De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 6 januari pagina 11

6 januari 1940 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Bespiegelingen JM_evrouw Warren s Jeanne van ScKaik-Wiiling Jöearijl BIJ de opvoering van Mevrouw Warren's be drijf" door het Niderlandsch Tooneel kwamen wij tot een merkwaardige ontdekking: Onze tijd heeft dezen vroegen Shaw ingehaald. In mijn her innering had het stuk den schrillen toon van een stem die willens en wetens zijn publiek choqueert door het debiteeren van enormiteiten, waarvan men dan, na den eersten schrik, moest toegeven dat er wel veel waars in deze gezegden school. De inhoud werd tot een sarcastische overdrijving van de wer kelijkheid. De vervaardiger behield, ondanks zijn leeftijd, iets van een onhebbelijken kwajongen die er brutaliteiten uitslaat, en zoo moest een voorstel ling van Shaw worden tot een sensatie, de reactie op en de verwerking van een uitdaging, waarbij het belangrijkste moment te verwachten was in de uren na het sluiten van het gordijn, gedurende de wat op gewonden debatten na afloop van een voorstelling. Ik weet nog goed, hoe weinig vrede ik destijds had met de vertooning, waarbij krampachtig geprobeerd werd het extremisme der figuren te vangen binnen oogenschijnlijke natuurlijkheid. Deze rollen mogen niet gespeeld worden als gold het een gewoon societystuk", dacht ik toen: De stemmen moeten schriller, de bewegingen caricaturaal aangezet zijn, het rhythme moet niet aan de werkelijkheid, maar aan het wezen dezer venijnige schimpscheuten aange past worden. Deze mannen en vrouwen mogen niet eens tot menschen worden, maar behooren ons als in menschelijke gedaante gesymboliseerde ideeën te verschijnen." Er zijn sinds vele jaren voorbijgegaan, jaren, waarin ik niet meer aan Mevrouw Warren's Be drijf" dacht, tot nu het Nederlandsch Tooneel mij deze modelvoantelling voor oogen tooverde. Wel een merkwaardige ontdekking! Van de vroegere instelling tegenover Shaw is niets meer overgebleven. Déze wereld is ó.ize wereld. Wat vroeger als enormiteit klonk is tot onze dagelijksche conversatie geworden. Deze felle, directe, ons vroe ger onbeschrijfelijk brutaal voorkomende menschen weten volledig-geörienteerde consulteerbaar door het ont breken van een registerdeel, en bovendien heel kostbaar, slechts voor vaklieden bedoeld. Hetzelfde geldt ook enigermate van de zesdelige Dictionary of Music and musicians" van Grove. EERST onlangs verscheen het muzieklexicon dat m. i. het juiste midden houdt, en door zijn bizondere inrichting voor den leek even bruikbaar is als voor den vakman, die korte en toch volledige inlichtingen wenst. Het is een amerikaans werk, een paar duizend bladzijden groot, en door den cri ticus van de "New York Sun", Oscar Thompson uitgegeven. (By Dodd, Mead & Co., New York 1939). Deze International Cyclopedia of Music and Musicians" is een voorbeeld van amerikaanse doel matigheid, zonder geleerddoenerij. Belangrijke din gen zijn er uitvoerig in behandeld, door meestal voortreffelijke specialisten; en men vindt er alle aanwijzingen om zich verder over ieder onderdeel te kunnen oriënteren. Het onbelangrijke, verou derde is achterwege gelaten. Het boek beantwoordt aan de huidige muziekbeoefening. Natuurlijk heeft het fouten en onvolledigheden die deskundigen een enkele maal zullen hinderen; het vertelt bij voorbeeld niet wat blaaskwinten" in démuziekwetenschap, of de ictus" in de Grego riaanse zang is; de nederlanders zijn er vrij wille keurig (en met de gebruikelijke drukfouten) is behandeld door den componist Johan H. G. Franco. Maar daartegenover staan ontzaglijke voordelen: de volkomen nieuwe en frisse instelling; het unieke van de op Amerika betrekking hebbende artikelen, die geheel aparte aspecten van het muziekleven leren kennen; de grote aandacht aan de meest actuele muzikale vraagstukken besteed. Is het soms niet kenmerkend, dat het grootste artikel uit dit werk datgene is, wat handelt over "Folk music", in een algemeen overzicht van een vijftigtal bladzijden; en dat het bij voorbeeld ook uitvoerig inlicht over "Nationalism in music"? De muziekvriend die het niet in studieboeken zoeken wil, kan hier uitstekend terecht, vooral als hij gelijk zovelen in de laatste jaren op een on-duitse oriëntatie, ook op dit gebied, gesteld is. Lou LICHTVBLD zijn knappe uitbeeldingen van den mensch van 1940. Een nieuwe Rip van Winkle zou, na een kwart eeuw slaap ontwaakt, onze wereld beleven, zooals wij vroeger Shaw zagen. Niet de geringste behoefte be staat er meer aan expressionistische regie; een gewone voorstelling, waarbij aan de eisenen der natuurlijkheid zooveel mogelijk wordt voldaan, zou ons ten volle bevredigen. EN zij heeft ons bevredigd, deze voorstelling, onder regie van Frits van Dijk, meer dan dat: deze Mevrouw Warren" werd tot een evenement door het prachtige samenspel der beide hoofdper sonen, mevrouw Warren, Mien Duymaer van Twist en Vivie, Myra Ward. Wij weten nu al meer jaren, dan het hoffelijk wezen zou op te noemen, dat mevrouw Duymaer een geboren actrice is. Wanneer we haar zien op komen, de pronte, cordate, levenswarme figuur met den energieken stap, de klankrijke stem, den vollen lach, houden de coulissen op van bordpapier te zijn en wordt het licht der lampen tot werkelijke zon. Er gaat een bloedrijke, gulle, meestal sterk moeder lijke wereld open, een echte, een waarachtige we reld, die geen schijnheiligheid kent. Mien Duymaer heeft een kleine hebbelijkheid: onder een rad betoog schept zij zichtbaar diep adem en dan is het, alsof zij krachten put uit een overvloedige bron van weel derige menschelijkheid. Menschelijkheid van sterke, diepe kleur, waar de omarming, het glas^en de oorveeg in passen. Bespiegelingen, overpeinzingen, wat broos en brekelijk is, vallen buiten haar gebied. Ze heeft noch met cerebrale decadentie, noch met religieuse of ethische abstractie iets van doen. Inter essant volgens de eischen der highbrows zal ze vermoedelijk nimmer zijn, zoomin als haar volle gestalte iets heeft van het schoonheidsideaal dezer categorie modernen. De zon en niet de maan symbo liseert haar wereld. Ik noem de gebieden, die buiten haar wezen val len, niet om op een gemis te wijzen. Integendeel. Elke groote tooneelspeelster is uitgegaan van een sterke, eigen persoonlijkheid en een sterke persoon lijkheid heeft gemarqueerde grenzen. Het is een ver gissing, te veronderstellen, dat de ware acteur zelf vaag en kleurloos is om pas physionomie te krijgen in zijn diverse rollen. Zooals elke kunst, moet ook de tooneelspeelkunst werken met een rijkdom, die dan om te kneden, te herscheppen is tot de uit te beelden gestalte. De kracht en warmte en mensche lijkheid van Mien Duymaer's persoonlijkheid had ons juist kunnen waarschuwen, dat het materiaal voor belangrijk spel aanwezig was. Dat deze ver onderstelling juist was, heeft ze ons vaak bewezen (ik denk nog aan haar prachtige rol in Volpone") maar naar onzen zin nog lang niet vaak genoeg. Doch in deze Shaw heeft zij een kolf j e gekregen naar haar hand. In het blazoen van mevrouw Warren had kunnen staan: Niets menschelijks is mij vreemd". Hoe voortreffelijk heeft mevrouw Duymaer dit motto in de breedte en in de diepte waar gemaakt. Niet aangeduid, maar verwerkelijkt! Zij werd deze al te menschelijke, laakbare vrouw, maar een vrouw van zeer groot formaat. Het werd een monumentale rol. Wij hoorden wel eens verzuchten, dat er, na den dood van mevrouw Mann, geen groote actrice meer in ons land bestond. Na deze voorstelling kunnen we met volle overtuiging wijzen op Mien Duymaer van Twist; de fakkel werd aan haar overgedragen. Laten we niet te kort schieten in eerbied voor onze groote dooden. Het is echter fout, den grooten levenden de hulde te onthouden waarop zij recht hebben. Mien Duymaer van Twist als mevr. Warren en Myra Ward als Vivie f Aa. II DB GROENE No. 3266

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl