De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 9 december pagina 12

9 december 1939 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

rkundlg Leven Van JLezen tot loeml Albert Heiman ELAAS zijn de eeuwen reeds lang voorbij, dat men een groot geleerde kon wezen en .tech niet meer dan n paar honderd boeken hebben, omdat er niet meer voorhanden over de onderwerpen waarvan een beschaafd ,'inan op de hoogte moest zijn. Belezenheid is an cumulatief begrip geworden, dat steeds meer ftat omvatten naarmate de tijd voortschrijdt. En «otdat het aantal verschijnende boeken steeds (roter wordt, is het ook voortdurend moeilijker ;;.een schifting te maken en een verstandige keus 'L t» doen tussen de duizenden boeken, die met al ': dciester en onverantwoordelijker methoden zowel 5, aan de massa als in engere vakkringen worden , ? «fHfl&drongen. Hier valt maar weinig te rekenen l' -ep de tand des tijds en er zullen wel niet velen L ' fjfVünden worden, die in Staat zijn alleen af te gaan l t/f hun instinct voor goede boeken. Het is trouwens «et» vraag of de moderne mens een dergelijk instinct \ J Wel meekrijgt als kleine vergoeding voor de vele N-" andere oer-instincten, die hij inboet bij het verK «veren van steeds meer cultuur". Degenen, die hun ijver en werkkracht gebruiken * «m -verstandige selecties te maken, om rijp van VL froen te schiften, het waardevolle boek op te t diepen uit de lawine van drukwerk die in voortr., dw«nd dichte*- -tromen Uit de snelpersen over j > de wereld itgestort, bewijzen de mensheid , «en onsch enst. De moeilijkheid is alleen - om zelf w scheid te kunnen maken tussen ? betrouwbai en handlangers van commer ciële of nofc ;rder belangen. Maar hoe het j ook zij, er z; sen, die hun hele leven lang T leeen en U <? slotte een paar dozijn boeken t weten op te t die werkelijk de moeite waard 1 zijn, somtijds .1 welke al hun tijdgenoten over het hoofd gez ebben, somtijds vondsten uit de vergetelheid van nooit-geopende bibliotheekkasten opgediept, vaker echter slechts weinige bladzijden, enkele fragmenten, luttele uitspraken. Daarmee stellen zij dan opnieuw in hun geheugen, en maar ' zelden op schrift, het boek der wijsheid samen, dat voor een ieder het grootboek is van een weibesteed geestesleven. Alleen aan zulke lieden zou het veroorloofd moeten zijn bloemlezingen samen te s tellen. Want naar het schijnt is de bloemlezing het" boek van heden en toekomst. Wat er van de samenstel? Iers gevraagd wordt, is meer dan men oppervlakkig zou menen; niet slechts ijver en gave des onderscheids, maar ook een nimmer tanend enthousiasme, een geest die zich niet corrumperen laat, een smaak ??' die niet al te zeer onderhevig is aan de wisselvaUige invloeden van mode en tijdsomstandig heden, noch ook al te zeer vervreemd wordt van de bijzondere eisen die het heden stelt. Want de { mens van heden heeft andere behoeften en ver langens dan die van gisteren of morgen, en ook zijn schoonheidsnormen blijven niet geheel en al ongewijzigd. Elk tijdstip vraagt weer zijn eigen ? ?selecties en het is dan ook geen wonder, dat oude * bloemlezingen maar zelden herdrukt worden, tenzij zij, gelijk de Griekse Anthologie, de complete verzameling zijn van wat wij uit een zeker tijdperk over hebben en dus in de loop der geschiedenis een .'documentaire waarde verkrijgen. Maar dit is slechts hoogst zelden het geval. GELIJK dat tegenwoordig bijna altijd gaat, wordt ook op dit gebied meer surrogaat dan onvervalst product geleverd. Er is ook een vorm van bloemlezing ontstaan, die slechts gemakzucht en oppervlakkigheid dient, en de panacee voor elk litterair snobisme, het vocabularium voor alle pretentieuze conversatie levert. Inplaats van een op wijsheid en diepe onderscheiding gebaseerde schifting, brengen deze bloemlezingen in een notedop heel het arsenaal van pseudo-kennis, pseudo-cultuur, pseudo-belezenheid en pseudo-begrip, die onze samenleving van gewichtig-doende oppervlakkigen kenmerkt. Zij kweken een geslacht, dat bloemen leest nog voor het planten heeft leren onderscheiden, en dat aan het determineren slaat nog voor het de omvang van de tuin en de curven van de horizon heeft weten te ontdekken. ? Het is heel moeilijk de grenzen te trekken, te zeggen waar het euvel begint en de deugd ophoudt. Zodat men geneigd wordt slechts de allerbeste bloemlezingen onontbeerlijk te noemen, de meeste goede aan te zien als een noodzakelijk kwaad, en de slechte eenvoudig te leggen bij al de andere als onkruid woekerende producten van geestelijke roofbouw, welig tierende epiphyten van cultuur planten, wier groei mede hierdoor onder steeds ongunstiger omstandigheden wordt belemmerd. oemiezen Zeer goede bloemlezingen noem ik slechts die, welke beantwoorden aan de volgende voorwaarden: resultaat te zijn van een enorme, waarlijk uit zonderlijke belezenheid; selectief te zijn aan de hand van een buitengewoon veelzijdige en toch verfijnde smaak; instructief te zijn door eenpersoon lijke, nieuwe visie op het gehele terrein, dat zij bestrijken willen; in hun beperking een volledig beeld te geven, natuurlijk niet van iedere bijzonder heid, maar wel van het wezenlijke, algemeenkarakteristieke, zonder geheel en al die bijzonder heden uit het oog te verliezen, welke het algemene beeld naar alle zijden op juiste wijze begrenzen. Alle andere "bloemlezingen zijn min of meer roof bouw, die somtijds gerechtvaardigd mag zijn door een toevallige behoefte bijvoorbeeld voor onder wijsdoeleinden maar die steeds het gevaar van vervlakking en halfheid met zich meebrengt. De voortreffelijke bloemlezing zet tot nadere studie, tot gedetailleerder lezing aan, werkt stimulerend, wekt de behoefte tot verdieping; de minder goede doet die behoeften juist insluimeren in plezierige zelfgenoegzaamheid. ONDER de recente verschijningen in ons land is zowel van het een als van het ander een voorbeeld aan te wijzen. Aan de inderdaad zeer veel omvattende eisen voor een bloemlezing van de eerste rang beantwoordt die, welke de dichter Victor E. van Vriesland samenstelde onder de titel Spiegel van de Nederlandse Poëzie door alle Eeuwen" I). Het is immers een boek, dat vóór alles een aantrekkelijk en verrassend beeld van onze oudere dichtkunst geeft; aantrekkelijk door de buitengewoon smaakvolle keus, waartoe alleen een waarlijk poëtische en literair-kritische geest in staat kon zijn, die tevens beschikte over voldoen de hulpmiddelen en helpers om geheel thuis te raken op het gebied dat hij bestrijken moest. Aan dit bloemlezen is inderdaad een bewonderens waardige hoeveelheid lezen vooraf gegaan, een leeskunst ook van benijdenswaardige kwaliteit. Daar door heeft van Vriesland menige vergeten figuur her-ontd«kt, menig over het hoofd gezien gedicht door dit nieuw verband in opvallend daglicht gesteld. En zo ontstond de tweede waardevolle eigenschap: die der verrassing. Met vreugde ontdekt ge opnieuw, hoe mooi de totaliteit van onze Neder landse poëzie in haar hoogtepunten is, hoe gesloten en karaktervol het geheel, hoe n in al de ups en downs van haar ontwikkelingslijn, hoe zeer zij er zijn mag naast de lyriek van elke wereldliteratuur. Dat is ook voor een deel te danken aan de selec tieve volledigheid welke van Vriesland in acht genomen heeft, door in deze bloemlezing, die toch niet overladen is, het werk van driehonderd dichters te vertegenwoordigen, waarbij dan niet gerekend zijn degenen die na 1910 publiceerden en aan wie een volgende bundel gewijd zal worden, welke hopelijk niet lang op zich zal laten wachten. QLECHTS op deze wijze opgevat heeft een anthoO fogie van onze dichtkunst werkelijk zin jen kan zij diepe invloed doen gelden op de ontwikke ling der litteraire smaak en de groei der po zieliefde bij de massa. Ietwat hulpeloos en anecdotisch doen daarnaast bundels aan, zoals In het doolhof der liefde" door Benjamin Cooper 2), waarin te hooi en te gras rijp en groen, maar in hoofdzaak de meer luchtige producten der minnepoëzie bij elkaar gezocht zijn die den samensteller toevallig wel iets leken, zonder dat ook maar in de verste verte naar een gesloten geheel gestreefd werd. Meer een willekeurige materiaalverzameling dan een echte bloemlezing uit onze bacchische poëzie is ook De dorstige dichter" waarvan Han G. Hoekstra een overigens wel aangenaam boekje gemaakt heeft3). Maar zoiets kan feitelijk een ieder die met een beetje verzamelaarsgeest behept, en niet geheel en al van goede smaak gespeend is. Van dit soort verzamelingen naar de literaire Almanak is het, zo niet volgens de inhoud, dan toch volgens de vorm slechts n stap de aesthetische ladder omlaag. Dan krijgt men iets, dat slechts een kortstondige documentaire waarde heeft, zoals het bundeltje letterkundig werk van jongeren In aanbouw", dat werd samengesteld door K. Lekkerkerker 4) of de Almanak voor Boekenvrienden Litteraire Parade" ») waarin men alleen maar bloemen leest uit een bepaalde fonds-catalogus ter oplevering van meer geldelijke dan geldige fondsen. i) N.V. De Spieghel, Amsterdam 1939. 2) H. Meulenhoff, Amsterdam z. j. 3) Bigot en van Rossum N.V., Amsterdam z. j. 4) H. P. Leopold, Den Haag z. j. Muziek DE MUZIEK DE buiten-Europeesche muziek is nog maar zeer weinig bestudeerd. En al hebben een paar eminente geleerden er een rijk en arbeidzaam leven aan besteed, men is tot nu toe nog maar weinig verder gekomen dan het verzamelen en schiften van het muzikale materiaal, en het uitdenken van een paar, in vergelijking met die van andere wetenschappen nog vrij primitieve methodes, om de beginselen van vorm en samenstelling dier verschillende muzieken na te gaan. Dit werk van mannen als Ellis, Von Hornbostel, Sachs, onze landgenoot Land e. a. heeft het aanzijn gegeven aan een jonge wetenschap, de musicologie", de muziek-wetenschap, die zich vooral hierin onder scheidt van de andere muziek-theoretische vakken zoals vormleer" of harmonische analyse" of muziekgeschiedenis", dat zij zich feitelijk niet bekommert om aesthetische factoren, maar het geheele complex van muzikale klanken beschouwt als een afgesloten cultuuruiting, die net als de taal" of het gebruiksvoorwerp" bestudeerd kan worden, onafhankelijk van kunstzinnige waardee ringen gelijk mooi" of leelijk", goed" of slecht" De musicologie is dus een onderdeel van de algemeene cultuurwetenschap, van haar geschiedenis, haar morfologie, haar geografie; zij is een hulp wetenschap van de volkenkunde zoo goed als van de algemeene muziekleer of de muziekgeschiedenis. Van dit laatste wil ik een frappant voorbeeld geven. Voordat de musicologie ons beter had ingelicht, werd algemeen aangenomen, dat de meerstemmig heid in de muziek een typisch-Westersche vinding" geweest is, voortgekomen uit het in kwinten, kwar ten en octaven samen musiceeren van monniken. Er waren wel historici die deze gang van zaken betwijfelden, en meenden dat er eerder al een meer stemmig volkslied, met samenzang in tertsen en sexten, geweest moest zijn. Maar overtuigend materiaal kon niet bijeengebracht worden, althans niet voor een genetische geschiedenis van de meer stemmigheid. De musicologen echter, die buiten Europa begonnen te kijken, vonden al aanstonds afdoend materiaal, maakten ons bekend met het begrip heterophonie" een .incidenteele meer stemmigheid, ontstaan uit kleine vrijheden en individueele afwijkingen bij koorzang en instrumen taal spel waaruit zich de eigenlijke meerstemmig heid polyphonie en harmonie ontwikkeld heeft. Dat proces kunnen wij nu stap voor stap volgen; wij kunnen zelfs de sporen terugvinden, waarlangs deze Oriëntaalsche gewoonte in de Westersche wereld is binnengedrongen. Met de demonstratie hiervan heeft Marius Schneider al een belangrijk begin gemaakt in zijn Geschichte der Mehrstimmigkeit." IN Nederland is de ethnologische en verge lijkende muziekwetenschap sinds Land slechts sporadisch beoefend, ofschoon er voor ons, met onze uitgebreide en in cultuurhistorisch opzicht hoogst interessante koloniale gebieden heusch wel het een en ander te doen viel. Er is tot nu toe maar heel weinig op dit gebied tot stand gebracht. En toch is dit weinige veel" wanneer men de resultaten ziet, en bovendien weet, dat zij bijna geheel op naam staan van n man, den musicus mr. Jaap Kunst, die de gelegenheid om gedurende enkele jaren als gouvernements-musicoloog in de Oost werkzaam te zijn, zoo prachtig benut heeft, teneinde de grond slagen te leggen voor een aantal studies, die niet slechts uniek zijn om het materiaal dat zij bevatten, maar die ook met de beste musicologische publicatie van het buitenland kunnen concurreeren wat eru ditie, nauwkeurigheid en exacte methodiek betreft. Zoo bezitten wij van Kunst al volumineuze boeken over De toonkunst van Java", over die van Bali, over Hindoe-Javaansche muziekinstru menten, een buitengemeen aantrekkelijke Study on Papuan Music", terwijl hij ons thans, nadat hij als slachtoffer van bezuinigingen" de Oost heeft moeten verlaten, een in het Engelsch gepubliceerd werk over Music in Nias" voorzet (E. J. Brill, Leiden, 1939), dat er wederom in ieder opzicht mag zijn. Voortreffelijke bouwsteenen voor een samenvattende studie over de muziek van Indo nesië, een van de hoogst-ontwikkelde buitenEuropeesche muzieken, worden op deze wijze bijeengebracht. En het is te hopen, dat Kunst nog eens in staat zal zijn ons dit werk te bieden. OUDE EN NIEUWE KUNST Tl KOT l N DEN H A A» - NASSAUPLEIN 6 EASTERN ART PAG. 12 DE GROENE No. 32«2

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl