorden het geluid van zware machinegewe ren in de richting van Peisja, waar wij overdag ge vochten hadden. Verder op was de Oosterweg. De lage wolken werden zoo nu en dan verlicht door den weerschijn van de vlammen, die waarschijnlijk van brandende huizen waren. Er waren al verster kingen naar de Sjiki-compagnie gestuurd, maar wij verlangden naar nieuws. In de richting van den hoofdweg konden wij vaak de omtrekken van soldaten tegen den rooden achter grond van den hemel zien het leek iets als een schimmenspel. TERWIJL ik daar in de loopgraaf lag te doorweeken en voor mij uit keek, voelde ik, dat de vijanden dichtbij waren en dat zij een nachtaanval zouden kunnen doen. Ik beval mijn manschappen, hun bajonetten op te steken. Ik ontdekte, dat mijn eigen bajonet niet op den loop van mijn geweer paste. Ze zat vol modder, maar nadat ik ze grondig in het water, waarin ik begraven zat, had gewasschen, slaagde ik er ten slotte in, ze te laten passen. Toen de regen ophield, begonnen er insecten te zingen. Het was een wonderlijke ervaring, daar te liggen luisteren naar die zangen en terwijl ik luisterde, werd mijn hoofd gesust en werd het helder. Maar toen de regen opnieuw begon, hield het zingen op, om weer te beginnen, toen de regen ophield. Het viel mij toen in, dat, wanneer de vijand zou aanvallen, de insecten zouden ophouden met zingen, daar zij gestoord werden; daarom spitste ik mijn ooren en ik staarde in de duisternis voor mij. Voor mij was het gras duidelijk te zien in den weerschijn van de roode lucht en toen ik keek, merkte ik op, dat de bladeren vormen van schriftteekens en gezichten van allerlei vreemde en huive ringwekkende wezens aannamen. Hoe meer ik staarde, des te meer kon ik dergelijke dingen zien. De gezichten waren van menschen, die men alleen in circussen ziet, zooals de gezichten van clowns. Er waren ook monsters met drie oogen in hun voorhoofd. Anderen hadden groote gezwellen op hun hoofden, uitpuilende voorhoofden en groote grijnzende monden, die van oor tot oor reikten. Het waren gezichten, waarvan ik de gelijkenis nooit te voren gezien had. Het schrift was ook in letterteekens, die mij geheel onbekend waren. Ik had ernstig getracht niet meer aan thuis te denken, maar op dat oogenblik voelde ik een verschrikkelijk heimwee. Misschien werd dit gevoel teweeg ge bracht door het zingen van de herfstinsecten in het gras. Een uitbarsting van machinegeweervuur vlak voor mij verdreef mijn gedachten en ik trok mijn hoofd tusschen mijn schouders. Een beetje later had ik een hevigen aandrang om te wateren en ik was genoodzaakt daar te blijven liggen en het in mijn broek te doen. Er was een afschuwelijke warmte tusschen mijn beenen, maar deze verdween spoedig en ik voelde mij kouder dan ooit, mijn li chaam huiverde en mijn tanden klapperden. Ik trachtte mijn kracht te concentreeren en klemde mijn tanden zoo op elkander, dat ik zoo kalm mo gelijk zou zijn. De regen ging voort op te houden en weer te be ginnen. Ik kon niet zeggen, hoe lang wij daar ge weest waren, maar het scheen een eeuwigheid. Het moet ongeveer middernacht geweest zijn, toen er een boodschapper uit den regen kwam, die ons zeide, dat wij afgelost zouden worden. O, het was heerlijk nieuws en ik kan niet zeggen, hoe gelukkig ik op dat oogenblik was ! Onze aflossing kwam eindelijk aan en wij droegen ons modderbad aan hun zorg over. Het cullurele denken van vele tijden en volken samengevat en belicht door verwanie denkers van onze tijd. Da eerste reeks verschijnt dit najaar en omvat: Thomas Mann . Schopenhauer AndréGide . . Montaigne Stefan Zweig . . . .Tolstoi Arnold Zweig . . . Spiooza G«h p»r cU«l ( ?,SQ - Vier tex»men (Uchis i 9.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl