De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 23 december pagina 13

23 december 1939 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

F p FILMMOEHEID ? ?j 'l in het huidige tijdsgewricht speciaal in den gunst van het publiek verheugen, dit neemt niet weg, dat in theaters, die kennelijk stijl" in hun exploi tatie (en dus niet in de laatste plaats ook in hun advertenties"!) vertoonen, juist ook diep-ernstige, dikwijls naar vorm en wezen nieuwe" films brillante successen bleken. Zeven weken draait thans reeds voor onophoudelijk volle zalen "Goodbye Mr. Chips": een film die met eenigen moed aan de markt gebracht moest worden en twee jaar geleden eenvoudig als een vrome illusie" in de pen der scenario-schrijvers zou zijn gebleven, en waarvan men ook thans nog het kassucces" van tevoren allerminst had kunnen garandeeren. Kort daar voor draaide een diep-ernstig, uiterlijk toch bitter weinig glorieus en niet op de cliché-motieven der filmfantasie berustend chef d'oeuvre der Fransche filmkunst, Hotel du Nord", meer dan twee maanden achtereen. Dit was in de eerste plaats een regieprestatie van Marchel Carné: een der jongeren met een eigen stijl en nieuwe vormgeving, waarvan den Heer Boost dan blijkbaar de taal", die hij tot hem sprak, ontgaan is. DE Heer Boost noemt de oude namen: Pudowkin, Eisenstein en RénéClair. Namen die de film met eere hebben gediend en wellicht nog zullen dienen. Maar het is alsof men een boer hoort praten over de eerste grassprietjes van Maart, terwijl rondom hem thans de akker vol rijpend graan staat! Deze namen zullen voor altijd die van pioniers blijven uit den tijd, toen inderdaad de industrie regisseur nog dikwijls het manusje-van-alles, dat achter de sterren aan hijgde, was en zijn naam in de advertenties (en misschien ook in de brieven der productie-leiders) zoo niet vergeten, dan toch ver keerd gespeld werd. Maar doet het iets aan de his torische zoowel als aan de essentiëele beteekenis dier pioniers af, dat naast hen vele, vele anderen met een niet minder eigen, innoveerende stijl zijn komen te staan: niet alleen Lubitsch, Josef von Sternberg, W. S. van Dijke II, King Vidor, Henry Hathaway. Maar ook formidabel geladen kunste naarsnaturen, die zich in de industrie wisten dóór te zetten: Richard Thorpe, Frank Borzage, Julien Duvivier. En vooral ook jongeren, zooals de acteur regisseur Leslie Fenton zooals de jonge Amerikaansche student S. Sylvan Simon zooals de Hollywood wonderboy" en enfant chéri der Amerikaansche kunst-critiek Garson Kanin. Indien wij van het bioscoopbedrijf den stijl dezer regisseurs zelfs zouden weten te herkennen, als zij er niet voor teekenden" zooals men uit het rhytme van een vers zelfs den anoniemen dichter van importantie kan determineeren en de Heer Boost deze niet herkent, indien zij met naam en toenaam in de veelgesmade advertenties vermeld staan, dan wagen wij de veronderstelling uit te spreken, dat niet de industrie, niet het publiek achterlijk of filmmoe" is, doch de Heer Boost, die zijn kijk op film evenmin gescherpt heeft als zijn parate kennis. HOE weinig heeft het naar voorlichting en leiding hunkerende publiek, dat in een blad als De Groene" toch zonder twijfel zijn beste gidsen zou moeten vinden, aan critici, wier oogen gesloten bleven voor wat er tien jaar na de eerste stoot der filmvernieuwing gebeurde wier geest en kennis blind bleef voor wat er in die industrie wezenlijk veranderd is en nog dagelijks pleegt te veranderen! Waren de tijden anders en onze fondsen grooter, wij zouden de stoomboot van Sinterklaas willen charteren om deze critici een Hollywood te laten zien zooals het waarlijk is". En wij zijn er zeker van dat zij zelf trotsch zouden zijn als zij er dan ein delijk eens met een diploma voor Meer Uitgebreid Lager Onderwijs in Film-inzicht zouden terugkeeren: niet om de wijn der persconferenties of de oogen van een filmactrice, maar omdat zij van man tot man hadden kunnen spreken met de regisseurs, de scenario-schrijvers, ja vooral met die gevaar lijke geldmagnaten zelf. In 1940 en niet, zooals zij het eenmaal uit de tweede hand leerden, in 1925! Nu wijlen Irving G. Thalberg was zulk een geld magnaat. Hij occupeïrde zich 15 jaar geleden ook met andere films dan op het moment dat hij stierf, en de wereld Romeo en Julia", het aan hem opge dragen De Goede Aarde" en zelfs het uitgewerkte plan voor Goodbye Mr. Chips" achterliet... De geldelijke successen van geen dezer films stonden bij voorbaat vast en zijn misschien ten deele ook niet gerealiseerd. Maar er is voor de nagedach tenis van een Irving G. Thalberg geen eerloozer laster denkbaar, dan waarmee de Heer Boost thans nog een naar ik meen meer dan tien jaar oude uitspraak van Léon Moussinac meent te moeten onderstrepen: de bankiers wachten op de resultaten van hun speculaties en er is dus geen tijd om te experimen teeren". Het is tegenover de pogingen van de moderne filmindustrie, die enorme ri sico's op zich durft nemen om met het millioenenapparaat van de film niet altijd den weg van den geringsten weer stand te volgen, maar naar vorm en inhoud een rol van cultureele beteekenis te spelen in deze wereld, onwaardig om het lezend publiek het tegen deel te willen suggereeren door zulk oppervlakkig, onverant woordelijk en zelf naar vorm en inhoud verouderd schrijf sel als van den Heer Boost. Het gaat zelfs niet in de eerste plaats om financieële offers, die de filmindustrie zich bij haar voortdurend ex perimenteeren getroost heeft: er zijn andere offers gevallen en ook een Irving G. Thalberg stierf niet met de satisfactie van een rijk man, maar.... overwerkt temidden van zijn strijd om de betere film, toen hij nog maar nauwelijks 37 jaar oud was. Voor anderen in deze in dustrie is dit een aansporing om des te energieker zijn levenswerk voort te zetten. Daarbij wordengeen scenario's aan de regisseurs opgelegd", geen sterren hem opgedron gen! Talrijk zijn de voor beelden, waarbij de industrie tonnen verloor, omdat een scenario niet aan de ver wachtingen bleek te voldoen, een rol verkeerd bezet bleek. Conflicten met regisseurs zullen hieruit van zelfsprekend voortkomen. Maar het zijn conflicten tusschen gelijke partijen", conflicten die de film zelf gezonder maken, omdat zij ontstaan uit een opbouwende samenwerking tusschen zakelijk en artistiek inzicht, en vrij wat minder destructief dan het dogma van een verouderde kunstcritiek in conflict met de reeds zooveel, zij het onbewust, fijner genuanceerde verlangens van het publiek. DE Heer Boost laboreert daaraan dat hij sommige vorm-principes, die belangrijk waren in een tijd dat de film nog geen eigen taal" had en de meeste regisseurs nog geen eigen stijl" en artistieke waardigheid, nog altijd voorop stelt en niet ziet dat met het volle behoud van vormexperiment in regie en montage (bij voorbeeld het montage-werk van den avantgardist Vorkapich, die begon met het door den Heer Boost als exceptie genoemde "Crime Without Passion", in tal van ,,gewone" publiekfilms, ja operettes!) de groote stuwkracht en opgang ligt in de wezenlijk hoogere vorm van "story-telling" scenario, gegeven en wijze-van-behandelen, waardoor de filmindustrie juist thans meer dan ooit bezig is school" te maken onder de regisseurs en de jongeren, onder de spelers en niet in de laatste plaats onder het meer en meer zelfstan dig oordeelend publiek. Want als laatste conclusie durven wij te beweren, dat lijnrecht tegenover deze verouderde vorm van filmcritiek de reactie staat van het publiek zelf, "Mr. Average-man", dat wel degelijk komt om film te zien, en gaat naar dat theater, waarvan hij min of meer bewust weet, dat eenzelfde, continue stijl" in zijn wekelijksche vertooningen brengt en hem daardoor zooveel mogelijk de materieele teleurstel ling van een verkeerd belegd" entree-biljet be spaart, en voorop stelt wat het witte doek zelf te brengen heeft. Het is aan den Heer Boost om zich in te schakelen als critische middelaar tusschen film en publiek, die hem beiden ver vooruit zijn, in plaats van in een boos hoekje te zitten herkauwen wat eenmaal tien of vijftien jaar geleden noodig en nuttig was om te zeggen. Maar wat nu eerder film-moe" is dan wat de Heer Boost aanvalt zonder het te kennen noch te begrijpen! Mr. Henrik Scholte Antwoord ZIE DE BON OP PAG. 23 ETER dan in te gaan op bovenstaande pathetische verdediging van Hollywood laten wij Mr. Henrik Scholte, publiciteits-chef van de MetroGoldwyn-Mayer, beantwoorden door Mr. Henrik Scholte, oud-publicist en oud-hoofdredacteur van Fimliga": De groote fundamenteele fout van de filmindustrie, een fout die tenslotte door geen technische perfectie, door geen virtuoze habiliteit van verfilming en storytelling kan worden goed gemaakt, is hare afhankelijk heid van het wachtwoord van den dag: zij kan het zich niet veroorloven te leiden en voor te gaan, zij kan hoogstens zoo vlug mogelijk aanpassen, onmiddellijk overnemen en binnen de limiet, die het maken van een film toch altijd nog stelt (acht d tien weken) uit drukking geven aan wat het als murmureerende wensch van Jan Publiek heeft, of wel meent te hebben, opgevangen." (?Filmliga" Juni '35) En na het seizoen 1934?'35, waarin o.m. It happened one Night", Bengal Lancers", Crime without Passion", The thin Man", No greater Glory", Men in White" en The scarlet Empress" vertoond was, constateerde onze opponent-van-het oogenblik filmmoeheid een moeheid, die wel in de allereerste plaats het gevolg is van een al te straf centralisatie- en nivelleeringssysteem, dat Hollywood blijft toepassen, als ware de film nog een nieuwtje en het leven een kermis van oncritische potverteerders." (?Filmliga" Juni '35) Het komt ons voor, dat de hier boven geciteerde uitlatingen van den criticus Scholte, die een jaar vóór zijn in dienst treding bij de Metro neerge schreven werden, meer objectieve waarde bezitten dan zijn huidige verdediging. C. BOOST PAG. 13 DE GROENE NO.MM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl