Historisch Archief 1877-1940
D E G R O E N E AMSTERDAMMER
*
f.
OPGERICHT
1877
Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000.
Abonnementen kunnen met elk nummer Ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden'beëindigd.
23 DEC.
1939
it
DRIEERLEI KERSTMIS
'l
'r,
Prof. dr. G, van der Leeuw
DE vanzelfsprekende gang van ons leven met
zijn routine van eiken dag en zijn vacantie
en feestelijkheid op bepaalde dagen heeft een
leelijken knak gekregen. Bij alles wat wij in deze
dagen van plan zijn te doen, vragen wij ons in
stilte of luide af of wij het zullen kunnen, of wij
het zull-ïn willen doen? of het in dezen tijd nog
zin heeft?
Dat is, hoe vreeselijk de 'aanleiding ook moge
zijn, op zichzelf geen onnut ding. Want daardoor
komen wij er toe, ons rekenschap te geven van het
waarom van den sleur en van het feest op een wijzey
die anders, behalve in preeken, weinig gebruikelijk
' is. Naarmate het leven onveiliger en moeilijker
wordt, komt de preek ons nader. Misschien niet de
preek in de kerk, van den dominee. Maar dan toch
de kleine, onuitgesproken, wellicht ook niet toe
gepaste, maar daarom vooral niet minder krachtige
preek^ die ergens in ons aller leven sluimert en thans
zoo niet over onze lippen dan toch over den drempel
van ons bewustzijn komt. Er zijn vele gedachten
in dezen tijd, die, als wij ze doordachten, een preekje
zouden worden, een preekje niet voor anderen,
maar voor ons zelf. Wij denken ze ook thans nog
zelden door, maar wij hebben slechts een klein
stootje noodig. Er zijn menschen, die naar de kerk
gaan, maar eigenlijk in de bioscoop zitten. Maar
er zijn tegenwoordig ook menschen, die naar de
bioscoop gaan, maar eigenlijk in de kerk zitten.
WELNU, laten wij, wat Kerstmis betreft, het
half geboren preekje in ons binnenste eens
even doordenken. Heeft het nog zin om Kerstmis
te vieren? Ik zie drkërlei mogelijkheid.
De Kerstdagen zijn van ouds gezellige dagen. Wij
gaan uit of wij blijven thuis. Maar wij zoeken de
gezelligheid. Midden in den winter wat glans en
licht. Midden in de kou wat hartelijkheid en goodwill.
Wij zoeken vrienden en kennissen op. Er komt
familie over. Wij denken natuurlijk ook aan de
armen. Wij koopen kinderzegels, en als wij het
hebben, sturen wij ergens een giro heen. Kerstmis
is het feest der gezelligheid. En waarom zou dat
niet zoo blijven? Waarom zouden wij niet, zoo lang
wij het nog kunnen, in deze trieste wereld ons een
paar prettige dagen gunnen? Zooals wij immers
ook auto rijden zoolang er benzine is, en vleesch
eten zoolang wij het hebben, en wijn drinken zoo
lang er geld is. Inderdaad, de firma heeft gelijk,
die dezer dagen twee vliegen in n klap doodsloeg.
De ne klap -was een geïllustreerde prijscourant
en de twee vliegen waren Sint Nicolaas en het Kerst
mannetje. Men moest in dezen tijd doeltreffende
"reclame met gepaste bezuiniging weten te ver
eenigen. En zoo stonden op dezen folder, boven de
goede bisschop en onder het Kerstmannetje met
zijn slee (Amerikaansche folklore, maar dat hindert
nietl). Boven stond Zie, ginds komt de stoomboot"
afgedrukt en onder: Nu zyt wellekome, Jesu lieven
Heer." Dat is practisch. De gezelligheid houden
wij zoolang het kan. Wat is er tegen?
Niets. Ik doe het ook. En ik hoop, dat wij het
allen doen. Ik hoop, dat wij het met iets meer smaak
doen dan de firma. Maar zelfs dan blijven ook wij,
zulks doende, een firma. Een florissante firma wel
licht, een goed geleide, doeltreffend geadverteerde
en uitnemend ingevoerde". Maar dan toch een
firma. Wij zijn niet Jan of Clara, maar wij zijn
mr. Die en Die of Prof. Zus en Zoo of de bekende
auteur A. enz. Wij zijn zaken, die floreeren. Straks
wellicht niet meer floreeren. Maar dat is geen reden
om nu de activiteit sfop te zetten. Noch de zakelijke
noch de gezellige activiteit. Zoolang wij nog crediet
hebben, vieren wij natuurlijk Kerstmis, het Kerst
feest der gezelligheid. Maar Jan of Clara komen
daarbij niet heelemaal tot hun recht. Misschien
hebben ze geen huis. Dan kunnen ze naar het res
taurant. Misschien hebben ze elkaar niet. Of mis
schien hebben ze elkaar wel. Maar in ieder geval
zijn ze niet heelemaal wat ze wezen moeten. Ze zijn
ongelukkig, of ze vervelen zich, of ze zijn bang.
Maar het Kerstfeest der gezelligheid kan doorgaan.
EEN tweede mogelijkheid is het Kerstfeest van
de idealisten. Elke Kerstmis is hun een belofte
van een nieuwen tijd, elke Kerstboom een symbool
van ontluikend leven, elk kaarsje van het rijzend
licht. Bij den engelenzang leggen zij den nadruk
op het Vrede op Aarde. Zij aanvaarden in den regel
gaarne de gezelligheid. Maar zij zoeken iets anders.
Zij zoeken hoop. En met zoekende oogen staren
zij door de lichten van den boom in de verre
-verten.
Ik hoop, dat wij allen ook van dit Kerstfeest iets
weten. Maar ik ben niet zeker, dat het dit jaar kan
doorgaan. Het idealisme is taai in een mensch.
Maar het wordt soms moe. En het is thans wel hél
erg moe. Het Vrede op Aarde, dat vroeger wel klonk
als een nog maar tijdelijk uitgesteld ideaal, klinkt
nu zoo wonderlijk, soms als een verbeten vloek. Wij
trachten en streven. En wij kunnen de idealisten
thans minder missen dan ooit. Van hen moet de
vrede komen en komt zij misschien....
Maar zal het een echte vrede zijn ?
EN dan is er nog een derde mogelijkheid. Ik zou
die willen noemen: het Kerstfeest der verlorenen.
Want het is een feit, dat de Kerstboodschap,
zdoals die eeuwen lang gepredikt is, zich tot ver
lorenen richt. Niet tot firma's en ook niet tot idea
listen. Maar tot verloren menschen, die met de
wereld en vooral met zichzelf geen raad weten.
Ik begrijp het al, zegt iemand, gij denkt aan
Finland. Zeker, ook daaraan. Maar toch niet alleen
of zelfs niet in de eerste plaats. O ja, meent een
ander, gij denkt natuurlijk aan andere volken. Want
niet de overweldigden, maar de overweldigers zijn
het meest te beklagen. Zij, die zonder ideaal, zonder
God leven, die zijn verloren. Inderdaad. Maar ook
daaraan denk ik niet alleen en zelfs niet in de
eerste plaats. Wellicht denk ik dan aan ons eigen
volk en aan de gevaren, die het zouden kunnen
bedreigen ? ook daaraan, maar niet in de eerste plaats.
Aan de eigengerechtigheid, die niet zelden de vloek
der neutraliteit is ? ongetwijfeld, maar ook daaraan
niet alleen en niet in de eerste plaats.
Eerlijk gezegd, ik denk aan mijzelf. En nu moet
gij niet bezorgd naar mijn gezondheid komen
informeeren, want die is voortreffelijk. Ook behoeft
ge u niet ongerust te maken over mijn particuliere
omstandigheden, tenminste niet meer dan bij ieder
ander uwer kennissen. In dit alles ligt ongetwijfeld
ook een element van verlorenheid. Maar de eigenlijke
verlorenheid ligt dieper. Zij ligt in de duisternis
van den Kerstnacht, in de duisternis van Golgotha.
De eigenlijke verlorenheid ligt in mijn schuld, mijn
groote schuld. Niet de schuld van Hitler, en niet
de schuld van Stalin. En ook niet de schuld van de
democratieën. Niet de schuld van een boef in het
tuchthuis en niet de schuld van den rustigen rente
nier, die niets voor de wereld doet. Niet de schuld
van mijn onvriendelijk Ik en niet de schuld van uw
booze bui. Maar mijn schuld, mijn groote schuld.
Het Kerstfeest van de verlorenen blijft. Het
wordt gevierd overal waar menschen tot zichzelf
inkeeren en hun schuld belijden. Het spreekt niet
van de vervulling van een ideaal, maar van de ver
geving van schuld. En wie, die ooit gedacht heeft
aan het kwaad, dat menschen onherroepelijk in
de wereld stellen, wie zou niet toestemmen, dat de
wegneming van schuld het groote wonder is ? en wie
zou daarbij niet denken aan het kwaad, dat hij
zelf dagelijks onherroepelijk in de wereld stelt?
HET Kerstfeest van de gezelligheid kan rustig
blijven. Het Kerstfeest van het idealisme,
ach, daarvan zal wel niet zoo heel veel komen.
Maar het Kerstfeest der verlorenen vergadert elk
jaar en ook dit jaar allen rondom de Kribbe van
Bethlehem. Daar staan zij, allen, die het Evangïlie
zoekt: hoeren en tolleraars. Daar staan ook wij.
En tegenover de nederige heerschappij van het
schamel Kind belijden wij onze schuld.
Dan begint het te lichten.
Stallek
en van
Betkl
eeni
| Herders, brengt melk en soetigheyd;
| Den lieven Jesus ligt en schreyt.
| l langt uwen lankrock voor de wind,
| Den Voedstervader sorgt voor 't Kind.
Maria geeft hem suykerpap;
En Joseph brengt den windelap;
Den lieven Jesus kryt van dorst,
Zyn moeder geeft hem haere borst.
De logt vol schoone engels vliegt,
Ken entiel met Maria wiegt,
Daer Joseph \verckt den heele nacht
En wascht de luyers in de gracht.
Nu maekt hij vier, dan raept hij hout,
\Vant met den winter is het kout.
Maer Joseph die was heel verblyd
Om dat het kind niet meer en kryt.
Slaept Jesus, slaept Emmanuel,
Slaept grooten prins van Israël;
Duyst en duyst zielen zyn verblyd
Om dat gy nu gebooren z.yt.
Den goeden God in d' hemelpoort
En is op ons niet meer gestoort,
\Vant Jesus brengt den olyf mee,
Het Kind, dat brengt ons peys en vree.
Zoo Maria haer heylig kind
Voor 't vier in diversche doeken wind,
Zyn handen speelen hier en daer
Van haeren borst tot in haer havr.
Uyt Jesus' wesen vloeyt een soet,
Een soet dat myn ziel leven doet.
Segge ik nog Bethleem, ik mis:
Want nu den stal een heemel is.
Onbekent) Dichter (l7'-eeuw)
Uit den Spiegel van de Nederlandsche Poëzie door alle Eeuwen"
IIIIIIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllllllIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlUallUIIUIIIIIIIIIK
PAG. 3 DE GROENE No.3264
?U " J»,