De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 9 december pagina 10

9 december 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

More l t l urerwacht Centrale Filmkeuringscommissie en haar werking Een keuringscommissie van 5 leden, met links, den voorzitter der Centrale Commissie, den heer D. van Staveren, in een der projectiezaaltjes in aandachtige beschouwing van te keuren film en bijgevoegde bescheiden ELKE stad, elke plaats heeft zijn bioscoop of zijn bioscopen. Over het asfalt der steden, over de brave klinkers der stadjes en dorpen schijnt de felle glans der lichtreclames. Overdag lokken de affiches en de foto's in 'e uitstalkastjes vertellen al van al het spannende of schoone, dat er binnen te genieten valt. Elke avond stroomen rijen menschen de zalen en zaaltjes binnen. Bij elkaar zijn het dagelijksch bijna honderd' duizend Nederlanders die in het duistej: de flitsende beelden op het, tot leven gekomen, doek volgen. Per jaar zijn het er meer dan vijf en dertig millioen ! Een Nederlander gaat dus gemiddeld meer dan vier maal .per jaar naar de bioscoop. Zij komen er om de nieuwe hoofdfilm te zien. En daar er per jaar ongeveer vijf-honderd nieuwe hoofdfilms geïntro duceerd .worden, kan men zeggen, dat elke groote Speelfilm in ons land door meer dan zeventigduizend menschen gezien wordt! 'De.film was dus van den aanvang af volksvermaak" althans vermaak", en uit dit karakter van massa-amusement" en uit de daaruit voortvloei end^ eigenaardigheden werd het instituut van de filmkeuring geboren. De idee tot deze keuring stamt officieel uit 1918, toen een staatscommissie benoemd is, om de wenschelijkheid daarvan te onderzoeken. Men" was toen in verschillende kampen verdeeld over de kunstzinnigheid of trivialiteit van deze op zich zelf bewonderenswaardige uitvinding", zooals het rapport van de" commissie zich uitdrukte. Sommige Nederlandsche intellectueelen en kunstenaars ant woordden op vragen, hun gesteld door het maand blad ,,De Stem", dat film grof vermaak was voor inferieure geesten, anderen zegden haar schoonheid toe en rekenden <op een ontwikkeling naar het kunstzinnige, waarvan zij al de wortels en zelfs de bloesems al meenden te zien. Beiden hebben gelijk gekregen. Maar in ieder geval was men in 1918 er yan overtuigd, dat er iets moest gebeuren. Ook die staats-commissie stelde een enquête in, bij op voeders van de jeugd en andere sociale werkers en uit de antwoorden bleek, dat vele jongeren door het zien van films slechte voorbeelden van gang sters" volgden en dat velen kleine diefstallen pleegden om aan geld te komen voor het koopen van snoepgoed, cigaretten en voor bioscoopbezoek. Het snoepgoed is nooit verboden, maar voor den bioscoop adviseerde de commissie tot het nemen van maatregelen, zoodat in 1921 ingediend werd ?het Ontwerp van wet ter bestrijding van de zedelijke en maatschappelijke gevaren van den bioscoop". De wet werd verworpen, opnieuw ingediend en tenslotte in 1926 aangenomen. Deze wet was een strijdpunt tusschen linker- en rechterzijde. De linkerzijde had als ideaal gezien een vol komen gesocialiseerde productie, met een staats monopolie voor het vervaardigen of importeeren van films, en bij de rechterzijde vond men den sterksten bestrijder in Ds. Kersten, die een abso luut verbod van alle openbare bioscoopvoorstel lingen eischte. Aan dergelijke gevaren is ons volk ontkomen l Bij die Bioscoopwet" werd ingesteld de Cen trale Commissie voor de Filmkeuring", die zou keuren voor volwassenen volgens de maatstaven: de góéde zeden en de openbare orde" en voor onvolwassenen naar den negatieven maatstaf: toelaatbaarheid", voor hen die onder veertien cf onder achttien jaar oud zijn. Dat de keuring voor kinderen ingesteld werd (waarbij de leeftijd 16 jaar wellicht eer te ver dedigen zou zijn dan 18 jaar) zullen weinigen kunnen veroordeelen. Maar de keuring voor vol wassenen vond en vindt tegenstand. De vraag is inderdaad of binnen de reeds bestaande wettelijke normen die het gebied van de film omsluiten er een aparte censuur op dit gebied noodig of wenschelijk is. Alleen de wetenschap, dat de keuring anders afhankelijk zou zijn ge worden van de willekeurige inzichten van allerlei goedwillende maar kleinzielige burgemeesters zou met een Centrale Keuring kunnen doen verzoenen. EN inderdaad, eenige ordening was op dit gebied niet onnoodig. Elke stad, elk dorp had zijn eigen Filmkeuringscommissie", terwijl in het katholieke Zuiden nog een aparte vrijwillige keuring bestond; zoodat daar op de bioscopen stond: Deze film is goedgekeurd door de vereeniging ,.Voor Eer en Deugd". Rotterdam had voor de variété-nummers in de bioscopen een Tuchten Liedjescommissie", die tevens de bevoegdheid had, filmcoupures aan te brengen ! Zoo begon dan in 1927 de Centrale Commissie voor de Filmkeuring onder voorzitterschap van D. van Staveren haar werkzaamheid. En dat ze in dien tijd niet stilgezeten heeft, of liever: wél stilgezeten heeft in de duistere showrooms, bewijst het respectabele aantal films, dat zij in die 12 jaar op slechte zeden en openbare wanorde bekeken heeft, en dat 30.000 bedraagt, met een totale lengte van 20.000 K.M., dat is half de aarde om. Per jaar zijn dat i'/2 millioen meter, waar alles wat vol wassen- of kinderzielen zou kunnen aantasten uitgeknipt is of verboden. Nu loopt dit echter zoo'n vaart niet. De voor zitter, de heer van Staveren, heeft mij daar het een en ander van verteld: van de in 1938 gekeurde films zijn er van de i'/z millioen meter in totaal 2200 meter geknipt, dat is: i'7 pCt., En hoe gaat die keuring in zijn werk? Het bureau van Centrale Filmkeuring heeft een viertal projectiezaaltjes, waarin eiken ochtend en middag een aantal films vertoond worden. Elke film wordt bezien door een vijftal van de 63 leden der Centrale Commissie. En die leden zijn doktoren, huis vrouwen, rechters, advocaten, zakenmenschen, hooge officieren, van alles door elkaar, verschil lende politieke en godsdienstige richtingen, ver schillende graden van ontwikkeling; alles met elkaar dus een soort stalenkaart der bevolking. En deze leden kiezen met hun subjectieve ge voelens of zij een film voor jeugdigen toelaat baar" (hetgeen nog niet wil zeggen: geschikt") achten, en vinden, dat bij openbare vertooning voor volwassenen niet de goede zeden" of de openbare orde" in gevaar komen. Onder goede zeden" versta men dan alles, dat tot de goede" zeden behoort, zoodat er een veel ruimer gebied onder valt, dan onder zedelijkheid". Bij deze ruime uit legging, die echter toegepast wordt, valt er alles onder wat onbehoorlijk" is. De misdaad, voorge steld als goed, huwelijksontrouw, bedrog in een film kan strijdig zijn volgens deze opvatting met de openbare orde en de goede zeden. Ook het J kwetsen van een anders godsdienstige overtuiging valt er onder en zoo is e" een ruim gebied geschapen, waarin de vijf leden van de commissie hun veto kunnen laten hooren of de schaar kunnen gaan hanteeren. In de practijk blijkt echter, dat men mild is. In vele gevallen heerscht er bij de commissie eenstemmigheid over de beslissingen, die neerge legd worden in een keuringsrapport. Godsdienstige verschillen der leden, afwijkende politieke opvat tingen spelen een minimale rol; zij oordeelen als goede burgers", al kunnen andere, even goede burgers" die inmenging op den duur toch als ongewenschte censuur gaan ondervinden. Mocht men het in de commissie niet eens zijn, dan kan de minderheid her-keuring aanvragen. Van de herkeuringscommissie, die uit andere leden dan de oorspronkelijke bestaat, is de voorzitter der Centrale Commissie qualitate qua de voorzitter. En weer wordt de beslissing in een rapport neergelegd. Dit alles wordt in een kaartsysteem bijgehouden, zoodat er een soort Burgerlijke Stand van de film ontstaat, waarin alles onmiddellijk te vinden is. Elke filmverhuurder moet iedere film ter keuring inzenden, samen met een lijst van de filmtitels; na het rapport, dat st^rd; een tam lijk hui;< lijke ovarwïgiig van goed- of afkeuring en d; gronden daar voor b'-vat, en dat soms inhoudt welke scènes er uit geknipt moeten worden om voor 14, 18 jaar of voor volwassenen in aanmerking te komen, gaat de verhuurder zelf knippen, waarin hij uit alle copieën, die van de film in omloop zijn, die stukken er uit moet knippen. Eerst na inzending van die stukken en nieuwe controle van de gecoupeerde film, krijgt de exploitant de keuringskaart" die hem tot vertooning machtigt. EN zoo zien in een ruim huis in een der Haagsche buitenwijken drie en zestig min of meer notabele Nederlanders in groepjes van vijf alle films, die wij jaarlijks te zien krijgen. Heftige liefdesdrama's, kluchtige teekenfilms, bedrijfsfilms, suikerzoete Kitsch-operettes moeten hun ordelijk heid en goede zedelijkheid in de projectiezaaltjes bewijzen. En ze bewijzen dit. Want wat deze goede burgers hier afkeuren zou een grooter publiek voor een deel ook al afkeurenswaardig kunnen vinden en zou de producent van de film daarom reeds niet in de film opnemen. Als die producent echter speculeerde op de sensatiezucht van het publiek of trachtte door volgens burgerlijke begrippen ver gaande scènes, dat publiek te verlokken, dan zit er geen kwaad in, dat hem hier een halt toege roepen wordt. En de heer Van Staveren verzekert mij, dat bij een coupure er door alle leden in hooge mate rekening wordt gehouden, of een film artistieke pretenties heeft, of dat het een zuiver commercieel object is. Hoewel hier de grenzen wel zeer vervagen. Er zijn in deze jaren eenige geruchtmakende verboden geweest. Miar in het algemeen is de werk zaamheid van de Centrale Commissie zeker te ver dedigen en van het moment, dat men die censuur voor volwassenen, volgens de bedoelde wettelijke normen, wenscht te aanvaarden functionneert zij tot tevredenheid van publiek en van de exploi tanten. Dat de iilmkunst van die censuur ernstig te lijden zou hebben is niet wel vol te houden. Maar dat die censuur wel weer eens zal verdwijnen, dat staat bij mij evenzeer vast. H. B. FORTUIN PAG. 10 DE GROENE No. 3262

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl