De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 23 december pagina 11

23 december 1939 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Tooneel Bespiegelingen over het tooneel Jcanne van ScKaik-Willing Een kalme bruiloft (Residentie-Tooneel) TOEN mijn zoontje van de film thuis kwam en vertelde wat hij had beleefd, zei hij: En toen ging Jim naar zijn kamer en toen zat daar die man op hem te wachten, daar bij mijn raam, zal ik maar zeggen." Deze wijze van uitdrukken pleit voor de film. Het kind had zich geïdentificeerd met den jongen uit de film, de kamer, waar het avontuur zich afspeelde was zijn kamer geworden, hij zelf werd een gegeven moment Jim. Maar de dame die achter me zat bij de vertooning van Een kalme Bruilojt" van Esther Mac Crackens door het Residentie-Tooneel" onder regie van Bets Ranucci?Beckmann zei tot haar hardhoorigen man: Daar heb je haar weer." Zoon in als mijn jongetje er zich van bewust was, dat hij filmcritiek leverde, zal mijn achterbuur vrouw geweten hebben, dat zij de meest kernachtige, scherpe definitie gaf, die er van dit stuk te geven viel. Er bestaat geen tweede gezegde in onze taal, dat zoo juist den afstand uitdrukt, die den eenen mensch van den anderen scheidt. Het is een kil, benepen, hooghartig woord, een woord met een kleineerenden ondertoon, een woord waaruit de sfeer van burger lijke zelfingenomenheid, van alkoof, antimakassar, namaak-Japansche koppen, moquette tafelkleed, gehaakte beddesprei en boterhammenworst opstijgt. Daar heb je haar weer". Nee, lezer, ik wil niets kwaads van mijn achterbuurvrouw zeggen, ze zei slechts het juiste woord op de juiste plaats. Ze had volkomen gelijk. Daar heb je haar weer: Redderige oude dame met vazen, lakens en koppen thee, zeurderige, oncharmante bruid (raakt van de kook), bruidegom stampvoetend, hulpeloos in den tuin mokkende bruid achternahollend, malle, dikke tante, (publiek, lachl) schoolkind met te korte jurk (publiek, lach!) Fransch verhaspelende couturière (publiek, lach!) mondaine, levenswijze logee, schenkt thee, kussens op vloer, waarop raar modern wicht, jongeman met te sterk aangezette oogen troisquart hangend over rug van chesterfield kanapee praat met wicht over kunst, een pa, kloppend op binnenzak, waarin chequeboek, drinkt eerst thee, daarna sherry, bruid weg bruidegom weg telefoon kamerkatje met tooneeldribbel en kunstbloemen in de hand voor vaas doet snibbig over afwezigheid van bruidspaar deining weer couturière, weer wicht, weer moeder met vazen, weer heer van chesterfield, thans zenuwachtig over afwezigheid bruidspaar, weer schoolkind, thans gichelend, bruid terug bruidegom terug bekentenis: nacht in eigen flat.... for shame! ontsteltenis! schuddende wijsvingers! schuddende boezems bij oudere vrouwen! ondeugen de lach bij jongere aanwezigen! bruiloftsmarsch, stoet voor het stadhuis, alles O.K. doek! MIJN achterbuurvrouw had nog beter gezegd: Daar heb je het weer!" Te weten: Holland in zijn ongunstigste gedaante, burgerlijk, zonder verheffing, stijl, grandezza. Men huivert, wanneer men bedenkt, dat de directie van het Residentie Tooneel" dan toch maar dit stuk gekozen heeft, dat mevrouw Ranucci het heeft geregisseerd, niet met een sneer, niet parodieerend om dezen duffen geest aan de kaak te stellen, maar doodernstig, elk kopje thee zijn volle maat gevend. Het is om te huilen, om je als toeschouwer diep te schamen, om het nooit meer te wagen een behoor lijk mensch mee naar den schouwburg te nemen! En dan de dagbladcritiek, die voor een deel een dergelijke voorstelling nog met fluweelen hand schoenen aanpakt en deze verfoeilijke lamlendig heid met den mantel der liefde bedekt! Want de acteurs moeten ook leven en het tooneel is een hachelijke zaak, die niet teveel stroppen verdragen kan. Ik vrees, ik vrees.... deze zachtaardige critici bewijzen de kunst van het toneel een kwaden dienst! Het kan niet verstandig zijn om de ware minnaars van het tooneel uit den schouwburg weg te jagen en de rangen te vullen met menschen, die in deze zaken het oordeel des onderscheids missen. Het tooneel moet het per slot hebben van hen die liefde koesteren voor de dramatische kunst. Mochten de menschen van deze categorie tezamen niet kapitaalkrachtig genoeg zijn om de kunst hunner neiging haar kunstpaleizen te gunnen, laat dan de muze verhuizen naar een tent of een schuur of een zolder, het zal baar minder ontsieren dan het Liebaugeln met het stompzinnigste deel van het publiek, met hen die geen oogen hebben om te zien of ooren om te hooren, enkel om de exploitatie der dure schouwburgzalen mogelijk te maken. Ik ben onbevoegd om te beoordeelen of het paardemiddel noodig is. Wanneer ik de volle zalen zie, zoodra er iets werkelijk goeds wordt geboden, zou ik zeggen: men mag niet te pessimistisch zijn. Maar soms is het goed droomen van goud-met-roode schouwburgzalen, door knappe commercianten geëxploiteerd voor doeleinden, die geen sterveling met kunst zou kunnen verwarren. Waar geen kunstcriticus qua talis een voet zou binnen zetten, zoomin als hij de ronde doet in de eethuizen om te verkondigen, waar de fasant het best gebraden wordt. En dan ergens in de periferie een armelijk lokaal, waar spelers, bevrijd van de zorgen om dure exploitatierekeningen, en een begrijpend, toegewijd publiek elkaar in liefde voor de dramatische kunst ontmoeten. Want de nood der schouwburgen en de nood van het tooneel dekken elkaar niet en dat wordt al te vaak vergeten. ER is reeds enige tijd een literaire" kibbelpartij tussen de dichters Vestdijk en Weremeus Buning gaande, welke zoveel marktplein-allures heeft aangenomen, dat zij niet bepaald kan bij dragen tot het prestige van onze hedendaagse letteren. Beiden zijn elkaar te lijf gegaan met een soort rijmsels dat men hier nog steeds al te eufe mistisch gedichten" pleegt te noemen. En de heer Werumeus Buning ontzag zich zelfs niet, zalvings volle prediker van moraal en volksheid" als hij anders is, een zogenaamde Shakespeare-vertaling te misbruiken, om zijn tegenstander door middel van een acrostichon te honen. Vestdijk heeft het daarbij niet gelaten, maar zijn collega, die inderdaad meer van dure kook- dan van duurzame dichtkunst verstand schijnt te hebben, van antwoord gediend in sonnet-vorm, op een wijze die niet zozeer anticulinair als wel pro-Shakespeare is. Hetgeen alweer den heer Buning regels deed publiceeren als de volgende: ,,'k Lees U mijn laatst sonnet, dat langer leeft Dan iets van U, ook als ge een eeuw beleeft;" Een verwatenheid die men nog het liefst aan onhandige ironie zou willen toeschrijven. Van een dergelijke kijfpartij zouden alle anderen zich niets behoeven aan te trekken, wanneer ze niet in de eerste plaats symptomatisch was voor het laag-bij-de-grondse en huisbakken niveau waarop ondanks alle mooipraterij de heren dich ters" zich durven te begeven ten aanschouwe van allen die straks hun superioriteit in boek en dagblad opgedrongen krijgen; en wanneer -ze niet in de tweede plaats onwillekeurig aantoonde, hoezeer niet alleen de goede toon, maar ook ieder besef van hiërarchie volkomen verloren gaat bij degenen die over de grootste publicatie-mogelijkheden be schikken. Want wat men ook tegen het werk van Simon Vestdijk voor critiek moge hebben, het feit blijft onaangetast, dat hij een van onze verdienstelijkste schrijvers en dichters is op dit ogenblik, die ondanks zijn betrekkelijke jeugd al een heel oeuvre op zijn naam heeft staan. Terwijl de heer Werumeus Buning, afgezien van een half dozijn behoorlijke verzen, op ieder literair en half-literair gebied (in de toneelwereld!) een mislukking is, die alleen door een op de maagsappen prikkelend werkende schrijfwijze zich nog enigermate handhaaft. Tot zijn verontschuldiging geldt, dat de heer Vestdijk, door op dergelijke critische incompetentie en kijfzucht in te gaan, zich vrijwillig geëncanailleerd heeft, en de consequenties daarvan heeft te incasseren. Laten hij en anderen die op dezelfde manier uitgedaagd" worden, wijzer zijn. Er zijn standen en standen, ook in de wereld der kunst. En alleen het werk, hetgeen men presteert, beslist gelukkig over de stand waartoe men behoort. Wij hebben de hiërarchie niet uit het oog te verliezen, en ons als vrije mannen en zelfbewuste werkers niet in te laten met de cabale" van provocerende stumpers. Het past niet, heus, het past niet, zó ver neer te buigen! A. H. Hooge Veluwe55 Haar aandeel in de tot standkoming van de ver zameling heeft zich immers niet bepaald tot het beschikbaar stellen van de noodige financiën. Persoonlijk heeft zij zich tot het laatste toe ingelaten met details zoowel van het museum als van de verzameling. Haar voorkeur voor moderne ab stracte Franschen heeft zij met nadruk doen gelden bij de tot standkoming der verzameling, zooals ook haar afkeer of geringe waardeering voor bepaalde schilders of richtingen deze buiten de verzameling wist te houden of daarin niet zoo ruim toe liet als anders het geval zou zijn geweest. Tholen b.v. is zulk een voorbeeld van een bijna afwezige. Overigens dient men voorzichtig te zijn in het oordeel over haar aandeel in de collectie, omdat deze toch in hoofdzaak op rekening komt van H. P. Bremmer. Dat Mevr. Kröller aan Bremmer de gelegenheid heeft geboden, dit tot stand te brengen is een ver dienste, die niet verminderd wordt door het bei treurenswaardige feit, dat de markante persoonlijk heid van den man die de verzameling vormde, aan het einde moest terug treden en buiten de officieele waardeering bleef die hem toe kwam. Hoeveel zij hem verschuldigd was en in welke mate zij in haar aesthetische scholing een leerling mocht worden genoemd van Bremmer, bewees voldoende haar boek met aesthetische bespiegelingen. Verklaarbaar is het, dat zoo'n aarzelloos karakter waarin het geven van leiding overheerschend was, op den duur geen leiding naast zich kon dulden. Doch heel deze historie vol strijd van de groei van een belangrijke verzameling is nu achtergrond geworden en zal geheel vergeten zijn door de geslachten, die op de Hooge Veluwe de zeldzame collectie zullen bestudeeren, die in menig opzicht representatief is voor den overgangstijd der kunsten omstreeks 1890 tot kort na 1917. ER is verschil met vroegere verzamelaars, al herinnert de machtspositie en de eerzucht aan de figuren van kunstminnende Italiaansche macht hebbers tijdens de bloei der renaissance. De snelheid waarmee na een periode van druk en vergetelheid Fransche impressionisten, Vincent van Gogh en andere modernen tot hooge prijzen kwamen door toedoen van den kunsthandel, heeft een einde gemaakt aan hetgeen in de vroege igde eeuw nog mogelijk was, toen de Primitieven en de grooten der I7de eeuw buiten de commercieele belangstelling vielen. Het was toen mogelijk, een stil en bescheiden verzamelaar te zijn, geheel geleid door de eigen genegenheid of liefde. Een gedeelte van da collectie Kröller-Müller heeft ook nog een dergelijk domein gekend, dat viel buiten het rumoer van de groote kunstmarkt. Wij denken aan hetgeen van Radecker, Csaky, Lehmbruck, Charley Toorop, Nijland, Mendes da Costa, van der Leek e.a. reeds vroeg in de collectie kwam. De jonge kunstenaars die toen in dit verband werden opgenomen, zullen daardoor zeker gestimu leerd zijn geworden. Geen enkele onzer musea heeft daarna het voorbeeld in die mate gevolgd. Men schuive niet alles op het gebrek aan middelen. Indien men de tonnen zou publiceeren die over de laatste 5 a 10 jaren in ons land zijn geofferd aan de xyde eeuwsche kunst en men stelde daarnaast de cijfers op voor hedendaagsche kunst of voor kunst uit andere cultuurperioden (Romaansch-Gothisch-Egyptisch) besteed, dan zou men de trouw aan de iyde eeuw als onoverwinbaar in ons land moeten be schouwen, zonder dat die trouw ooit is uitgegroeid tot een liefde van grooter ruimte en breeder er kenningen. De ruimere en andere instelling van de Hooge Veluwe, waar met die traditie gebroken is, kan ons dan des te meer verheugen. KRUG BRUT : CHAMPAGNE PARFA PAG. II DE GROENE No. 3264

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl