Historisch Archief 1877-1940
BARON VAN MÜMCtflHAUSlNjf.
w
TTEKEINDE in' deze gevaarlijke
l tijden van oorlog en alomvatten
de onzekerheid mijn landgoed te vrij
waren van vijandelijke invallen, had
ik een plan beraamd dat ik op een
groot galadiner ten mijnent aan al
mijn heemraadschappen, ingelanden,
dijkgraven en dijkgravinnen onder
een glas schuimende champagne voor
legde. Het plan was namelijk bij mij
opgekomen om mijn landgoed onder
water te zetten. Het inundeeren van
geëvacueerde landstreken was op zich
zelf beschouwd, niets nieuws, maar
hier betrof het het onder water zetten
van mijn landgoed en omstreken die
niet geëvacueerd zouden worden, het
geen een enorme besparing aan moei
lijkheden zou opleveren omdat het
dagelijksch leven vrijwel normaal zijn
£ang zou kunnen blijven gaan mits de
menschen hun huizen slechts afdoende
waterdicht zouden maken.
Ik had het op mij genomen, zorg
te dragen voor de watervoorziening.
Aanvankelijk werd ik door zorgen
gekweld, want ik had vele kubieke
kilometers water noodig en de water
stand in de kanalen was niet hoog
ge.noeg om in mijn behoefte te voor
zien. Den volgenden dag echter
noodigde ik
achtduizend-vijfhonderd-een-enzestig kopstukken van de verschillende
politieke partijen uit om op een tribune
in mijn park redevoeringen af te
steken en in debat te treden. Om tijd
te sparen verzocht ik hen gelijk
tijdig te spreken, aan welk verzoek ze
met veel animo gevolg gaven. Met
roode hoofden en wild gesticuleerend
stonden ze op hun 8561 spreekgestoel
ten' en oreerden in vuur en vlam. Vrij
wel direct stond er al twee duim water.
Het was een monstrueuze individueele
massabetooging, ze waren allen met
elkaar in tegenspraak in zooverre
ik dat volgen kon, niettegenstaande
allen zeiden: Wij willen vrede."
Het water steeg. Het enorme geluids
volume werd door de echo van den
boschrand weerkaatst zoodat al mijn
ruiten en mijn Chineesch porcelein
rinkelde. Omdat hun spreekbeurt niet
gebonden was aan een bepaalde tijds
duur hield het ziedende spreekkoor
niet op toen de avondschemering in
viel. Tegen middernacht was het nog
in vollen gang, en het kostte mij moeite
in slaap te vallen bij dit geluid dat
van een loeiende storm had kunnen
zijn. Dien nacht sliep ik slecht. Ik
droomde dat ik de vrede ontmoette.
Zoo'n afschuwelijke droom had ik
nog nooit gehad.
Den volgenden ochtend werd ik in
een gedempt licht wakker. Buiten
was het doodstil, er was geen politiek
meer, maar er zwommen zwijgende
visschen voor mijn ramen. Aanstonds
belde ik Baron Goudknots op en andere
kennissen die deze ervaring met mij
deelden en mij geluk wenschten met
het schitterend slagen van mijn plan.
Ik belde de Gemeentewaterleiding op
die aan mijn verzoek voldeed om lucht
in plaats van water door de leidingen
te persen opdat wij niet van versche
lucht verstoken zouden blijven.
Op een vensterbank buiten een van
mijn ramen had ik een goudvischkom
laten staan. De twee goudvisschen
zwommen trouw in hun kom rond,
uit sleur.Op den gewonen tijd verscheen
de bakker aan den dienstingang, in
een duikerspak. Hij verontschuldigde
zich dat hij deze keer niet anders dan
waterbrood kon leveren. Als klein
huldeblijk ontving ik verder een ruiker
waterlelies die ik in een vaasje buiten
mijn raam liet zetten door mijn
opperstalmeester die ik tot waterhoofd
benoemd had. De lunch die met
waterhoentjes opgediend werd, werd
verstoord door een donkere schaduw
boven het eetkamerraam. Plotseling
een hevig glasgerinkel, en met een
zwaren smak viel een anker midden op
de tafel. Een ware stortzee van water
loeide naar binnen. Dank zij mijn
tegenwoordigheid van geest trok ik
met al mijn lichaamskracht aan de
ankerketting het schip naar beneden,
zoodat dit het lek stopte.
Toen ik vond dat het lang genoeg
had geduurd, liet ik mijn vijfhonderd
dorstige jachthonden het water op
drinken. Het water daalde
zienderoogen, en na enkele uren was nergens
meer een druppeltje te bekennen.
Slechts een weinig eendenkroos op
mijn ramen duidde nog op het groote
gebeuren.
Nadat ik herhaaldelijk gescheld had
kwam mijn oude trouwe butler
Fernando, die reeds bij mijn overgroot
vader gediend had, niet opdagen. Dat
was ik niet van hem gewend. Dien
avond vertelde mijn lijfarts mij dat hij
aan watervrees overleden was.
KLEINE PERIKELEN
ER bestaat op het oogenblik
bij vele volken de behoefte,
aan andere volken hun cultuur
te bewijzen, meestal door de aan
dacht te vestigen op het gebrek
aan cultuur van de anderen, die
men niet zoo wel gezind is op het
oogenblik. Wat tenslotte, bij veel
vuldig gebrek aan bewijs, nog niet
eens de verkeerde methode is.
Dat doet me denken aan een kort
doch droevig verhaal, omtrent een
jongeman die op den zolder van
het ouderlijk huis duiven hield
het waren er aanvankelijk
slechts vier, en de ouders vergaten
den zolder. Tot op een gegeven
moment de ma den zolder noodig
had voor het een of andere
intellectueele doel misschien van
wege het luchtgevaar of iets der
gelijks en zij, bij haar entree
omzwermd werd door een vlucht
duiven, die angstig over den zolder
fladderden en vervolgens de bui
tenlucht zochten.
Het ouderpaar overlegde hoe
men de smerige boel kwijt kon
raken, want die dieren zaten niet
stil, en waar nu veertig duiven
waren, konden er over enkele
jaren wel vierhonderd zijn. Er
werd ernstig over beraadslaagd
hoe men den jongen man het
treurige nieuws zou mededeelen
en aangezien zachte heelmeesters
slecht werk doen besloot men de
duiven te laten weghalen. Dan
zou hij het wel zien. Doch hoe
krijg je ergens duiven weg. .. .
Daarop herinnerde de werkster
zich dat zij een man kende, ergens
in de buurt, die in dieren deed"
en zoo ontzettend goed voor dieren
was hij zou zeker de duiven
gaarne aan zijn dierlievende col
lectie toevoegen. Deze man werd
ontboden en mevrouw vroeg hem
of ze er op rekenen kon dat den
dieren geen overlast, geen leed en
niets dan goed zou wedervaren....
De man beriep zich op zijn
ethische principes en op zijn staat
van cultuur in de volgende ter
men: Heb ik niet een krulkip die
met zijn snavel boven de deken
slaapt. Heb ik niet een kraai met
een houten poot en heb ik niet
een geit die ik niet dood kan zien
gaan, hoewel het dier ver over
zijn tijd is?"
Getroffen door zooveel dieren
liefde gaf de mevrouw den
cultureelen man de duiven mee bij
de veertig. De jongen was diep
onder den indruk, want ten slotte
is het gemakkelijk over de
gevoellens van anderen te beschikken
weet een gewoon mensch soms wat
er omgaat in de ziel van een
duivenhouder ?
Ge moet begrijpen dat de ouders
ten zeerste begaan waren met het
leed dat zij terwille van den zolder
hun zoon hadden aangedaan en
dus hielden zij hem voor dat zijn
verdriet een egoistischen inslag
had dat de duiven, gelijk voor
heen, de zegeningen genoten van
goed voer en vrije lucht en dat het
hem, wanneer zijn hart dan zoo
hing aan die duiven, vrij stond ze
te gaan zien bij den cultureelen en
ethischen man die ze had mee
genomen.
Hij ging, de arme jongen, en
zag zijn trouwe vrienden bloot en
dood en geplukt in de etalage han
gen. De man met de
krulkip-dieboven-de-dekens-uitkwam, was
een poelier.
Als je de cultuur en de ethiek
zijn gang laat gaan, kom je bij
den poelier terecht en dat is de les
die er in deze droevige historie
ligt. J. VAN HOORN
il tmimiiiiimiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiii il
Paindeluxe-brood
Ook ditmaal hoort men weer
dezelfde uiteenloopende (? C har.)
klanken".. (Ncd. Juristenbl.)
Zoo weinis schonk ze ook aan dit
woord aandacht, dat hij het nog eens
herhalen moest". (G.)
Op de glibberige paden
,,Er zijn nog meer stroohalmen, al
maken die tezamen nog maar een
uitermate zwakken grondslag voor
het optimisme, dat vandaag in de
lucht hangt". (K.)
Dat alles werd steeds weer feilloos
afgestemd op den meridiaan des
huiselijken levens, gelijk de schrijf
sters van Sara Burgerhart het hebben
uitgedrukt". (E. d. D.)
Het juiste woord op de
juiste plaats
Dan nog blijft het propellergeluid,
dat uiteraard nooit omzeild kan
worden". (If.)
CHARIVARIA
De auto was zwaar vernield".
(T.)
,,PAULUS, DE APOSTEL. Verlucht
met grammofoonmiizick".
(Radiogïth)
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Hollandsche zorgzaamheid
De vertaling van dit werk is ver
zorgd door H. W. A. Ludolph-van
liverdingen". (R.)
Medische vraagbaak, te verzorgen
door B. Premsela". (Radiogids)
j!?l »i tl c t-s t it lideen
Deze gedachten zijn aan den
Koran ontnomen". (R.)
Ook in tijden als die wij thans
mecnmtcn, uevnalatige men dit mid
del niet". (Graficus)
Wij moeten ongelukkiglijk
bebc«taü(icn, dat deze vrees gegrond
was". (Tabakskoencr)
Who's Who?
Daarnaast koestert hij ook onbe
grensde vereering voor Alaurice
Fleurville en wanneer hij den beroemden
man zelf ontmoet, wordt hij hem tot
een weldra verafgoden vriend". (R.)
Hof-Etiquette
,,'/.. K. H. Prins Bernhard heeft
dezer dagen een bezoek gebracht
aan diverse legeronderdeelen. Bij een
bezoek werd Z. K. H. voorgesteld".
"
De houding van Duitschland is
duidelijk: desinteressement". (R-)
Ook de houding van de pers
tegenover onze taal is volkomen
duidelijk: desinteressement.
Wanneer wij onze kinderen zien
groeien van baby tot mensch, haalt
het milieu wel uit een kind, wat er in
zit". (R.)
En wanneer we het niet zien?
Meneer Aclclbert camoufleert zijn huis
PAG. IR RF