De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 16 december pagina 14

16 december 1939 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

HOUDT DEN DIEF r De internationale samenwerking bij de bestrijding van de misdaad K. H. Broekhof, Commissaris van Politie te Amsterdam INDIEN men zich rekenschap geeft van hetgeen op het gebied der internationale bestrijding van de misdaad reeds is bereikt, dan verwondert men er zich eigenlijk over, dat eerst 25 jaar geleden de eerste schreden zijn gezet op het pad der interna tionale politieele samenwerking. En deze eerste schreden werden nog maar schoorvoetend gedaan. In April 1914 werd namelijk te Monaco het eerste internationale politiecongres gehouden, dat ten doel had middelen te beramen om beter dan tot dusverre, voortvluchtige en internationale misdadigers te kunnen achterhalen. De noodzaak, om hierin verbetering te brengen, was reeds toen zeer sterk gebleken. De enorme vlucht, welke de verkeersmiddelen hadden ge nomen, was oorzaak, dat voor den misdadiger de grenzen der verschillende landen geen hinderpalen meer vormden. Voor hem leverde het geen bezwaar meer op, te Amsterdam een brandkast te forceeren met behulp van te Londen gekochte moderne inbrekerswerktuigen om daarna te Brussel het gestelene aan den man te brengen en de opbrengst te Parijs te verfuiven. Voor de politie der ver schillende landen houdt echter de opsporingsbevoegd heid aan de grenzen op en voor de verdere achter volging was zij in die dagen aangewezen op den diplomatieken weg, welke zeer lang is en vol formaliteiten. Om verschillende redenen werd dit eerste interna tionale politiecongres echter een mislukking. In de eerste plaats was de benaming internationaal" wel wat al te weidsch, daar de deelnemers hoofd zakelijk uit Franschen en vertegenwoordigers der Balkanstaten bestonden, en in de tweede plaats ging het congres in zijn ijver verder dan mogelijk was. Men bepleitte het instellen van een interna tionale" brigade, welke gerechtigd zou zijn in alle landen voortvluchtige misdadigers te arresteeren met behulp van een overal geldend bevel tot arresta tie. De wereldoorlog, welke eenige maanden later uitbrak, maakte aan al deze schoone congres utopieën wel een wreed einde. Het is echter de ' vraag, wat meer te laken viel, de te groote voort varendheid der congressisten te Monaco of de thans wel zeer zonderling aandoende ambtelijke opvat tingen, welke nog niet eens zoo heel lang geleden de achtervolging en bestraffing van een in het buitenland gevluchten misdadiger practisch onmoge lijk maakte. Het bekende standaardwerk over de Royal Canadian Mounted Police" in het Nederlandsch verschenen onder den titel De Politie der Wildernis" bevat hieromtrent een treffend staaltje. In den herfst van 1879 namelijk, werd in de bosschen nabij Fort Walsh in Canada het lijk van n der manschappen van dit beroemde Corps ge vonden. Uit het ingestelde onderzoek bleek, dat hij was vermoord en wel door een schot, afgevuurd door iemand, die hem van achteren had beslopen. Het spreekt wel vanzelf, dat de kameraden van het slachtoffer hun uiterste best deden om den dader te vinden, te meer, omdat vermoed werd, dat deze een Indiaan was. Het Corps had een geringe sterkte en de handhaving van het overwicht op de talrijke Indianenstammen, onder welke de tijding van den moord zich als een loopend vuurtje had verbreid, maakte het zonder meer noodzakelijk, dat een dergelijk ernstig feit niet ongestraft kon geschieden. Het duurde dan ook niet lang, of men wist, wie den moord had begaan. De dader, behoorende tot den stam der Bloed-Indianen, werd achtervolgd, doch wist over de grens naar de Vereenigde Staten uit te wijken. Men kwam echter ook zijn verblijfplaats te weten. De Commandant van het Corps stelde zich daarop in verbinding met de bevoegde politie autoriteit in de Vereenigde Staten. Het verhaal bevat dan het volgende, in zijn soberheid treffende zinnetje: De sheriff vroeg echter vijfduizend dollar vóór zijn bemoeiingen en dit was meer dan het Corps kon betalen, zoodat de moordenaar nog een jaar vrij kon blijven rondzwerven." Ten slotte werd deze gepakt, nadat hij op Canadeesch grondgebied was teruggekeerd. HOE moeilijk het vraagstuk van de achtervolging van een naar een ander land gevluchten mis dadiger staatsrechterlijk op te lossen is, leeren ons de Vereenigde Staten van Amerika. Dit land bestaat, zooals bekend, uit acht-en-veertig tot op zekere hoogte onafhankelijke staten in federaal verband. Welnu, eerst in 1933 is het gelukt een wet te doen aannemen, waarbij aan de federale recherche te Washington het Federal Bureau of Investigation bevoegdheid is verleend in alle acht-enveertig staten een misdadiger te achtervolgen en te arresteeren en dan nog slechts bij bepaalde, zeer ernstige en met name genoemde misdrijven. Tot genoemd jaar had uitsluitend de politie der ver schillende staten het recht een dergelijken mis dadiger te achtervolgen en aan te houden en was uitwisseling van stukken, gevolgd door een uit leveringsprocedure, noodig, om het mogelijk te maken, dat een naar een anderen staat gevluchte misdadiger zijn gerechte straf onderging. Eerst toen een golf van hoogst ernstige misdaden waarvan de roof van baby Lindbergh er n was het onhoudbare van dezen toestand had aangetoond en de publieke opinie in opstand was gekomen, was de mogelijkheid tot aanneming van de wet van 1933 geschapen. Zoo werd eerst in 1933 in de Vereenigde Staten van Amerika verwezenlijkt, hetgeen de congressisten te Monaco in 1914 voor Europa wenschelijk hadden geacht. Doch dan zouden wij eerst tot de Vereenigde Staten van Europa moeten komen en daarna zou er zoo iets als een Europeesche publieke opinie te dien opzichte moeten ontstaan. Dit alles schijnt onder de huidige omstandigheden meer dan ooit een utopie. TOCH is in Europa op het gebied der interna tionale politioneele samenwerking tot bestrijding van de misdaad zeer veel bereikt en dat dit zoo is, danken wij aan twee mannen, aan den Nederlander M. C. van Houten, den thans gepensionneerden Kolonel der Koninklijke Marechaussee en aan wijlen den Politiepresident te Weenen, Dr. Johann Schober. In 1919 richtte de heer Van Houten een schrijven aan de meest op den voorgrond tredende politie autoriteiten der wereld, waarin hij het stichten van een internationale organisatie binnen het kader van den Volkenbond bepleitte ter bestrijding van die misdrijven, ten opzichte waarvan tusschen de verschillende landen uitleveringsverdragen zijn gesloten. Verder zette hij uiteen, hoe hij zich deze internationale organisatie dacht. In de eerste plaats zou noodig zijn, dat ieder land een centraal bureau stichtte ter verzameling van alle gegevens, welke op genoemde misdrijven betrekking hebben. Daarboven behoorde een internationaal bureau te worden gesteld uiteraard zonder eenige execu tieve bevoegdheid hetwelk tot taak zou hebben: het verzamelen van gegevens als signalementen, portretten, vingerafdrukken, strafbladen van inter nationale misdadigers, het verleenen van hulp bij de opsporing van voortvluchtige misdadigers door middel van een internationaal politieblad en het uitwerken van voorstellen om de bestrijding van de misdaad internationaal zoo doeltreffend mogelijk te organiseeren. Dr. Johann Schober maakte het mogelijk de voorstellen van den heer Van Houten te verwezen lijken, door in 1923 te Weenen een internationaal politiecongres bijeen te roepen het eerste, dat in elk opzicht werkelijk internationaal was waar deze voorstellen tot een onderwerp van discussie wer den gemaakt. Daar het bleek, dat een enkel congres niet voldoende zou zijn tot het scheppen van een doeltreffend internationaal contact, is uit den boezem van het congres voortgekomen de Commission internationale de police criminelle", welke jaarlijks zou bijeenkomen. Dit is tot en met 1938 regelmatig geschied, de eerste maal in 1924 te Weenen, de vierde maal in 1927 te Amsterdam, de laatste maal in 1938 te Boekarest. Talrijk zijn degenen geweest, die in 1919 zeer sceptisch hebben gestaan tegenover den gedachtengang en de mogelijkheid van verwezenlijking der voorstellen van Kolonel Van Houten. Zijn blik op hetgeen in dit opzicht noodig was en ook verwezen lijkt kon worden, blijkt echter zeer scherp te zijn geweest. In wezen is de organisatie, welke hij zich dacht, tot stand gekomen geheel overeenkomstig de lijnen, door hem aangegeven. De internationale organisatie is tot stand gebracht in den vorm van de commission internationale de police criminelle". Het internationale bureau", waarvan de grondslagen in 1923 zijn gelegd, is sedert uit gegroeid tot een instelling, zonder welke men zich de effectieve bestrijding van de misdaad, voor zooverre deze een internationaal karakter draagt, niet meer kan denken en er is thans vrijwel geen land meer, dat niet in n of anderen vorm een centraal bureau heeft voor dit doel. Hoe sterk deze internationale organisatie in de afgeloopen jaren is geworden, moge blijken uit het feit, dat zij zelfs thans, zij het in beperkter mate, haar taak voortzet. Van grooten invloed op den bloei dezer interna tionale organisatie is geweest, dat zij zich nimmer heeft bemoeid met politieke misdrijven. Wel zijn daartoe in den loop der jaren pogingen aangewend, o.a. onder den indruk van den moord op Koning Alexander van Yougo-Slavië, doch de commission internationale de police criminelle" heeft zich daartegen steeds verzet en is in dit opzicht trouw gebleven aan de richtlijnen, welke Kolonel Van Houten ook te dien opzichte heeft aangegeven. Het nog steeds te Weenen gevestigde internatio nale bureau telt thans verschillende onderafdeelingen als: een internationale inlichtingendienst betreffende internationale misdadigers; welke ge gevens verzamelt en distribueert over de centrale bureaux der verschillende landen; een internationale centrale ten behoeve van de bestrijding der vervalsching van bank- en andere waardepapieren; een internationale centrale ter bestrijding van pasvervalschingen; een zendstation tot verspreiding van politie-radioberichten en verder de uitgifte van een internationaal politieblad. Werden de leden der commission internationale de police criminelle" aanvankelijk gekozen, zoo worden deze sedert vele jaren door de Regeeringen der aangesloten landen benoemd. Over de technische hulpmiddelen, waarover de politie ter bestrijding van de misdaad, welke inter nationale vormen heeft aangenomen, beschikt, en over de daarmede bereikte resultaten, zou uiteraard nog veel te zeggen zijn. Voor ditmaal was slechts de bedoeling, den lezer een indruk te geven van den omvang en den vorm, welke de internationale politioneele samenwerking ter bestrijding van den misdaad heeft aangenomen. Willem Pijper OPPERVLAKKIG bezien zou men geneigd zijn de universeele kunstmuziek tot een soort super-Esperanto van het kunstgevoelig deel van het menschdom te verklaren. Een toonladder is een toonladder, hier of in Portugal. Tonale functie wordt in Leipzig, Melbourne en Tokio op dezelfde wijze onderwezen. De internationale waardeering van de representatieve oude meesters der muziek heeft een stabieler koers dan de dollar, de lire of de yen. De belangstelling voor muziek als maatschap pelijke factor verschilt in Timboektoe en Rotterdam nauwelijks. En toch ontbreekt er aan dit schijnbare internationalisme van de moderne gaya scienza nog al het een en ander. De taal" der internationale toonkunst wordt vrijwel overal over het oppervlak der aarde ver staan. De muziek", welke met behulp van die taal opgeroepen, geschapen of gereproduceerd worden kan, is in veel beperkter mate verstaanbaar dan men aanvankelijk zou willen denken. Bach, Meyerbeer en Sousa bedienden zich van dezelfde noten en teekens, van vrijwel identieke melodische en harmonische formules. Zou men denken dat de Meyerbeer-enthousiast ooit tot een werkelijk verstaan van Bach's muzikale bedoelingen zou kunnen komen? Zou iemand durven vol houden dat de geestelijke puber, gevoelig voor het primitief geweld, waarvan b.v. Sonsa eens het privilege had, tot het ervaren van n enkele musi sche sensatie in staat zou zijn? Hiermede is reeds aangeduid hoezeer ook in de muziek het internationalisme aan bijzondere voor waarden moet voldoen om bestaansmogelijkheid te vinden. De ervaren melomaan, die een groot deel van zijn belangstelling en van zijn tijd besteed heeft aan het leeren kennen van de wereldlitteratuur der muziek, mag het bestaan van artistieke landsgren zen ontkennen. Hij deelt dit voorrecht met zijn mede kunstenaars en met enkele groote geleerden. Maar de wereld is niet bevolkt met kunstenaars en geleerden; de wereld wordt niet geleid door de inzichten van geleerden en kunstenaars integen deel. Onze on-geleerde en on-kunstzinnige wereld is nog niet eens aan een vaag idealisme betreffende de menschelijke samenleving toe hoe zou zij zich dan open kunnen stellen voor concrete wenschen, die samenleving betreffende? OP dit oogenblik een pleidooi te houden voor internationale (kunst-) waardeeringen lijkt monnikenwerk. Er was nooit veel overeenstemming in de wederzijdsche appreciatie, maar het peil van 1939 ligt ver beneden het tot dusver geregistreerde PAG. M DE GROENE No, 3263

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl