De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 30 december pagina 13

30 december 1939 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

VER 1939 IN volstrekte tegenstelling hiermee stond de Amerikaansche filmbedrijvigheid van dit jaar, die zich specialiseerde in twee, vaak samenvallende genre's, het komische en het avontuurlijke. Ook films, die zich anders aandienden en hoogere preten ties schenen te hebben, waren met eenig doorzicht gemakkelijk tot een van beide rubrieken terug te brengen. Zoo wilde Angels with dirty Faces" van Michael Curtiz zich voordoen als een sociale film, terwijl haar zucht naar afwisseling, spanning en sensatie geen tijd overliet voor eenige karakterof milieu-teekening. En zoo bleef ook Idiot's Delight" door de onpersoonlijkheid van den regis seur Clarence Brown en het gebrek aan durf om de dingen bij hun naam te noemen een halfslachtige, zij het ook interessante poging om tendenz aan de film toe te voegen. De eenige film, die hierin wel slaagde, was Dead-End", eveneens naar een tooneelstuk gemaakt (door William Wyler) maar door haar bewegelijk camera-werk geheel los gemaakt van de tooneelsfeer. In de light-comedy" zijn de Amerikanen steeds meesters geweest. Hun speciale humor, hun snelle dialogen zijn bijzonder photogenique" en zij weten met het grootste gemak strekkingen en tendenzen aan dit werk te geven, die zij bij andere gelegen heden tevergeefs in dramatischen vorm pogen te gieten. Capra's You can't take it with you", Love Affair" van Leo McCarey, Midnight" van Mitchell Leisen en Bachelor-Mother" van Garson Kanin vormen de aangename herinneringen aan een productie, die veel middelmatigs inhield. De naam Garson Kanin roept de herinnering wakker aan die eenvoudige, gevoelige doktersfilm A Man to remember" en maakt ons tegelijk opmerkzaam op het uiteenloopende werk, dat vooral de Amerikaansche regisseur te verrichten krijgt. Want eenzelfde verschil naar inhoud en vorm als bij deze twee films van Kanin vindt men ook in het werk van andere regisseurs. Van W. S. van Dyke zien wij in n jaar een grootsch opgezet historisch kijkspel (?Marie Antoinette"), een niet minder duur gemonteerde operette (?Sweethearts") en een geestige comedie naar Amerikaansche trant (?It 's a strange World"), terwijl de Fransche regisseur Anatol Litvak voor Warner Bros met hetzelfde gemak een crime-story" als De geheimzinnige Dr. Clitterhouse" maakte, een sentimenteel familkverhaal als ,,Two Sisters" en een a-sentiment ele tijdsreportage als Confessions of a Nazi-Spy". Naast de vele avonturenfilms, waarin het gang ster- en het wild-west motief opnieuw tot leven kwamen en waarvan de inhoud weinig diep peilt, constateert men met onverholen vreugde een ver betering en vooral een verdieping van den inhoud (en een poging de menschelijke kanten van een bepaalde figuur te belichten) in De Citadel" van King Vidor en Goodbye Mr. Chips" van Sam Wood en vooral in het historische drama, waarbij groote figuren uit de geschiedenis, Juarez, Lincoln, Stanley en Livingstone tot leven kwamen. Geheel buiten dit schema plaatst zich Duvivier's Onsterfelijke Wals", een meesleepende film, waarin het rhythme van de wals zich meedeelde aan het rhythme der beelden. Van het Engelsche product zagen wij hier betrek kelijk weinig en van wat vertoond werd, bleef weinig in herinnering achter. Het meest Engelsch was Bank Holiday" van Carol Reed; Hitchcock zorgde .voor de thrill" in The Lady vanishes" en Jamaica-Inn" en Dr. Paul Czinner behield zijn reputatie van een verfijnd en intelligent filmer met Stolen Life". Duitschland vertoefde als altijd hetzij in het ver leden, hetzij in de romantiek van exotische omge vingen, waar sensationeele complotten gesmeed worden, in ieder geval ver van iedere realiteit. Wil men iets noemen uit het Duitsche product dan stuit men op een enkele uitzondering als Mijn Kind hoort mij" van Karl Ritter of Moeder" van Gustav Ucicky, die echter geheel los staan van de loopende productie, of op een luchtige grap als Forst's Bel Ami" en op een consciëntieus, maar zwaar en zonder zwier verfilmd drama als?Robert Koch" van Steinhoff. DE Nederlandsche filmproductiviteit bleef uiterst gering. De industrie werkte voorzichtig en langzaam en bracht drie films voort: Morgen gaat het beter" van Zelnick, De Spooktrein" van Karl Lamac en Boefje" van Detlev Sierck, maar bij geen van deze films kreeg men het gevoel tegen over producten van eigen bodem te staan. Zij ver toonden geen eigen stijl en in hun imitatie van buitenlandsche werkwijze, moesten zij in technisch BIJ DE FOTO'S: Boven: De slotscène uit "You can't take it with you". Daaronder: Jean Gabin en Michèle Morgan in Het Koraalrif". Onder: Emi/ Jannings als Robert Koch. opzicht achterblijven bij het beter verzorgde buiten landsche product. Ondanks haar beperkte mogelijkheden kan de Nederlandsche film iets bereiken, maar dan moeten de initiatiefnemers zich eerst terdege die mogelijk heden en die begrenzing bewust maken. Buiten de industrie viel de herdenkingsfilm van het honderdjarig bestaan der Spoorwegen door de filmgroep Visie", een knap en bewonderens waardig stuk werk, dat door de zonderlinge bepa lingen van den Nederlandschen Bioscoopbond buiten de bioscopen vertoond moest worden, en de Nassau-film van Zuiderfilm". ZOO zag er in groote trekken het afgeloopen filmjaar uit. Aan gevarieerdheid ontbrak het niet en ook niet aan verheugende hoogtepunten, maar men miste een bepaalde ontwikkelingslijn, zoowel in het individueele werk der regisseurs als in de algemeene productie-politiek der diverse ondernemingen. Het is dus vrijwel onmogelijk, na de opmaking der balans, voorspellingen te doen over het komende bedrijfsjaar. Dat dit minder gevarieerd zal zijn door het uit vallen van eenige belangrijke productiecentra staat echter nu reeds vast. PAG. 13 DE GROENE No. 3i65

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl