Historisch Archief 1877-1940
HOUDT DEN DIEF r
De internationale samenwerking bij de
bestrijding van de misdaad
K. H. Broekhof,
Commissaris van Politie te Amsterdam
INDIEN men zich rekenschap geeft van hetgeen
op het gebied der internationale bestrijding van
de misdaad reeds is bereikt, dan verwondert men
er zich eigenlijk over, dat eerst 25 jaar geleden de
eerste schreden zijn gezet op het pad der interna
tionale politieele samenwerking. En deze eerste
schreden werden nog maar schoorvoetend gedaan.
In April 1914 werd namelijk te Monaco het eerste
internationale politiecongres gehouden, dat ten doel
had middelen te beramen om beter dan tot dusverre,
voortvluchtige en internationale misdadigers te
kunnen achterhalen.
De noodzaak, om hierin verbetering te brengen,
was reeds toen zeer sterk gebleken. De enorme
vlucht, welke de verkeersmiddelen hadden ge
nomen, was oorzaak, dat voor den misdadiger de
grenzen der verschillende landen geen hinderpalen
meer vormden. Voor hem leverde het geen bezwaar
meer op, te Amsterdam een brandkast te forceeren
met behulp van te Londen gekochte moderne
inbrekerswerktuigen om daarna te Brussel het
gestelene aan den man te brengen en de opbrengst
te Parijs te verfuiven. Voor de politie der ver
schillende landen houdt echter de opsporingsbevoegd
heid aan de grenzen op en voor de verdere achter
volging was zij in die dagen aangewezen op den
diplomatieken weg, welke zeer lang is en vol
formaliteiten.
Om verschillende redenen werd dit eerste interna
tionale politiecongres echter een mislukking. In de
eerste plaats was de benaming internationaal"
wel wat al te weidsch, daar de deelnemers hoofd
zakelijk uit Franschen en vertegenwoordigers der
Balkanstaten bestonden, en in de tweede plaats
ging het congres in zijn ijver verder dan mogelijk
was. Men bepleitte het instellen van een interna
tionale" brigade, welke gerechtigd zou zijn in alle
landen voortvluchtige misdadigers te arresteeren
met behulp van een overal geldend bevel tot arresta
tie. De wereldoorlog, welke eenige maanden later
uitbrak, maakte aan al deze schoone congres
utopieën wel een wreed einde. Het is echter de
' vraag, wat meer te laken viel, de te groote voort
varendheid der congressisten te Monaco of de thans
wel zeer zonderling aandoende ambtelijke opvat
tingen, welke nog niet eens zoo heel lang geleden
de achtervolging en bestraffing van een in het
buitenland gevluchten misdadiger practisch onmoge
lijk maakte. Het bekende standaardwerk over de
Royal Canadian Mounted Police" in het
Nederlandsch verschenen onder den titel De Politie der
Wildernis" bevat hieromtrent een treffend
staaltje.
In den herfst van 1879 namelijk, werd in de
bosschen nabij Fort Walsh in Canada het lijk van
n der manschappen van dit beroemde Corps ge
vonden. Uit het ingestelde onderzoek bleek, dat hij
was vermoord en wel door een schot, afgevuurd
door iemand, die hem van achteren had beslopen.
Het spreekt wel vanzelf, dat de kameraden van het
slachtoffer hun uiterste best deden om den dader
te vinden, te meer, omdat vermoed werd, dat deze
een Indiaan was. Het Corps had een geringe sterkte
en de handhaving van het overwicht op de talrijke
Indianenstammen, onder welke de tijding van den
moord zich als een loopend vuurtje had verbreid,
maakte het zonder meer noodzakelijk, dat een
dergelijk ernstig feit niet ongestraft kon geschieden.
Het duurde dan ook niet lang, of men wist, wie den
moord had begaan. De dader, behoorende tot den
stam der Bloed-Indianen, werd achtervolgd, doch
wist over de grens naar de Vereenigde Staten uit
te wijken. Men kwam echter ook zijn verblijfplaats
te weten. De Commandant van het Corps stelde
zich daarop in verbinding met de bevoegde politie
autoriteit in de Vereenigde Staten. Het verhaal
bevat dan het volgende, in zijn soberheid treffende
zinnetje: De sheriff vroeg echter vijfduizend dollar
vóór zijn bemoeiingen en dit was meer dan het
Corps kon betalen, zoodat de moordenaar nog een
jaar vrij kon blijven rondzwerven." Ten slotte werd
deze gepakt, nadat hij op Canadeesch grondgebied
was teruggekeerd.
HOE moeilijk het vraagstuk van de achtervolging
van een naar een ander land gevluchten mis
dadiger staatsrechterlijk op te lossen is, leeren ons
de Vereenigde Staten van Amerika. Dit land bestaat,
zooals bekend, uit acht-en-veertig tot op zekere
hoogte onafhankelijke staten in federaal verband.
Welnu, eerst in 1933 is het gelukt een wet te doen
aannemen, waarbij aan de federale recherche te
Washington het Federal Bureau of
Investigation bevoegdheid is verleend in alle
acht-enveertig staten een misdadiger te achtervolgen en te
arresteeren en dan nog slechts bij bepaalde, zeer
ernstige en met name genoemde misdrijven. Tot
genoemd jaar had uitsluitend de politie der ver
schillende staten het recht een dergelijken mis
dadiger te achtervolgen en aan te houden en was
uitwisseling van stukken, gevolgd door een uit
leveringsprocedure, noodig, om het mogelijk te
maken, dat een naar een anderen staat gevluchte
misdadiger zijn gerechte straf onderging. Eerst toen
een golf van hoogst ernstige misdaden waarvan
de roof van baby Lindbergh er n was het
onhoudbare van dezen toestand had aangetoond
en de publieke opinie in opstand was gekomen, was
de mogelijkheid tot aanneming van de wet van 1933
geschapen.
Zoo werd eerst in 1933 in de Vereenigde Staten
van Amerika verwezenlijkt, hetgeen de congressisten
te Monaco in 1914 voor Europa wenschelijk hadden
geacht. Doch dan zouden wij eerst tot de Vereenigde
Staten van Europa moeten komen en daarna zou
er zoo iets als een Europeesche publieke opinie te
dien opzichte moeten ontstaan. Dit alles schijnt
onder de huidige omstandigheden meer dan ooit
een utopie.
TOCH is in Europa op het gebied der interna
tionale politioneele samenwerking tot bestrijding
van de misdaad zeer veel bereikt en dat dit zoo is,
danken wij aan twee mannen, aan den Nederlander
M. C. van Houten, den thans gepensionneerden
Kolonel der Koninklijke Marechaussee en aan
wijlen den Politiepresident te Weenen, Dr. Johann
Schober.
In 1919 richtte de heer Van Houten een schrijven
aan de meest op den voorgrond tredende politie
autoriteiten der wereld, waarin hij het stichten
van een internationale organisatie binnen het
kader van den Volkenbond bepleitte ter bestrijding
van die misdrijven, ten opzichte waarvan tusschen
de verschillende landen uitleveringsverdragen zijn
gesloten. Verder zette hij uiteen, hoe hij zich deze
internationale organisatie dacht. In de eerste
plaats zou noodig zijn, dat ieder land een centraal
bureau stichtte ter verzameling van alle gegevens,
welke op genoemde misdrijven betrekking hebben.
Daarboven behoorde een internationaal bureau te
worden gesteld uiteraard zonder eenige execu
tieve bevoegdheid hetwelk tot taak zou hebben:
het verzamelen van gegevens als signalementen,
portretten, vingerafdrukken, strafbladen van inter
nationale misdadigers, het verleenen van hulp bij
de opsporing van voortvluchtige misdadigers door
middel van een internationaal politieblad en het
uitwerken van voorstellen om de bestrijding van
de misdaad internationaal zoo doeltreffend mogelijk
te organiseeren.
Dr. Johann Schober maakte het mogelijk de
voorstellen van den heer Van Houten te verwezen
lijken, door in 1923 te Weenen een internationaal
politiecongres bijeen te roepen het eerste, dat
in elk opzicht werkelijk internationaal was waar
deze voorstellen tot een onderwerp van discussie wer
den gemaakt. Daar het bleek, dat een enkel congres
niet voldoende zou zijn tot het scheppen van een
doeltreffend internationaal contact, is uit den
boezem van het congres voortgekomen de
Commission internationale de police criminelle", welke
jaarlijks zou bijeenkomen. Dit is tot en met 1938
regelmatig geschied, de eerste maal in 1924 te
Weenen, de vierde maal in 1927 te Amsterdam, de
laatste maal in 1938 te Boekarest.
Talrijk zijn degenen geweest, die in 1919 zeer
sceptisch hebben gestaan tegenover den
gedachtengang en de mogelijkheid van verwezenlijking der
voorstellen van Kolonel Van Houten. Zijn blik op
hetgeen in dit opzicht noodig was en ook verwezen
lijkt kon worden, blijkt echter zeer scherp te zijn
geweest. In wezen is de organisatie, welke hij zich
dacht, tot stand gekomen geheel overeenkomstig
de lijnen, door hem aangegeven. De internationale
organisatie is tot stand gebracht in den vorm van
de commission internationale de police criminelle".
Het internationale bureau", waarvan de
grondslagen in 1923 zijn gelegd, is sedert uit
gegroeid tot een instelling, zonder welke men
zich de effectieve bestrijding van de misdaad, voor
zooverre deze een internationaal karakter draagt,
niet meer kan denken en er is thans vrijwel geen
land meer, dat niet in n of anderen vorm een
centraal bureau heeft voor dit doel. Hoe sterk deze
internationale organisatie in de afgeloopen jaren
is geworden, moge blijken uit het feit, dat zij zelfs
thans, zij het in beperkter mate, haar taak voortzet.
Van grooten invloed op den bloei dezer interna
tionale organisatie is geweest, dat zij zich nimmer
heeft bemoeid met politieke misdrijven. Wel zijn
daartoe in den loop der jaren pogingen aangewend,
o.a. onder den indruk van den moord op Koning
Alexander van Yougo-Slavië, doch de commission
internationale de police criminelle" heeft zich
daartegen steeds verzet en is in dit opzicht trouw
gebleven aan de richtlijnen, welke Kolonel Van
Houten ook te dien opzichte heeft aangegeven.
Het nog steeds te Weenen gevestigde internatio
nale bureau telt thans verschillende
onderafdeelingen als: een internationale inlichtingendienst
betreffende internationale misdadigers; welke ge
gevens verzamelt en distribueert over de centrale
bureaux der verschillende landen; een internationale
centrale ten behoeve van de bestrijding der
vervalsching van bank- en andere waardepapieren;
een internationale centrale ter bestrijding van
pasvervalschingen; een zendstation tot verspreiding
van politie-radioberichten en verder de uitgifte
van een internationaal politieblad.
Werden de leden der commission internationale
de police criminelle" aanvankelijk gekozen, zoo
worden deze sedert vele jaren door de Regeeringen
der aangesloten landen benoemd.
Over de technische hulpmiddelen, waarover de
politie ter bestrijding van de misdaad, welke inter
nationale vormen heeft aangenomen, beschikt, en
over de daarmede bereikte resultaten, zou uiteraard
nog veel te zeggen zijn. Voor ditmaal was slechts de
bedoeling, den lezer een indruk te geven van den
omvang en den vorm, welke de internationale
politioneele samenwerking ter bestrijding van den
misdaad heeft aangenomen.
Willem Pijper
OPPERVLAKKIG bezien zou men geneigd zijn
de universeele kunstmuziek tot een soort
super-Esperanto van het kunstgevoelig deel van
het menschdom te verklaren. Een toonladder is een
toonladder, hier of in Portugal. Tonale functie
wordt in Leipzig, Melbourne en Tokio op dezelfde
wijze onderwezen. De internationale waardeering
van de representatieve oude meesters der muziek
heeft een stabieler koers dan de dollar, de lire of de
yen. De belangstelling voor muziek als maatschap
pelijke factor verschilt in Timboektoe en Rotterdam
nauwelijks. En toch ontbreekt er aan dit schijnbare
internationalisme van de moderne gaya scienza
nog al het een en ander.
De taal" der internationale toonkunst wordt
vrijwel overal over het oppervlak der aarde ver
staan. De muziek", welke met behulp van die taal
opgeroepen, geschapen of gereproduceerd worden
kan, is in veel beperkter mate verstaanbaar dan
men aanvankelijk zou willen denken.
Bach, Meyerbeer en Sousa bedienden zich van
dezelfde noten en teekens, van vrijwel identieke
melodische en harmonische formules. Zou men
denken dat de Meyerbeer-enthousiast ooit tot een
werkelijk verstaan van Bach's muzikale bedoelingen
zou kunnen komen? Zou iemand durven vol
houden dat de geestelijke puber, gevoelig voor het
primitief geweld, waarvan b.v. Sonsa eens het
privilege had, tot het ervaren van n enkele musi
sche sensatie in staat zou zijn?
Hiermede is reeds aangeduid hoezeer ook in de
muziek het internationalisme aan bijzondere voor
waarden moet voldoen om bestaansmogelijkheid
te vinden. De ervaren melomaan, die een groot deel
van zijn belangstelling en van zijn tijd besteed heeft
aan het leeren kennen van de wereldlitteratuur der
muziek, mag het bestaan van artistieke landsgren
zen ontkennen. Hij deelt dit voorrecht met zijn mede
kunstenaars en met enkele groote geleerden.
Maar de wereld is niet bevolkt met kunstenaars
en geleerden; de wereld wordt niet geleid door de
inzichten van geleerden en kunstenaars integen
deel. Onze on-geleerde en on-kunstzinnige wereld
is nog niet eens aan een vaag idealisme betreffende
de menschelijke samenleving toe hoe zou zij
zich dan open kunnen stellen voor concrete
wenschen, die samenleving betreffende?
OP dit oogenblik een pleidooi te houden voor
internationale (kunst-) waardeeringen lijkt
monnikenwerk. Er was nooit veel overeenstemming
in de wederzijdsche appreciatie, maar het peil van
1939 ligt ver beneden het tot dusver geregistreerde
PAG. M DE GROENE No, 3263