De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 30 december pagina 18

30 december 1939 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

UI.THUIZIG.HEDEN Stadsinventaris Mid-winter ZEVENHONDERD jaren heeft Am sterdam reeds meegemaakt. Uit eigen aanschouwing kan ik daarvan slechts, over de allerlaatste oordeelen. Ik heb niet gezien hoe de notabelen met arresleden over de grachten gingen als de sneeuw hoog lag voor de statige heerenhuizen. Eigenlijk geloof ik ook niet, dat ze het veel gedaan hebben, want sneeuw lijkt mij in alle eeuwen hier in de buurt een zeldzaamheid geweest, IJsvermaak op de grachten ken ik vooral van schilderijen en ook van eenige malen in onmiddellijk Contact met die koude doch hartver warmende werkelijkheid. Ik weet niet, hoe vroeger hier den Kerstmis- en Nieuwjaarstijd gevierd is. Nu is dat, in de stad zelf, iets zonder sfeer. Het bestaat uit rijen menschen, die met uitgeslapen gezichten en goede kleeren langs de trottoirs der straten slenteren, bezig hun Zondag te dooden. Dancings en restaurants trekken in de stad vele vierders tot zich. De kerken staan achteraf maar de dancings en café's beheerschen de straat met hun felle roode letters. Binnen zijn zij voor de Kerststemming gedecoreerd met groen en rood. Het dient tevens voor oude jaar. Wanneer het vriest in den midwintertijd heeft de stad een waardiger aanzien. De straten zijn zwart en leeg, de menschen haasten zich naar huis, klein en weggedoken in jaskraag of shawl. Sportieven met schaatsen loopen flink en gelukkig over straat, moe na een inspannenden tocht of nog vol verwachting van komende ijspret. Maar zoodra de dooi de schotsen in de grachten weer losweekt en de strakke straten glad en glibberig maakt, overheerscht de wandelmensch. De vochtige straat met de versierde etala ges is zijn domein; hij is er de heer van. Hij overstroomt café's en cafeterias, eet kerstdiners en kerstschotels, voelt wijding noch feestelijkheid. Straks komt Oudejaar. Da booten in de havens zulhn loeien, de menschen zullen in de lucht schieten om de booze geesten weg te jagen. Als of er in deze dagsn al niet genoeg in de lucht geschoten wordt.... En straks komt de Nieuwjaarszon dag. Zouden deze sombere weerspiege lingen over den wandelenden mensch dan wederom bewaarheid worden? Of bevolkt dan een vernieuwd, gelukkig verjongd menschenras deze oude stad, die sinds haar ontstaan al meer dan zevenhonderd Nieuwjaarszondagen ge kend heeft ? Tentoonstellingen Affiches (Sted. Museum) Toulouse Lautrec alleen al is de gang waard naar de zalen van het Stedelijk Museum waar affiches ten toongesteld zijn. Was er toen in Parijs zooveel vlammend leven of werd het zoo door de teekenstift van hem en Steinlen? Daarna wordt alles killer en rede lijker. Toch is er nog wat te waar deeren en we leven weer heelemaal op in onzen eigen tijd, begonnen met Cassandre, waarna de fotografie weer blijheid brengt. Je kunt er zien, hoe een teekenaar van affiches te werk gaat en ook hoe zulk een raambiljet op steen gedrukt wordt. Affiche-teekenaars kunnen hier indrukken opdoen; opdrachtgevers kunnen zich oriënteeren en het publiek kan indrukken opdoen en zich oriën teeren. ZOOALS ik reeds zei, ik ben niet alleen een groot kunstliefhebber, maar ook een doorkneed jager en sportsman in het algemeen. Indertijd is de motorsport mijn grootste lief hebberij geweest en ik was in het bezit van een zwaren racemotor van een model dat ik zelf ontworpen had. Wat mij altijd zeer getroffen heeft is het ontzag dat men heeft voor groote snelheden; en ik heb er een tijd lang mijn sport van gemaakt de grootste snelheden te bereiken en die vervolgens te overtreffen, wat mij wonderwel gelukte. Met een bijzondere soort benzine, waarvan mijn neef Baron Goudknots dacht dat deze slechts geschikt was voor sigarenaanstekers, wist ik de trekkracht van mijn motor enorm te verhoogen. Toen ik voor de eerste maal met deze benzine startte, schoot het motorrijwiel met een ontzettenden knal tusschen mijn beenen weg en bleef ik schrijlings op den weg zitten. Niemand heeft mijn motor ooit terug kunnen vinden. Maar met mijn tweeden motor had ik meer succes, ik gaf wat voor zichtiger gas en wist snelheden van tegen de duizend km te bereiken. Ik reed van Den Helder langs het strand naar Scheveningen in elf minuten tijds. De pieren van IJmuiden vormden een hinderpaal waar ik aanvankelijk niet op gerekend had. Ik had echter geen tijd meer om te remmen en reed de Noorderpier op. Bij het einde van de pier rukte ik het stuur ietwat omhoog, en in een fraaien boog suisde ik neer op de Zuiderpier, waarbij ik onderweg den kapitein van een binnenloopenden trawier met mijn achterwiel een blauw oog bezorgde. Met mijn tweeden rit wist ik mijn eigen record te verbeteren. Bij gebrek aan lange rechte wegen reed ik bij voorkeur over spoorlijnen. Dank zij mijn uitnemende stuurkunst gelukte het mij om op n rail te rijden. Op een gegeven oogenblik, toen ik een D-trein had ingehaald en dezen wilde passeeren, kwam er uit' de andere richting een trein aangesneld. Omdat ik mij op een brug bevond was het mij niet mogelijk den trein rechts te passeeren, zoodat mij niets anders overbleef dan de achterdeuren van den laatsten wagen binnen te vliegen en mijn verdere route door het zijgangetje langs de compartimenten te kiezen. Terwijl ik door den restauratiewagen stoof, zag ik kans even een kopje koffie te drinken, waarbij ik den verbaasden kellner twee kwartjes in zijn hand stopte. Ondertusschen had ik mijn snelheidsrecord verbeterd, want mijn snelheid was nu vermeerderd met die van den trein, hoewel het jammer was dat een der reizigers geheel ongemoti veerd aan de noodrem trok. Voordat de trein stilstond was ik reeds lang door het zijdeurtje van den voorsten wagen verdwenen. Om mij te trainen had ik een race baan van 80 km lengte om mijn land goed laten aanleggen, en dagelijks reed ik dezen weg vele honderden malen om. Hoewel de weg een nauw zichtbare kromming had, lag ik zoo scherp in de bocht dat ik mijn linkeroor bezeerde omdat dit langs het wegdek schuurde. En nog steeds voerde ik mijn snelheid op. Aanvankelijk merkte ik dat ik in mijn eigen benzinedamp reed, vervolgens hoorde ik voor mij uit het donderen van mijn knalpot van de vorige ronde. Na mijn snelheid tot het uiterste vergroot te hebben, zag ik mijzelf in de verte voor mij uit rijden. Ik haalde mij in en wilde mijn hand op mijn schouder leggen om mij geluk te wenschen. Toen slipte ik en vloog kilometers hoog de lucht in. Ik maakte daar boven van mijn jas en schoenveters een parachute, zoodat ik behouden beneden kwam. MIJN VRIEND, DE THUISZITTER over: SLAPEN Slapen", aldus mijn vriend, de Thuiszitter, en hij roerde bedachtzaam in zijn rumgroc met suiker, slapen is de beste bezigheid, die een mensch kan hebben. Er zijn menschen, die slapend rijk worden en heb je ooit van iemand gehoord, die een ander kwaad deed terwijl hij sliep? Hoe zou er ooit oorlog kunnen komen als de legers vierentwintig uur per dag konden slapen? Dacht je, dat het ooit zoo ver met de wereld gekomen zou zijn, als eenige leiders der volken meer slaap noódig gehad zouden hebben? En het zou er hier vreedzamer uitzien als de mensch minder gaf om levensruimte en meer gaf om slaapruimte. Heet het van den slaap niet, dat hij den mensch wijsheid en verstand brengt? En als je dat nagaat, wat zijn de menschen dan een hoop slaap te kort gekomen ! En dus zou je de wereld beter kunnen maken als je den mensch kon overreden om tweemaal zoo lang te slapen. Werkloosheid was de wereld uit, omdat er veel meer menschen noódig zouden zijn nu ze zooveel korter werken. Oorlog was de wereld uit, omdat ze met van die slaperige oogen toch geen modern gevecht meer zouden kunnen leveren. Honger en dorst zou de wereld uit zijn, want als je veel slaapt hoef je minder te eten. En wat een nieuwe industrieën zouden er geboren kunnen worden. Een matras werd belangrijker dan een salonameublement, een pyama een bijzonderder kleedingstuk dan een avondjurk of rokcostuum. De eenige moeilijkheid", aldus mijn vriend en hij nam een grooten slok van zijn rumgroc, de eenige moeilijkheid is, hoe je ze er aan kan wennen, dat ze langer gaan slapen." Inderdaad", zei ik vol bewondering. Maar hoe zou jij dat zelf doen?" Als ik eens bijzonder goed of lang wil slapen", aldus mijn vriend, drink ik voor het slapen gaan een straffe rumgroc. Daarom heb ik er jou trouwens ook geen gegeven. Jij bent van nature al slaperig genoeg." Ik weet het", zei ik, dan moeten we voor de bevolking op groote schaal slaapmiddelen beschikbaar stellen. En dan zullen we op die wijze de menschheid bevrijden van rampen en moeilijkheden." Voortreffelijk", zei mijn vriend slaperig, voortreffelijk! Jammer alleen, dat die goede idee weer van mij. ..." Maar hij sliep al. Laatst werden wij opgebeld: Meneer, U spreekt met den uit gever Becht. Wij hebben U op Uw verzoek, ter bespreking ge zonden onze uitgave Hoe hoort het eigenlijk" door Amy Groskamp-Ten Have. U hebt gezegd, dat U het vóór Sinterklaas wilde bespreken. En ik heb nog steeds niets in De Groene gevonden." Zoo hoort het namelijk niet. En hier was dus een voorbeeld in de practijk van hoe men zich tegenover uitgevers niet moet ge dragen. Het boek van mevrouw Groskamp-ten Have vertelt ons alles van hoe tegen alle andere menschen wél. Want wat is het niet aange naam thuis een boek te hebben, waarin je gelijkelijk kunt zien, wat de redenen tot echtscheiding zijn en wat voor een schortje het dienstmeisje moet dragen als er een verlovingsreceptie is van een paartje, waarvan de grootmoeder van het meisje zoojuist een smartelijk verlies geleden heeft. Wat voor wijn moet U schen ken? Hoeveel fooi geven? Wie en wanneer geeft U een verlovings ring? Hoe staat U een vertegen woordiger te woord ? Drie pagina's over visitekaartjes afgeven. En alles alfabetisch gerangschikt. Aan welken kant moet een heer loopen als hij met een dame loopt? Etc. (zie: Lijst van af kortingen: Etc. beteekent: enzoovoort. Latijn: et cetera). Maar niet alleen bijzondere wijsheden geeft mevrouw Gros kamp-ten Have. Zij spendeert ook zeer bruikbare algemeene regelen: Wij hebben al eerder gezien, dat het geen aanstoot geven een der eerste kenmerken is van een beschaafd optreden". Hoewel de vormelijkheid van een vorige generatie in onze dagen plaats gemaakt heeft voor een bedenkelijke onverschilligheid ten opzichte van de goede vormen, zijn er toch nog gelegenheden te over dat men zich aan beleefdheidsgebruiken onderwerpt". Men kan als barbaar in dit boek duiken en er als salonleeuw weer uit te voorschijn komen, dank zij het etiquettaire vernuft van mevrouw Groskamp-Ten Have. En wat dat betreft zou men, lich telijk varieerend, kunnen zeggen: Beter Ten Have geleerd dan ten heele gedwaald". PAG. 18 DE GROENE No. 3265

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl