De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 30 december pagina 17

30 december 1939 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

natuur De zee tusschen herfst en winter De heremietkreeft gaat op marsch WELLICHT houdt ge ervan in deze dagen van wind en ruwe zee of van wonderlijke winterstilte en plat" water eens een wandeling langs het strand te maken; laten we hopen, dat niet een onverbiddelijke schildwacht u dit moet beletten wegens een of ander gevaar. Kijkt u dan vooral eens goed in de kleine waterplassen, die het tijdens de eb wegtrekkende water achterliet op het strand, in de zwin netjes". Waar zijn al die over den zandbodem voortbewegende schadu wen gebleven, waarvan ge in den zomer juist ontdekte, dat ze onaf scheidelijk waren van garnalen en kleine vischjes? We kunnen lang kijken of kort, maar veel leven zullen we op het oogenblik niet meer in het zeer ondiepe water vinden. Al dat wriemelende en bij onze nadering snel wegschietende gedierte blijkt verdwe nen, weg, onvindbaar. Het was aller minst gesteld op de betrekkelijk snelle afkoeling van het zeer ondiepe kustwater, en wat de vogels deden in de weken, die achter ons liggen, hebben ook de zeedieren gedaan, die den zomer doorbrachten in het lauwe water vlak voor de stranden: ze trokken weg. Weg van het gebied, waar ze te veel last van de kou kregen, weg dus van de kust, naar dieper water. En deze trek" in het zoute water moet vele malen indrukwekkender geweest zijn dan de vogeltrek op zijn drukste dagen. De vieve kleine zeegrondels begonnen het eerst, reeds in de laatste Septemberdagen, de pietermannen, die zich zoo handig aan ons oog wisten te ont trekken in kleine zandwolken, volgden al spoedig, en eindelijk volgde het onnoemelijke leger der kreeftachtigen, waarvoor deze reis wel een extra groote krachtsinspanning moet ge weest zijn. Want al deze legioenen gingen te voet, zij marcheerden naar het diepere water, tien, twintig, ja soms veertig kilometer ver van de stranden l Zoo gingen milliarden nietige garna len, die soms bleven hangen in diepe muien, waar het nog zoo kwaad niet was omdat er veel voedsel naar toe stroomde. De zeer sierlijke, als van fijn glas geblazen steurkrabben deden het niet anders, steeds met hun uit zonderlijk lange sprieten dei^weg voor zich verkennend en meteeiBpeurend naar mogelijk aas. De strandkrabben gingen hun zijdelingschen gang, en de energieke heremietkreeften zagen er niet tegen op, het slakkenhuis, waarin ze woonden, eenvoudig mee te sleepen, zoodat het een duidelijk afgeschuurde plek aan den onderkant kreeg. Maar dat van de heremieten was ook bittere noodzaak, want wee den kluizenaar, die te lang met zijn onbeschermd week achterlijf zou rondloopen. Het leven der zee is hard, niet alleen op , doch vooral ook i'n het water; men eet er of men wordt er gegeten. En een enkele maal doet men er zijn buurman of zijn huisgenoot ook wel eens een plezier. Veel heremietenhuizen zijn bijvoorbeeld overwoekerd met een ruwe massa van honderden kleine kalk-kokertjes, waarin evenveel polypachtige diertjes wonen, die als geheel ruwe zeerasp" genoemd worden; zij varen misschien wel bij een derge lijke volksverhuizing omdat de kreeft ze gratis vervoert naar ander en moge lijk voedselrijker water. Vroeger sprak men gaarne over een symbiose tusschen kreeft en polypenkolonie, maar proeven wezen uit, dat woningzoekende here mieten juist voor 50% begroeide , en ook voor 50% niet met zeerasp behepte slakkenhuizen kozen. Wilt ge tenslotte enkele der schoon ste sieraden van den herfst in het zoute water leeren kennen, maak dan een ijzerdra- ?? den hoepel zooals ' ; , uw zoon er een , .'; ".- .',," heeft voor zijn schepnet, en fa briek er een neteldoekschen puntzak van een hal ven meter lengte ~ aan. Zwaai dit geval vanaf een pier of een golfbrekertje enkele malen door het water, spoel het klontje drab, dat in de punt over blijft als het water is weggeloopen, over in een jam potje en tijg daar mee naar uw mi croscoop of dien van een vriend. In de jampot zit plankton", een verzameling van zeer kleine we zens, die zwe vend geboren worden en ook zwevend hun einde zullen vinden. En onder de veler lei onbekendheden in dat khine planktonmonster zullen er enkele zijn, die u gaan opvallen omdat ze in ieder nieuw druppeltje, dat onder het microscoop verschijnt, talrijker blijken te zijn dan de anderen. Het zijn zeer rustig zwevende, lichtend goudgroene doosjes met elegante uitsteeksels als lange glasnaalden. Myriaden daarvan zweven in deze dagen voor onze kust, doch een Nederlandschen naam zijn ze zelfs nog niet rijk. Het zijn algen, omgeven door fijne kiezelpantsers, en bijgevolg heeten we ze in het alge meen kiezelalgen ofwel diatomeeën. Onze doosjes met hun duidelijk zicht bare celkernen heeten Biddulphia sinensis, de uit China gekomenen. Dat omdat ze pas in de tweede helft der vorige eeuw aan deze Westerstranden verschenen, komend van het verre Oosten. Hebben ze niet heel veel weg van de zwarte roggen-eieren, die op het strand aanspoelen? Waarom zouden we deze kleine planten dan niet Chineesche roggeneieren doopen? Het zijn ook wel rare Chineezen, want juist nu de andere zwevende diatomeeën zware crises doormaken, gaat het hun voor den wind. En dan zijn er nog de kleine gedier ten van het plankton, te veel om op te noemen, laat staan om te kennen. De grootsten zijn op het oogenblik het interessantst, dat zijn de springertjes, die we nog net met het bloote oog zien. Ze lijken wat op watervlooien en zijn daar ook wel familie van; het zijn kreeftachtigen met zeer krachtige roeisprieten aan den kop. En tien tegen n, dat ze niet alleen zijn. Sommigen sjouwen een heele vracht mee, die dragen op de onhandigste plaatsen dikke trossen van kleine doorzichtige bolletjes. Wie nu maar even rustig blijft kijken, ontdekt binnen weinige minuten, dat ook die bolletjes leven. Af en toe trekken ze zich plotse ling samen om even later weer traag uit te dijen. Het zijn klokdiertjes, die zich vestigden op deze kleine kreeftjes. Zij gaan gezamenlijk den winter in, den winter onder water, die minstens even belangwekkend is als de winter van het land. KEES HANA De deeling van een diatomee: Biddulphia sinensis PAG. 17 DE GROENE No. 32*5

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl