Historisch Archief 1877-1940
DEGROENE AMSTERDAMMER
*
n
OPGERICHT
1877
Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening: 72880. Ge m. Giro G 1000.
Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd.
30 DEC.
1939
Nieuwjaar 1940
Prof. Dr. L. J. van Holk
ER is iets tegen het feest der jaarwisseling: de
verandering van 't jaarcijfer is een enkel
tijdrekenkundige maatregel, waar aan geen enkel
groot maatschappelijk of geestelijk gebeuren open
baar wordt: we schrijven alleen '40 in plaats van
'39. Maar de behoefte om van tijd tot tijd een
kring te voltrekken, een periode af te sluiten, zoo
van allerlei op te ruimen, en dan opnieuw te
starten, zit ons toch te diep in de ziel, dan dat wij
gemakkelijk van de gemerkte dagen, die ons
daartoe aanleiding geven in 't groot en voor de
gemeenschap, zouden kunnen afstand doen. Daar
om: prosit 1940 !
Als wij aan 1939 terugdenken, dan weten we
niet dadelijk, wat overweegt: de verbitterde droef
heid van na i September of een spijtige verzuchting
over vóór i September.... en keeren wij ons
vervolgens naar 1940, vooruitziende, dan ver
mengen zich de stemmingen, beladen met zorg,
zorg, n nog eens zorg. Met angst ook. Met schaamte
over de onteering van den menschennaam. Wel
licht ten slotte: met onwil. Zou er wel ooit zulk
een collectieve afkeer bestaan hebben om wér een
dag (eerst recht een jaar!) verder te moeten gaan?
Om wakker te worden in den grauwen morgen tot
nieuwe plichten, zorgen, belastingen, berichten,
schietpartijen? Onwillig, denk ik, begroeten wij
het komende jaar 1940.
Goed, maar als dat eenmaal duidelijk uitge
sproken en helder bewust gemaakt is, dan volgt
daar meteen uit: hoe zullen wij dit varken wasschen ?
Hoe het nieuwe jaar aanvatten en ingaan?
HETEeneNoodige dan, lezers, voor het nieuwe
jaar is: zielskracht. Die moeten we elkander
toewenschen. Kracht hebben we noodig, die van
binnen uit komt. Veel kan men ontberen (wij,
Nederlanders, ontberen nog niet zoo bar veel!),
maar zielskracht niet. Zij is, in barre tijden, zeer
beslist het onontbeerlijke, het eene noodige. Maar
gij vraagt, wat daarmee precies bedoeld is?
Vooreerst: doodgewone levens- en stervens/noed.
De Engelsche schrijver Hugh Walpole heeft een
roman geschreven Fortitude" (dat is zielskracht),
waarvan het motto luidt: Niet het leven doet er
toe, maar de moed, die je er voor mee brengt". En
inderdaad, na een lang tijdperk van overwegend
vreedzame arbeidzaamheid, waarin tal van andere
deugden vereischt worden, is nu weer eens de tijd
gekomen voor doodgewonen moed. Wij vergeten
dikwijls als we 't ooit geweten hebben dat
de oude talen de woorden voor deugd" (virtus,
aretè) eigenlijk manlijkheid", moed" beteekenen.
Gevaren afwachten, trotseeren, zoeken, wordt weer
iets zeer gewoons in de wereld, of wij dat nu graag
willen of niet. Wij leven 't wordt ons alle dagen
en ook hiet weer herhaald in een bedreigde
situatie. Daartegen helpt alleen: moed.
Dat doet ons hart uitgaan naar de Finnen, die
zoo dapper zich inzetten in een zoo hopeloos onge
lijken kamp. Vrijheid, zelfstandigheid staan o"p het
spel, het heele eigen levenstype. Zal de Rus dat al
door brute overmacht onder de voet kunnen
loopen, hij krijgt het tenminste niet cadeau. De
fierheid en het zelfrespect, welke uit het Finsche
verzet spreken, zijn deelen van, neen, zijn andere
woorden voor wat wij hierboven zielskracht noem
den. En zou dat dan van den Nederlander, die onder
de trotsche en toch stille wapenspreuk leeft Je
maintiendrai" minder gelden? Zelfs al zouden wij
geen andere zorgen van mobilisatie en getorpe
deerde schepen hebben in het komende jaar (wat
op zichzelf overigens weer niet zoo weinig zorg in
houdt), dan nog zou een voortdurend en intuïtief
UW FAMILIEWAPEN opgespoord en prachtig ge
schilderd in maat naar keus f 13.50. Beschikken
nu over meer dan een half millioen gegevens.
Vraagt eens vrijblijvend aan. Zegelringen,stam-.
beroep op onze zielskracht noodig zijn.
Mét den moed komt de fierheid. Als er een
zoutelooze wijze van spreken is, dan deze die
men soms kan hooren, zelfs van menschen, die
beter konden weten! Waarom je verdedigen?
waarom bijv. de Duitschers niet toelaten? Zou het
heusch nu zoo erg zijn?". Hoe gemakkelijk ver
geten de menschen wat er aan verachtelijks is ge
schied, als 't hun maar in hun kraampje van
gemoedstraagheid te pas komt! Daarom moeten wij
pal staan voor de normen van waarachtigheid,
rechtvaardigheid, zuiverheid, barmhartigheid en
volstrekte toewijding.
De trouw aan die normen is het merg van alle
beschaving. Belangrijker dan de kostelijke schatten
van het verleden, opgetast in het Rijksmuseum, is
de geest van trouw, is de zielskracht, die voor het
groot verleden niet wil onderdoen. Wat Rilke eens
gezegd heeft van de franciscaansche armoede, dat
zij is een groote glans van binnen uit", dat geldt
eerst recht van wat ik hier zielskracht noem.
Het derde aspect in de zielskracht is de
onschokbare blijmoedigheid (zoo gij mij deze eenigszins
ouderwets klinkende term wilt toestaan), de echte
vreugde, die er is om niets bizonders, maar uit de
kracht der ziel zelf als een overvloed van vitaliteit.
Overvloed l" zegt gij ongeduldig. Dit is nogal
erg een tijd voor overvloed van vreugde !" Wie zoo
spreekt, heeft niet goed gelezen, want ik sprak van
iets, dat onafhankelijk is van dezen of van welken
tijd ook, namelijk van een innerlijke dispositie, van
een blij-moedigheid, om niets".
Moed fierheid vreugde, maken tezamen die
zielskracht uit, die wij elkaar bij het begin van
1940 als het Eene Noodige toewenschen.
ACH ja.... toewenschen? Maar hoe haar ver
overen, als je haar niet hebt? Hoe haar vast
houden in zoo zwaren tijd? Zielskracht lijkt even
kostbaar en zeldzaam en moeilijk te vinden, als het
levenselixer of de steen der wijzen!
Dat is toch niet werkelijk goed gezien. Maar ik
wil U het recept wel schrijven. Al weet 'n ieder, dat
geen aanwijzingen helpen, voor wie ze niet weten
te gebruiken. Ziehier: aan den aanvang staat
onveranderlijk het plotseling genomen, immers
bij visioen geschouwde, besluit: zóó ga ik het doen.
Wij hebben vaak geglimlacht om de goede voor
nemens, die menschen bij daartoe passende gelegen
heden belijden. Maar let eens op, dat die glimlach
alleen voegt bij de mislukkingen, terwijl toch nooit
iets anders wordt in eenig leven, als wij niet eenmaal
zeggen: nu gebeurt 't."
De onverstoorbaarheid is de tweede stap. Lukt
het in n keer niet, dan in twee of drie keeren.
Je eenvoudig weg niet laten ontmoedigen. Daar zal
ons vaderlandsche phlegma ons nog te pas komen !
De derde stap is: het vasthouden van wat wij
ooit aan geestesgoed bezaten. Ik heb het verschijnen
in dezen tijd van boekwerken als Scientia" of
De Europeesche Geest" daarom zoo toegejuicht,
omdat wij nu minder dan ooit mogen wegloope»..
van wat wij gehad hebben, geworden zijn, zouden
kunnen wezen. En wat van boeken geldt, geldt ook
van muziek en tooneel, van huiselijke gezelligheid
en feestgetijden: vasthouden wat we hebben I
En dan komt de vierde mijns inziens be
slissende stap. Wij moeten komen tot zelfovergave
aan het absolute, tot een knielen voor het Heilige,
tot een stille, maar welbewuste aanbidding van God.
Dat moge voor velen onzer zér moeilijk zijn, omdat
aan het woord God" voor hen onaannemelijke
voorstellingen verbonden zijn, of verouderde prak
tijken. Dat is toch maar 'n poovere oppervlakkig
heid. Want het geloof in God gaat alle daaromtrent
bekende traditiën en denkbeelden te boven.'Wat ik
nu zou willen is: een tempel voor den onbekenden
God; een leeg, stil altaar. En dan 'n gewoon mensch,
in z'n gewone taal en kleeren en gedachten, die voor
ons alleen zou belijden: ik verlang ik geloof
ik erken schuld ik beloof trouw ik zegen en
loof den Onzienlijke.
WANT eerst in de gemeenschap van een absoluut
geestelijk geloof kan een menschengroep de
kracht opdoen en vernieuwen, noodig om in den tijd
de bestemming van het menschdom tot het eeuwig
lichtrijk van den Geest te doen vasthouden.
Juist wie gelooft in de demokratie (naar den
zedelijken, opstrevenden zin van het woord), die zal
met zorg en schaamte geconstateerd hebben hoe
lauw de geloovigheid is der sceptisch gestemde
demokratische volken, en hoe fanatiek de geloovig
heid is van totalitair gestemden in hun heidensche
politieke surrogaat-religiën. Juist daarom moet
men, bij den aanvang van dit jaar 1940, aan een
lezerskring als De Groene" heeft, voorhouden:
begrijpt toch, dat alle zielskracht in laatste instantie
wortelt in een geloof, in een echt, religieus geloof
in het volstrekte Zijn van het hoogste Goed, in
God. Uit de gemeenschap met God die de ziel
open maakt voor de onmeetbare diepten en hoogten
van leven en wereld vloeit de werkelijke kracht
der ziel, die wij behoeven: moed-fierheid-vreugde.
ZALIG
u
boomen etc
Zeer billijk,
Heraldisch Genealogisch Bureau De B*nl*r,
OranJ* Mattaulaan 87, OVWVMB.
ZALIG Uiteinde" is altijd een
ietwat vreemde term ge
weest. Het tweede woord is onge
bruikelijk en een pleonasme, het
eerste heeft naast een heilige ook
een profane beteekenis juist als
de Oudejaarsavond die naast zijn
zalige bezonkenheid ook zalige"
oliebollen kent en warme slemp
en men weet nauwelijks aan
welke van deze beide
beteekenissen bij het uitspreken van
Zalig Uiteinde" gedacht moet
worden. Laat ons aannemen: aan
de heilige.
Zalig Uiteinde l" iets van
rust ligt er in, iets van, trots neder
lagen en vergissingen, toch met
innerlijke blijdschap terugzien op
de voorbijgegane maanden, iets
van gespannen afwachting op het
jaar dat komt: wat zal het bren
gen? Het is een woord als een
glimlach. Het is ook een woord
als een zucht: weer een jaar
vergleden van de weinige die ons
zijn toegemeten, weer een jaar
afgedaald naar het schimmenrijk
der herinneringen
De gedachten gaan op dezen
avond uit naar hooge dingen. Zij
gaan uit naar het persoonlijke, zij
gaan ook uit naar de wereld die
buiten ons ligt. Zij gaan uit naar
allen die in deze wereld onverdiend
leed ondergaan, leed gestapeld
nog boven op het leed dat eiken
mensch beschoren is. Zij gaan uit
naar de werkloozen in eigen land
en elders. Zij gaan uit naar de
Finnen die als leeuwen vechten
voor hun levensvorm die ook de
onze is. Zij gaan uit naar de
ouders van de gefusilleerde Tsje
chische studenten. Zij gaan uit
naar de Joden die ergens in Polen
achter prikkeldraad hongeren en
kleumen. Zij gaan uit naar de
Poolsche landarbeiders, die over
Duitschland verstrooid worden.
Zij gaan uit naar de Albaneezen
die snel bezweken onder verraad
van binnen en buiten. Zij gaan uit
naar de Spaansche strijders voor de
democratie dit dit jaar den bitteren,
ongelijken strijd moesten opgeven.
Zij gaan uit naar de Chineesche
millioenen die door de Japanners
van huis en hof gejaagd zijn.
Zij gaan uit naar allen die als
slachtoffer van ja, van wat?
de zonde" ? het kapitalisme" ?
ja van wat het zijn mag, onverdiend
leed ondergaan, gestapeld op het
leed dat eiken mensch beschoren is.
Laat ons, wanneer wij Zalig
Uiteinde !" zeggen, denken aan
hen allen voor wie het uiteinde
niet zalig is, noch in heiligen, noch
in profanen zin !
Laat ons beloven den strijd voor
de democratie voort te zetten die
ook hun strijd is. Laat ons elkaar
toewenschen: een goed 1940 ! En
moge dat hier beteekenen: Veel
moed en strijdbaarheid in het
Nieuwe Jaar.
Dat wenscht U De Groene.
PAG. 3 DE GROENE No. 3265