De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 23 december pagina 12

23 december 1939 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

J -Letterkundig leven De af Film e almetingen s er Albert Heiman' OP het literaire vakgebied ken ik geen interes santer vraagstuk dan dat van het wezen der poëtische dimensie, let wel: ik zeg niet van het wezen der poëzie, want dat is een bijna metafysische kwestie, en ik zou in grote ongelegenheid raken, als ik mij zo-maar, op de meer populaire wijze die hier geboden is, daaraan ging wagen. Neen, ik bedoel iets zeer concreets, waar wij in ronde woorden over spreken kunnen: het stylistische procédé, waardoor iets geschrevens geen proza is, maar poëzie. Hebben wij daaromtrent enige klaarheid, dan bezitten wij meteen ook enkele normen, waar mee wij allerlei nieuwere poëzie-bundels kunnen onderzoeken en indelen. Men kan het geval van vele gezichtspunten uit beschouwen, maar ditmaal geef ik er de voorkeur aan, het te doen aan de hand van een natuurkundige analogie, op gevaar af beschuldigd te worden van een zeker materialisme. Het is echter ondoenlijk om over de poëtische imponderabilia te spreken; dat geldt overigens voor alle. kunst, en het enige waarover wij het op een gegeven ogenblik met elkander eens kunnen worden, zijn de feitelijkheden het vak" betreffende. Een meester als Poe, die het onderscheid tussen proza en poëzie maar al te goed kende, maar die in critisch opzicht steeds een nuchtere Amerikaan bleef, heeft het in zijn voortreffelijke poëzie-studies altijd en bijna uitsluitend over technische kwesties, over structuur-vragen gehad. Over iets anders valt niet te praten, zonder dat men het.... alleen over zichzelf heeft. Wanneer wij nu het enkele, losse woord aanzien als iets nul-dimensionaals, dat net als een meet kundige punt geen grootte heeft, omdat het niets zegt, geen gedachte-inhoud heeft, maar slechts een punt van uitgang" vormt, dan mogen wij de gewone mededeling, die zich eventueel natuurlijk ook tot een enkel woord bepalen kan, een een dimensionale volzin noemen. Zulke zinnen zijn even theoretisch, en wellicht onbestaanbaar, als een-dimensionale dingen in de natuur. Er is feitelijk geen mededeling die niet vastzit aan andere, die geen bijgedachten oproept, maar uitsluitend recht en vlijmscherp op zijn bedoeling afgaat, geen neven-bedoelingen heeft, niet waggelt" en aldus twee-dimensionaal, dat is: associatief, omvang-rijk wordt. Alle dubbelzinnigheid, alle onklaarheid, alle vals effect in onze gewone mededelingen komt voort uit het twee-dimensionale karakter van de taal die wij op alledaagse wijze gebruiken. Natuurlijk kan het twee-dimensionale taaikarakter om een speciaal effect te bereiken, opzettelijk aangedikt worden; dat geschiedt veelal bij humoristische literatuur; de een-dimensionale mededeling is hoogstens grappig, is niet meer dan een naam" of benoeming; hoe subtieler het twee-dimensionale karakter, des te groter de kans op geestigheid en humor. Het is als het ware een verbreding van het betekenis-oppervlak van de volzin doorassociatie» Nu moet het ook mogelijk zijn om daaromheen nog ruimte en atmosfeer te scheppen; om de mede deling zo levend" te doen zijn, dat telkens de suggestie van een aparte wereld ontstaat, waarin het woord ding" geworden is, waarin dus naar goddelijk voorbeeld met het woord een scheppings daad verricht wordt. Deze drie-dimensionale taal noem ik proza", in de engere, literaire zin. Het is het proza met plasticerend vermogen, het beeldend proza, het proza waaruit al de dingen die benoemd worden en al het vele dat zelfs onbenoemd blijft, op u toetreedt; het is het proza dat geurt naar de seizoenen en dat zijn hand uitsteekt om u te lief kozen ; dat geladen is van stemmingsvolle muzieken, en waarvan de klank u op de tong ligt als prikkelend-zoete spijs. Drie-dimensionaal is de taal die gebouwd" is, met statige volzinnen en vloeiende ritmen; met hechte perioden en stoere conclusies; met de sierlijke krul van een suggestieve vraag en het gedurfde torentje van een uitroep. Goed proza is een bouw werk, dat stevig en doelmatig op zijn fundamenten staat, maar dat meer en schonere ruimte omsluit, dan ge van-buiten-af op het eerste gezicht zoudt zeggen. En een goed proza-boek is een monument, een paleis, een kathedraal. Het is de taal in al haar volheid, statisch en hoog-uitgebouwd, temidden van de rumoerige pleinen des levens, onaangedaan door de gewone praters die er langs lopen. EN de poëzie dan? mogen we nu vragen. Met de poëzie gebeurt datzelfde geheimzinnige en moeilijk-begrijpbare wat de wis- en natuur kundigen ons zo gemakkelijk demonstreeren met het blad van .Möbius", hoe door een simpele po ezie beweging, letterlijk een handomdraai, wij uit deze prozaïsche wereld kunnen opereren in dat myste rieuze en toch zo reële gebied der vier-dimensionale dingen. Ik wil er iets heel concreets mee zeggen, wanneer ik poëzie de vier-dimensionale taal noem; zij is een zodanige mededeling, dat de meestruimtelijke taal daardoor overtroffen wordt en tijds-ruimtelijk geworden is, zo, dat er geen wezen lijk verschil meer bestaat tussen de ruimtelijke waarde en de tijds-waarde daarvan. Of anders gezegd: de poëzie is zo eeuwig", zo ontijdelijk als de wereld onbeperkt is. Wilt ge een bewijs ervan? Welnu, let er dan eens op, hoe weinig de tijdsvorm van het werkwoord in de poëzie te beduiden heeft; het komt er behalve voor de muzikaliteit van het vers al heel weinig op aan of een dichter de tegen woordige tijd of de verleden tijd gebruikt; en talloos zijn de voorbeelden van het door-elkaar gebruiken van allerlei tijden" in voortreffelijke gedichten. Laat ons echter geen verhandelingen houden over het poëtisch aspect van de vierde dimensie; laat het genoeg zijn te zeggen, dat de poëzie vier dimensionaal is, omdat zij buiten de alledaagse" wereld van fysische realiteiten voert in een waarnemingsveld waarin men zich niet recht thuis kan voelen zonder de nodige voorbereiding en het eigenaardige vermogen om met meer abstracte voorstellingen te denken en.... te voelen. Precies zo als men de vier-dimensionale wereld in geen enkel opzicht vergïlijken kan met die van onze alledaagse realiteit, precies zo vormt de wereld der poëzie een geheel eigen domein, waarin de dingen aan eigen wetten gehoorzamen, die maar al te vaak totaal afwijken van die welke elders gelden; de poëzie heeft dan ook haar eigen grammatica en haar eigen syntaxis, haar eigen ritmische wetten en scala's van betekenissen. Het moet intussen mogelijk zijn de formule aan te geven, waardoor de allerbeste literaire taal omgestulpt" wordt tot poëzie, en waarmee om bij hetzelfde beeld te blijven de Lorentz-transformatie der poëzie bewerkstelligd wordt. En stellen wij de imponderabilia" der hogere dichtkunst gelijk met de imaginaire getallen waarmee de wis- en natuurkundigen opereren, dan blijft er nog genoeg over, wat met de hoofdbewerkingen te becijferen valt, zonder dat men al direct behoeft te spreken over de meer platvloerse techniek" der poëzie. WAAR de nieuwe dimensie dan door ontstaat? In de eerste plaats wel, door een abstractie proces, waarin al het toevallige, bijkomstige, gedetailleerde weggewerkt ia, en het algemeengeldige, het universele overblijft. De woorden ondergaan een dusdanige zuivering, dat zij weer in hun oer-betekenis verstaan kunnen worden, kunnen optreden in een nieuw en verrassend ver band. In vele gevallen staat dit gelijk met een ontzaglijke vermeerdering van de betekenis-inhoud van sommige woorden, in andere juist met een verlies, wat echter dan weer het klank-element, de muzikaliteit ten goede kan komen. Want gebruikt de poëzie de allerdiepste zin der woorden, zij ver smaadt evenmin de grenswaarde" der taal, die buitenste sfeer der taal, waar zij bijna geheel in muziek welluidende klank en ritme is overgegaan. Het belangrijkste echter is de abstractie, de universalisering. Gelegenheids-poëzie is maar halfpoëtisch; het is dichtkunst die nog vertroebeld bleef met prozaïsche bestanddelen, welke opzichzelf wel waardevol kunnen zijn, doch in de vier-dimen sionale wereld der poëzie een funeste onzuiverheid veroorzaken. Bijna alle anecdotische elementen doen dit bijvoorbeeld, en zij vormen ook het duide lijkste kenmerk van de gelegenheidspoëzie". Er zijn talloze overgangsvormen denkbaar, van het proza naar de poëzie; en de critiek die zich meestal óf op de vorm, óf op de inhoud blind staart, doch te zelden haar oordeel velt op grond van de ver binding van beide, noemt dikwijls poëzie wat slechts poëtiserend proza is, en omgekeerd. De ware poëzie is alleen de absolute dichtkunst; die waarin het vers een transpositie naar hogere, abstracte dimensies heeft ondergaan. Gij hebt reeds begrepen dat dit spel met dimensies maar een aardigheidje is; een grap welke niettemin een kern van waarheid bevat, en waardoor wij vele lange redenaties kunnen ontlopen, om iets aan te duiden van de zaak waar het precies cm gaat. De wereld van den dichter is bij voorkeur een wereld van analogieën; hij zal het dus niet kwalijk mogen nemen dat het zinne-beeld ook daar gevonden wordt, waar men het niet zou verwachten: in de wereld van Minkowski! BESTAAT ER Een aanval op de beschou wingen van Lx. ijoost. Mr. Henrik Scholte ZELDEN is er in deze kolommen een artikel op filmgebied verschenen, dat zoozeer van de titel FILM-MOEHEID tot het laatste woord: dreigende teleurstelling" tot tegenspraak lokt, als dat van den Heer C. Boost in De Groene" van 2 December j.l. Ontdaan van zijn Sinterklaas surprise-verpakking, blijft daar voor ons slechts de teleurstelling" in het feit, dat er nog altijd enkele critici schijnen te zijn, die de vitaliteit missen om hun tien jaar geleden gevormde ideeën te toetsen aan de in elk opzicht merkbare ontwikkeling, speciaal der Amerikaansche filmindustrie, en die dus verstarren in een schema, dat op de huidige film zoo kwalijk past als een Ford Model 1925 in het snelverkeer van 1940. Het zijn deze critici een steeds slinkende garde overigens die thans langs hun lezend en bioscoop bezoekend publiek heenpraten en, als er derhalve van film-moeheid" gesproken moet worden, is het veeleer de vermoeiende herhaling, die zij zelf moeten beseffen door steeds weer dezelfde stok paardjes te berijden op hout, dat van verdorring wormstekig geworden is! In 4e eerste plaats mag in uiterlijken zin thans minder dan ooit van film-moeheid" gesproken worden. In Amerika wagen thans de groote maat schappijen zich zelfs voor hun duurste films meer dan ooit aan het experiment: Goodbye Mr. Chips" was b.v. een krachtproef op de smaak van het publiek, nl. of dit een naar inhoud onromantische, ja misschien onbelangrijke film, wars van alle clichékon verdragen. Jongensstad" al is het dan ook sindsdien vele malen nagevolgd was in wezer en opzet nieuw. En bij de beocrdeeling van de film en het gebruik van groote woorden als film-moe" e.d. gaat het toch in de eerste plaats om de beteekenis der groote publiekfilms, en niet om de doorsnee-werken, die den stand van de film-industrie evenmin bepalen (en zeker niet naar boven afgrenzen), als de detec tive-romans rondom het kunstwerk in de boek handel-etalage een norm zijn voor den stand" der literatuur! In het komende filmwerk On Borrowed Time" durft men het naar vorm en inhoud novum" van irreëele filmlyriek aan, dat sinds Fritz Lang's Der Müde Tod" twintig jaar lang door de industrie terzijde geschoven was. In "The Wizard of Oz" experimenteert men met levende acteurs in de fan tastische gestalten van niet-bestaande wezens. In tal van films, juist dit seizoen, blijkt een gelukkige vcrm-v rnkuwing naast wezenlijk hoogeren in houd en steeds zal het laatste een nog grooter, nog belangrijker experiment op de publieke smaak blijken, dan het eerste! EN wat dit publiek betreft, het verheugende ver schijnsel doet zich voor, dat door een zich fijner ontwikkelend filminstinct, betere voorlichting, sug gestievere filmmentaliteit zooals de regisseur en met hem de spelers, die mentaliteit zelfs door middel van een vreemde taal op het doek waar maken de huidige film in het algemeen en de hier genoemde, buiten het clichévallende films zelfs in het bijzonder een succes gehad hebben, dat door geen oorlogsdreiging of andere tijdsomstandigheden te beïnvloeden bleek. Indien bij voorbeeld het publiek filmmoe was, zooals de schrijver wil doen voor komen, dan zou men dat hier in de bioscoop theaters toch wel in de eerste plaats moeten merken. Welnu, behoudens een heel kleine aarzeling in (laat ons zeggen) de eerste tien dagen van den oorlog is de bioscoop meer dan ooit het centrum gebleken der entertainment" zoekende volksverbeelding. En al mag dan uit contrast met de misère van het dagelijksch leven en het is illusie en steeds weer illusie, die de mensch zoekt in dit spel der schadu wen! de lichtere" film, klucht en operette, zich OUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) T l KOT l N DEN HAAO - NASSAUPLEIN 6 EASTERN ART PAG. 12 DE GROENE No. 3264

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl