Historisch Archief 1877-1940
Tooneel
Bespiegelingen over het tooneel
Jcanne van ScKaik-Willing
Een kalme bruiloft (Residentie-Tooneel)
TOEN mijn zoontje van de film thuis kwam
en vertelde wat hij had beleefd, zei hij: En
toen ging Jim naar zijn kamer en toen zat daar die
man op hem te wachten, daar bij mijn raam, zal
ik maar zeggen." Deze wijze van uitdrukken pleit
voor de film. Het kind had zich geïdentificeerd
met den jongen uit de film, de kamer, waar het
avontuur zich afspeelde was zijn kamer geworden,
hij zelf werd een gegeven moment Jim. Maar de
dame die achter me zat bij de vertooning van Een
kalme Bruilojt" van Esther Mac Crackens door
het Residentie-Tooneel" onder regie van Bets
Ranucci?Beckmann zei tot haar hardhoorigen
man: Daar heb je haar weer."
Zoon in als mijn jongetje er zich van bewust was,
dat hij filmcritiek leverde, zal mijn achterbuur
vrouw geweten hebben, dat zij de meest kernachtige,
scherpe definitie gaf, die er van dit stuk te geven viel.
Er bestaat geen tweede gezegde in onze taal, dat
zoo juist den afstand uitdrukt, die den eenen mensch
van den anderen scheidt. Het is een kil, benepen,
hooghartig woord, een woord met een kleineerenden
ondertoon, een woord waaruit de sfeer van burger
lijke zelfingenomenheid, van alkoof, antimakassar,
namaak-Japansche koppen, moquette tafelkleed,
gehaakte beddesprei en boterhammenworst opstijgt.
Daar heb je haar weer". Nee, lezer, ik wil niets
kwaads van mijn achterbuurvrouw zeggen, ze
zei slechts het juiste woord op de juiste plaats.
Ze had volkomen gelijk.
Daar heb je haar weer:
Redderige oude dame met vazen, lakens en
koppen thee,
zeurderige, oncharmante bruid (raakt van de
kook),
bruidegom stampvoetend, hulpeloos in den tuin
mokkende bruid achternahollend,
malle, dikke tante, (publiek, lachl)
schoolkind met te korte jurk (publiek, lach!)
Fransch verhaspelende couturière (publiek, lach!)
mondaine, levenswijze logee, schenkt thee,
kussens op vloer, waarop raar modern wicht,
jongeman met te sterk aangezette oogen
troisquart hangend over rug van chesterfield kanapee
praat met wicht over kunst,
een pa, kloppend op binnenzak, waarin
chequeboek, drinkt eerst thee, daarna sherry,
bruid weg
bruidegom weg
telefoon
kamerkatje met tooneeldribbel en kunstbloemen
in de hand voor vaas doet snibbig over afwezigheid
van bruidspaar
deining
weer couturière, weer wicht, weer moeder met
vazen, weer heer van chesterfield, thans
zenuwachtig over afwezigheid bruidspaar,
weer schoolkind, thans gichelend,
bruid terug
bruidegom terug
bekentenis: nacht in eigen flat....
for shame! ontsteltenis! schuddende wijsvingers!
schuddende boezems bij oudere vrouwen! ondeugen
de lach bij jongere aanwezigen!
bruiloftsmarsch, stoet voor het stadhuis,
alles O.K.
doek!
MIJN achterbuurvrouw had nog beter gezegd:
Daar heb je het weer!" Te weten: Holland
in zijn ongunstigste gedaante, burgerlijk, zonder
verheffing, stijl, grandezza. Men huivert, wanneer
men bedenkt, dat de directie van het Residentie
Tooneel" dan toch maar dit stuk gekozen heeft,
dat mevrouw Ranucci het heeft geregisseerd, niet
met een sneer, niet parodieerend om dezen duffen
geest aan de kaak te stellen, maar doodernstig,
elk kopje thee zijn volle maat gevend.
Het is om te huilen, om je als toeschouwer diep
te schamen, om het nooit meer te wagen een behoor
lijk mensch mee naar den schouwburg te nemen!
En dan de dagbladcritiek, die voor een deel een
dergelijke voorstelling nog met fluweelen hand
schoenen aanpakt en deze verfoeilijke lamlendig
heid met den mantel der liefde bedekt! Want de
acteurs moeten ook leven en het tooneel is een
hachelijke zaak, die niet teveel stroppen verdragen
kan. Ik vrees, ik vrees.... deze zachtaardige
critici bewijzen de kunst van het toneel een kwaden
dienst! Het kan niet verstandig zijn om de ware
minnaars van het tooneel uit den schouwburg weg
te jagen en de rangen te vullen met menschen, die
in deze zaken het oordeel des onderscheids missen.
Het tooneel moet het per slot hebben van hen die
liefde koesteren voor de dramatische kunst. Mochten
de menschen van deze categorie tezamen niet
kapitaalkrachtig genoeg zijn om de kunst hunner
neiging haar kunstpaleizen te gunnen, laat dan de
muze verhuizen naar een tent of een schuur of
een zolder, het zal baar minder ontsieren dan het
Liebaugeln met het stompzinnigste deel van het
publiek, met hen die geen oogen hebben om te zien
of ooren om te hooren, enkel om de exploitatie
der dure schouwburgzalen mogelijk te maken.
Ik ben onbevoegd om te beoordeelen of het
paardemiddel noodig is. Wanneer ik de volle zalen
zie, zoodra er iets werkelijk goeds wordt geboden,
zou ik zeggen: men mag niet te pessimistisch zijn.
Maar soms is het goed droomen van goud-met-roode
schouwburgzalen, door knappe commercianten
geëxploiteerd voor doeleinden, die geen sterveling
met kunst zou kunnen verwarren. Waar geen
kunstcriticus qua talis een voet zou binnen zetten,
zoomin als hij de ronde doet in de eethuizen om
te verkondigen, waar de fasant het best gebraden
wordt. En dan ergens in de periferie een armelijk
lokaal, waar spelers, bevrijd van de zorgen om dure
exploitatierekeningen, en een begrijpend, toegewijd
publiek elkaar in liefde voor de dramatische kunst
ontmoeten. Want de nood der schouwburgen en
de nood van het tooneel dekken elkaar niet en
dat wordt al te vaak vergeten.
ER is reeds enige tijd een literaire" kibbelpartij
tussen de dichters Vestdijk en Weremeus
Buning gaande, welke zoveel marktplein-allures
heeft aangenomen, dat zij niet bepaald kan bij
dragen tot het prestige van onze hedendaagse
letteren. Beiden zijn elkaar te lijf gegaan met een
soort rijmsels dat men hier nog steeds al te eufe
mistisch gedichten" pleegt te noemen. En de heer
Werumeus Buning ontzag zich zelfs niet, zalvings
volle prediker van moraal en volksheid" als hij
anders is, een zogenaamde Shakespeare-vertaling
te misbruiken, om zijn tegenstander door middel
van een acrostichon te honen. Vestdijk heeft het
daarbij niet gelaten, maar zijn collega, die inderdaad
meer van dure kook- dan van duurzame dichtkunst
verstand schijnt te hebben, van antwoord gediend
in sonnet-vorm, op een wijze die niet zozeer
anticulinair als wel pro-Shakespeare is. Hetgeen alweer
den heer Buning regels deed publiceeren als de
volgende:
,,'k Lees U mijn laatst sonnet, dat langer leeft
Dan iets van U, ook als ge een eeuw beleeft;"
Een verwatenheid die men nog het liefst aan
onhandige ironie zou willen toeschrijven.
Van een dergelijke kijfpartij zouden alle anderen
zich niets behoeven aan te trekken, wanneer ze
niet in de eerste plaats symptomatisch was voor
het laag-bij-de-grondse en huisbakken niveau
waarop ondanks alle mooipraterij de heren dich
ters" zich durven te begeven ten aanschouwe van
allen die straks hun superioriteit in boek en dagblad
opgedrongen krijgen; en wanneer -ze niet in de
tweede plaats onwillekeurig aantoonde, hoezeer
niet alleen de goede toon, maar ook ieder besef
van hiërarchie volkomen verloren gaat bij degenen
die over de grootste publicatie-mogelijkheden be
schikken.
Want wat men ook tegen het werk van Simon
Vestdijk voor critiek moge hebben, het feit blijft
onaangetast, dat hij een van onze verdienstelijkste
schrijvers en dichters is op dit ogenblik, die ondanks
zijn betrekkelijke jeugd al een heel oeuvre op zijn
naam heeft staan. Terwijl de heer Werumeus
Buning, afgezien van een half dozijn behoorlijke
verzen, op ieder literair en half-literair gebied
(in de toneelwereld!) een mislukking is, die alleen
door een op de maagsappen prikkelend werkende
schrijfwijze zich nog enigermate handhaaft. Tot zijn
verontschuldiging geldt, dat de heer Vestdijk, door
op dergelijke critische incompetentie en kijfzucht
in te gaan, zich vrijwillig geëncanailleerd heeft,
en de consequenties daarvan heeft te incasseren.
Laten hij en anderen die op dezelfde manier
uitgedaagd" worden, wijzer zijn. Er zijn standen
en standen, ook in de wereld der kunst. En alleen
het werk, hetgeen men presteert, beslist gelukkig
over de stand waartoe men behoort. Wij hebben
de hiërarchie niet uit het oog te verliezen, en ons
als vrije mannen en zelfbewuste werkers niet in
te laten met de cabale" van provocerende stumpers.
Het past niet, heus, het past niet, zó ver neer te
buigen! A. H.
Hooge Veluwe55
Haar aandeel in de tot standkoming van de ver
zameling heeft zich immers niet bepaald tot het
beschikbaar stellen van de noodige financiën.
Persoonlijk heeft zij zich tot het laatste toe ingelaten
met details zoowel van het museum als van de
verzameling. Haar voorkeur voor moderne ab
stracte Franschen heeft zij met nadruk doen gelden
bij de tot standkoming der verzameling, zooals ook
haar afkeer of geringe waardeering voor bepaalde
schilders of richtingen deze buiten de verzameling
wist te houden of daarin niet zoo ruim toe liet als
anders het geval zou zijn geweest. Tholen b.v. is
zulk een voorbeeld van een bijna afwezige. Overigens
dient men voorzichtig te zijn in het oordeel over
haar aandeel in de collectie, omdat deze toch in
hoofdzaak op rekening komt van H. P. Bremmer.
Dat Mevr. Kröller aan Bremmer de gelegenheid
heeft geboden, dit tot stand te brengen is een ver
dienste, die niet verminderd wordt door het
bei treurenswaardige feit, dat de markante persoonlijk
heid van den man die de verzameling vormde, aan
het einde moest terug treden en buiten de officieele
waardeering bleef die hem toe kwam. Hoeveel zij
hem verschuldigd was en in welke mate zij in haar
aesthetische scholing een leerling mocht worden
genoemd van Bremmer, bewees voldoende haar
boek met aesthetische bespiegelingen. Verklaarbaar
is het, dat zoo'n aarzelloos karakter waarin het
geven van leiding overheerschend was, op den duur
geen leiding naast zich kon dulden. Doch heel deze
historie vol strijd van de groei van een belangrijke
verzameling is nu achtergrond geworden en zal
geheel vergeten zijn door de geslachten, die op de
Hooge Veluwe de zeldzame collectie zullen
bestudeeren, die in menig opzicht representatief is voor
den overgangstijd der kunsten omstreeks 1890 tot
kort na 1917.
ER is verschil met vroegere verzamelaars, al
herinnert de machtspositie en de eerzucht aan de
figuren van kunstminnende Italiaansche macht
hebbers tijdens de bloei der renaissance. De snelheid
waarmee na een periode van druk en vergetelheid
Fransche impressionisten, Vincent van Gogh en
andere modernen tot hooge prijzen kwamen door
toedoen van den kunsthandel, heeft een einde
gemaakt aan hetgeen in de vroege igde eeuw nog
mogelijk was, toen de Primitieven en de grooten der
I7de eeuw buiten de commercieele belangstelling
vielen. Het was toen mogelijk, een stil en bescheiden
verzamelaar te zijn, geheel geleid door de eigen
genegenheid of liefde. Een gedeelte van da collectie
Kröller-Müller heeft ook nog een dergelijk domein
gekend, dat viel buiten het rumoer van de groote
kunstmarkt. Wij denken aan hetgeen van Radecker,
Csaky, Lehmbruck, Charley Toorop, Nijland, Mendes
da Costa, van der Leek e.a. reeds vroeg in de collectie
kwam. De jonge kunstenaars die toen in dit verband
werden opgenomen, zullen daardoor zeker gestimu
leerd zijn geworden. Geen enkele onzer musea heeft
daarna het voorbeeld in die mate gevolgd. Men
schuive niet alles op het gebrek aan middelen. Indien
men de tonnen zou publiceeren die over de laatste
5 a 10 jaren in ons land zijn geofferd aan de xyde
eeuwsche kunst en men stelde daarnaast de cijfers
op voor hedendaagsche kunst of voor kunst uit
andere cultuurperioden
(Romaansch-Gothisch-Egyptisch) besteed, dan zou men de trouw aan de iyde
eeuw als onoverwinbaar in ons land moeten be
schouwen, zonder dat die trouw ooit is uitgegroeid
tot een liefde van grooter ruimte en breeder er
kenningen.
De ruimere en andere instelling van de Hooge
Veluwe, waar met die traditie gebroken is, kan ons
dan des te meer verheugen.
KRUG BRUT
: CHAMPAGNE PARFA
PAG. II DE GROENE No. 3264