Historisch Archief 1877-1940
"'t .
l)e realiteit van den oorlog
Enkele beelden van den strijd in het Verre Oosten
' De oorlog in Europa laat ons bijna vergeten dat ook in het Verre Oosten een
oorlog woedt, de oorlog tusschen Japan en China die reeds millioenen menschen
van het leven, tientallen millioenen van hun woonstee heeft beroofd. Het
hiervolgend artikel geef t een duidelijk beeld van de ellende waarin de Japansche soldaten
door hun machthebbers worden gestort ter bereiking van hun eerzuchtige doeleinden:
de verovering van geheel China, Het is een fragment, ontleend aan het wereldbe
roemde slagveld-journaal van den Japanschen soldaat Ashihei Hino, waarvan
de Nederlandsche vertaling van Reinier P. Sterkenburg binnenkort onder den titel
Koren en Soldaten" bij Allert de Lange te Amsterdam zal verschijnen.
Zoojuist verschenen:
TWEE KASTEELEN"
Een bundel nagelaten verzen van
W l L L WEMERMAN
met een voorbericht van Victor E. van Vriesland
-.,*?« Verkrijgbaar bij den boekhandel en
Ing. f 1.5O Uitgeverij v/h. C. A. Mees, Santpoort
NADAT onze compagnie bij de baai van
Hangtjjou aan land was gezet, trokken wij een eind
langs den hoofdweg voort en sloegen toen af naar
rechts, waar wij bij een tempel kwamen. Er was
daar een groot aantal soldaten en het bleek het
hoofdkwartier van het korps te zijn. Het heette de
Niangniangmiao tempel". Nadat wij onze geweren
aan rotten gezet hadden, kregen wij order te mid
dagmalen. Wij legden onze uitrusting af en
waschten ons toen in een kleine kreek in de buurt, daarna
namen wij onze rantsoenen en begonnen wij te eten.
Ons mengsel van gerst en rijst was koud en onsma
kelijk en toen wij het met water doorspoelden,
verkjlde het de wanden van de maag. Ik ging op een
steen zitten en praatte met pelotonscommandant
Yamazaki. Wij wenschten onszelf geluk ermede,
dat wij veilig uit de moeilijkheden waren gekomen,
maar Yamazaki was bedroefd om het verlies van
Norimoto en zei: Hij was mijn boodschapper en
de kogel, die hem doodde, schampte langs mijn oor
«n drong zijn mond binnen. Ik lichtte hem op en
hij hief zijn vinger op, alsof hij iets wilde schrijven,
daarna duwde hij hem in den grond en de adem
verliet zijn lichaam. Ik vraag mij af, wat hij trachtte
mij mede te deelen. Ik duidde de plaats, waar hij
zijn vinger in den grond stak aan, door de woorden
Sterfplaats van soldaat Norimoto" op den grond te
krassen en ik plukte een paar wilde chrysanten, die
ik daar in de aarde stak. Hij was. een erge goeie
kerel en ik ben verschrikkelijk van .streek door zijn
verlies."
Ik keek naar hem en ik bemerkte, dat zijn oogen
gevuld waren met tranen. Er kwam een brok in
mijn keel. Ik kon het niet beletten, hoewel ik mijn
uiterste best deed.
Deze man, die zich veel moeite had gegeven om
bloemen te plukken, teneinde die op de sterfplaats
van een soldaat te leggen, was mijn pelotonscom
mandant, maar hij is ook een dichter en geregeld
medewerker van een bekend tijdschrift voor dicht
kunst. Ik legde mijn hand op zijn schouder, ik wilde
hem mijn gevoelens niet laten zien en draaide mijn
hoofd naar den anderen kant, waar massa's wilde
witte chrysanten groeiden. De avond viel en het
geluid van de geweerschoten duurde voort. Men
vreesde, dat een deel van de Sjiki compagnie, die
door de Chineezen omsingeld was, vernietigd was.
Toen het avond werd, begon het opnieuw te
regenen.
\Y7eg met de Stakelselen !" Ziedaar de
aantrekV* kelijke titel waaronder Scheltens en Giltay'een
verzameling recente A.V.R.O.-redevoeringen uit
gegeven hebben. Medewerkenden: De Groote Onver
mijdelijke (dr. P. H. R. Jr.) die in een slappe in
leiding onze beste geesten" (de overige medewer
kers) voorstelt, zijnde; dr. Eykman en dr. Fentener
van Vlissingen en de hoogleeraren Berkelbach van
den Sprenkel, Casimir, Gerretsen, Geyl, Goudriaan,
Rinkel, Roels, Scholten, Stegenga en De Vrijer.
Elk voor zich hebben zij de moeilijkheden" van
een bepaalde bevolkingsgroep besproken. De voor
drachten van prof. de Vrijer (?het gezin"), prof.
Berkelbach van den Sprenkel (?de studentenwe
reld"), prof. Scholten (?Volk en Overheid" wel
wat academisch 1), prof. Roels (?Mensch en Ma
chine") en prof. Geyl (?Wat de historie ons leert")
zijn het lezen waard. Wat prof. Goudriaan over het
werkloosheidsvraagstuk zegt, is boeiend.
Van dr. Eykman (?de jeugd") hadden wij meer
verwacht. Prof. Casimir .... men kent hem.
Dr. Fentener van Vlissingen bespreekt de moeilijk
heden van het bedrijfsleven en en maakt er een lief
babbeltje ten bate van den ondernemer van. Prof.
Gerretson behandelt de internationale situatie op
slordige wijze. Deze hoogleeraar dringt aan op
betamelijke bezuiniging op de verregaande luxe
in onze staatsuitgaven, in de eerste plaats in ons
mallotig en ellendig slecht onderwijs." Foei! Wat
een booze woorden l
De kroon in onbenulligheid spant zonder twijfel
prof. Stegenga die de moeilijkheden der arbeiders"
NA een poosje in den tempel te zijn gebleven,
werd ons bevolen onze voorposten te gaan be
schermen. Er was een kreek bij den tempel, maar
de brug was vernield, daarom gingen wij er over
door middel van een ponton, die van een oude boot
gemaakt was. Het was een moeilijk proces, daar de
boot zoo oud en zoo glibberig van den regen was.
Enkele van de mannen vielen in de kreek en ik viel
in de boot, waarbij ik mijn heup heel erg stootte.
Eenmaal aan den anderen kant, vonden wij, dat
het overal net een moeras was, maar na ongeveer
een honderd meter voort te zijn geglibberd, kwamen
wij bij een huis. Het was te gevaarlijk, om een licht
te laten zien en wij strompelden in het donker rond.
Wij maakten ons hoofdkwartier van het huis en
besloten, dat de voorposten door de verschillende
groepen, zouden worden bezet. De regen hield een
oogenblikje op, maar begon toen weer. Wij kropen
op onze handen en knieën door de modder en groeven
toen met onze pioniersgereedschappen vlug
tirailleursloopgraven. De kogels vielen snel overal rond
ons.
Eindelijk waren de loopgraven gereed en wij
namen allen onze posities in. Het duurde niet lang,
of de loopgraven waren vol water en ik besloct, de.
mannen in wachten te verdeelen. De regen viel
neer als een waterval en wij waren allen tot op onze
huid doorweekt en rilden van natheid en koude.
Ik verzamelde al mijn kracht en trachtte in n
houding te blijven staan, want iederen keer, als
iemand bewoog, werd het water in beweging ger
bracht en werd het lichaam door nieuwe rillingen
aangegrepen, In minder dan geen tijd waren de
loopgraven door het water vernield en het was, of
wij in een modderbad lagen. Het was voor niemand
mogelijk, een dutje te doen, hoe zeer hij het ook
probeerden.
Wat een vieze boel is de oorlog", zei ik tegen
Soeyenaga, die naast mij stond. Voel je de koude
niet?"
Hoe is het met jou?" vroeg hij. Stel je voor,
dat wij hier zoo den geheelen nacht moeten staan!
Maar wij behoorden niet te morren. Als je denkt
aan die arme Sjiki-compagnie. Ik vraag mij af,
wat er met die arme kerels is gebeurd." Toen
Soeyenaga deze opmerking maakte, was zijn stem
vol emotie. Een van zijn vrienden, die in hetzelfde
jaar als hij dienst genomen had, was in de
Sjikicompagnie.
behandelt op de stichtelijke wijze die den slechten
tractaatjes-schrijver uit vroeger eeuwen eigen was.
Het aoet den hooggeleerde goed, als hij in ware
vriendschap een hand mag drukken, die door het
dagelijks werk stevig, misschien" (sic!) hard
geworden is. Ik houd van zulke vereelte handen
meer dan van gemanicuurde vingers met gepolijste
nagels." Hoe sympathiek! Het antwoord op de
sociale problemen schijnt, aldus de hooggeleerde,
Johannes te geven in zijn Wie twee rokken heeft,
dele hem mede die er geen heeft, en wie spijze
heeft, doe desgelijks." Dat is nu wel heel een
voudig," vervolgt prof. Stegenga, maar als we
werkelijk eens allen volgens dit beginsel handelden,
zou dan de sociale nood niet gelenigd, ja misschien
de heele sociale kwestie dra zijn opgelost?" Is de
hooggeleerde soms communist? Neen gelukkig
gelden Johannes' woorden ook voor de geestelijke
moeilijkheden," waarheen men schielijk vluchten
kan om dan lief te dazen zonder gevaar voor
communist te worden aangezien of zijn rok te
moeten deelen.
ERGENS in Nederland" was een soldaat tijdens
de mobilisatie met sproeten overdekt geraakt.
Gevraagd naar de vermoedelijke oorzaak van dit
merkwaardig natuurverschijnsel, gaf hij (Amster
dammer van afkomst!) ten antwoord: Dat benne
de verroeste uiteinde van me stale zenuwe !"
KANTEKLEER
PAG. 7 DE GROENE No- 3260
Wij hoorden het geluid van zware machinegewe
ren in de richting van Peisja, waar wij overdag ge
vochten hadden. Verder op was de Oosterweg. De
lage wolken werden zoo nu en dan verlicht door
den weerschijn van de vlammen, die waarschijnlijk
van brandende huizen waren. Er waren al verster
kingen naar de Sjiki-compagnie gestuurd, maar wij
verlangden naar nieuws.
In de richting van den hoofdweg konden wij vaak
de omtrekken van soldaten tegen den rooden achter
grond van den hemel zien het leek iets als een
schimmenspel.
TERWIJL ik daar in de loopgraaf lag te
doorweeken en voor mij uit keek, voelde ik, dat de
vijanden dichtbij waren en dat zij een nachtaanval
zouden kunnen doen. Ik beval mijn manschappen,
hun bajonetten op te steken. Ik ontdekte, dat mijn
eigen bajonet niet op den loop van mijn geweer
paste. Ze zat vol modder, maar nadat ik ze grondig
in het water, waarin ik begraven zat, had
gewasschen, slaagde ik er ten slotte in, ze te laten
passen.
Toen de regen ophield, begonnen er insecten
te zingen. Het was een wonderlijke ervaring, daar
te liggen luisteren naar die zangen en terwijl ik
luisterde, werd mijn hoofd gesust en werd het
helder.
Maar toen de regen opnieuw begon, hield het
zingen op, om weer te beginnen, toen de regen
ophield. Het viel mij toen in, dat, wanneer de
vijand zou aanvallen, de insecten zouden ophouden
met zingen, daar zij gestoord werden; daarom
spitste ik mijn ooren en ik staarde in de duisternis
voor mij. Voor mij was het gras duidelijk te zien in
den weerschijn van de roode lucht en toen ik keek,
merkte ik op, dat de bladeren vormen van
schriftteekens en gezichten van allerlei vreemde en huive
ringwekkende wezens aannamen. Hoe meer ik
staarde, des te meer kon ik dergelijke dingen zien.
De gezichten waren van menschen, die men alleen
in circussen ziet, zooals de gezichten van clowns.
Er waren ook monsters met drie oogen in hun
voorhoofd. Anderen hadden groote gezwellen op
hun hoofden, uitpuilende voorhoofden en groote
grijnzende monden, die van oor tot oor reikten. Het
waren gezichten, waarvan ik de gelijkenis nooit te
voren gezien had. Het schrift was ook in
letterteekens, die mij geheel onbekend waren. Ik had
ernstig getracht niet meer aan thuis te denken, maar
op dat oogenblik voelde ik een verschrikkelijk
heimwee. Misschien werd dit gevoel teweeg ge
bracht door het zingen van de herfstinsecten in het
gras. Een uitbarsting van machinegeweervuur vlak
voor mij verdreef mijn gedachten en ik trok mijn
hoofd tusschen mijn schouders. Een beetje later
had ik een hevigen aandrang om te wateren en ik
was genoodzaakt daar te blijven liggen en het in
mijn broek te doen. Er was een afschuwelijke
warmte tusschen mijn beenen, maar deze verdween
spoedig en ik voelde mij kouder dan ooit, mijn li
chaam huiverde en mijn tanden klapperden. Ik
trachtte mijn kracht te concentreeren en klemde
mijn tanden zoo op elkander, dat ik zoo kalm mo
gelijk zou zijn.
De regen ging voort op te houden en weer te be
ginnen. Ik kon niet zeggen, hoe lang wij daar ge
weest waren, maar het scheen een eeuwigheid. Het
moet ongeveer middernacht geweest zijn, toen er
een boodschapper uit den regen kwam, die ons zeide,
dat wij afgelost zouden worden. O, het was heerlijk
nieuws en ik kan niet zeggen, hoe gelukkig ik op
dat oogenblik was ! Onze aflossing kwam eindelijk
aan en wij droegen ons modderbad aan hun zorg
over.
Het cullurele denken van vele tijden en
volken samengevat en belicht door
verwanie denkers van onze tijd.
Da eerste reeks verschijnt dit najaar en omvat:
Thomas Mann . Schopenhauer
AndréGide . . Montaigne
Stefan Zweig . . . .Tolstoi
Arnold Zweig . . . Spiooza
G«h p»r cU«l ( ?,SQ - Vier tex»men (Uchis i
9.