De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 20 januari pagina 3

20 januari 1940 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER OPGERICHT 1877 Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.- per jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000. Abonnementen kunnen met elk nummer Ingaan, doch alleen tegen het einde van een Jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd. 20 JAN. 1940 Opnieuw: de Stadhuis-quaestie IN de eerste zitting van de Amsterdamse ge meenteraad na het Kerstreces, op 24 en ,25 Januari a.s. komt het raadhuis-vraagstuk weer aan de orde, om bijna een jaar na de uitspraak van de jury over de ontwerpen-prijsvraag te beslissen, wat men na deze uitspraak nu zal doen. Bij de behandeling zal het aan een zekere pikanterie niet ontbreken: het oude college van B.. en W. had voorgesteld, overeenkomstig het advies van de jury die twee architecten-combinaties, die de op dracht het best benaderd hadden, opdracht te geven hun schetsplannen nader uit te werken. De raad heeft schriftelijke voorbereiding van het debat gevraagd; het afdelingsverslag stelde nogal wat pijnlijke vragen, die in de Memorie van Antwoord maar gedeelt lijk beantwoord werden. Intusschen is de voornaamste drijfkracht voor snel bouwen, S. R. de Miranda, na de gemeenteraadsverkiezingen niet weer in het gemeentebestuur teruggekeerd, terwijl de belangrijkste tegenstander van de wijze van aanpakken door het oude college, Walrave Boisevain, als wethouder voor de Openbare Werken zijn intrede daarin heeft gedaan. Het gevolg is een minderheidsvoorstel-Boissvain geweest, dat thans ook aan de raad is voorgelegd. Deze bepleit een, onderzoek naar twee vragen, die tot nu toe slechts door het toeval en binnenskamerse besprekingen zijn beantwoord, maar waaromtrent de gemeente raad in .zijn geheel nog nimmer een beslissing heeft genomen. Daarmede zijn de twee belangrijkste van de vijf vraagstukken die tezamen de- huidige problema» tiek van het Amsterdamse stadhuisvraagstuk uit maken in het volle daglicht gesteld: i. het vraagstuk, welke gemeentalijke diensten in het nieuwe raadhuis wél en welke daar niet hun onderdak moeten vinden. 2. het vraagstuk van de omvang van het terrein en de ligging van het bouwwerk. Blijkens het voorgaande zijn er verder nog de ' vraagstukken, 3. in welke stijl en door welke architect(en) de opvolger van het meesterwerk van Jacob van Campen zal worden gebouwd; 4. of er al of niet 'Offers gebracht moeten worden aan het tempo, waarin het nieuwe raadhuis zal moeten gereedkomen. Terwijl ten slotte met deze vraagstukken nog samenhangt, de vraag, « ; 5. of men zich bij de verdere uitwerking der plannen ten naaste bij zal moeten houden aan de 10 millioen, die van de regering voor het Paleis op de Dam ontvangen zijn, of wat royaal zal mogen zijn. ., , EÉN" vraag s betrekkelijk tot klaarheid gebracht: die der architectuur. De prijsvraag heeft plaats gehad, omgeven met alle waarborgen dat alle' Nederlandse architecten een eerlijke kans kregen om naar deze grootse opdracht mede te dingen; de jury koos in eerste instantie vier en ih tweede instantie twee architecten-combinaties uit, dfie in eigen kring een zeer goede naam hebben 'en die ontwerpen van verschillende stijl hadden inge zonden. De jury vond geen van de ontwerpen zo onmiskenbaar de kroon spannen, dat n onbetwiste winnaar kon worden aangewezen, maar zag zowel in het nieuwzakelijke ontwerp van Duintjer en Komter als in het ,,Belfort"-ontwerp van Berghoef en Vegter de mogelijkheid om bij nadere uitwerking tot een waardig stadhuis te komen. Sommigen knopen aan deze uitspraak de con clusie vast dat de prijsvraag mislukt" zou zijn; de grote nadruk waarmee dat geschiedt, wekt echter de argwaan bij hen die de uitspraak der jury aanvaarden (en dat zijn om te beginnen bijna alle architecten), dat deze stemmen Voortkomen uit de neiging, om'hetzij alleen een bouw-werk in de Hol landse, renaissance-traditie mooi te vinden, hetzij een hobby te hebben voor een of ander niet-bekroond ontwerp der prijsvraag, waarvan de maker in begrij pelijke kunstenaarstrots niet kan toegeven dat het minder is dan dat der bekroonden. . Er is echter geen enkele reden om de twee com binaties, die daartoe door de jury aangewezen werden,-Jjun- eerlijke -kans voor een uiteindelijk Mr. W. Verkade ontwerp te misgunnen; ook niet, wanneer door de interventie van den heer Boissevain het moment tot deze opdracht wat vertraagd zou worden. Wanneer het door het voorstel-Boissevain ge wenste nadere onderzoek zal plaatsvinden, zal dit immers onvermijdelijk wederom tot enige vertraging aanleiding geven. En niet weinigen vrezen, dat hiermede in de kaart gespeeld zal worden van hen, die liever de zaak maar heelemaal op de lange baan geschoven zien uit een gevoel van defaitisme, dat, nu de Hollandse regenten-traditie geen bekroond ontwerp heeft kunnen opleveren, men maar moet wachten tot betere en constructievere tijden" Wanneer men echter zou moeten wachten tot dat uit de Calvinistische traditie niet-kerkelijke schoonheid voorkomt of totdat de liberale traditie haar voor een sociale kunst als de architectuur zo belemmerend individualisme heeft overwonnen, kan het nog wel zeer lang duren.... Tegenover dit uiterste staat een ander vóór-allesspoedig bouwen: hier treffen verschillende motieven samen: de wans om de werkloosheid te bestrijden en de belofte van het 100 millioenen-plan aan open bare werken uit te voeren; de wens, om burge meester De Vlugt, als bekroning van zijn lang durig burgemeesterschap, het bouwheerschap" aan te'bieden van het gebouw, tot welks schepping hij door zijn tactvolle onderhandelingen over het Paleis op de Dam zozeer de grondslagen heeft gelegd; de wens tenslotte om het nadere onderzoek dat wethouder Boissevain wil, te ontgaan. / Een tyssenstroming wil geen van beide: gén overhaasting, die belangrijke vragen in het duis tert Iaat; gén zeer langdurig uitstel. Voor deze sbsömiïig schijnt het niet moeilijk, dunkt ons, om in de raad het onderzoek van de nota-Boissevain a.an een bepaalde termijn gebonden te krijgen. DE keuze van het bouwterrein is eigenlijk door het toeval bepaald: door de hevige brand n.l., die in 1929 het Paleis van Volksvlijt vernietigde: de omHggende galerij met woonhuizen aan Oost- en Westeinde werden aan het terrein toegevoegd en het gemeentebestuur was blij, zo goedkoop aan een flink terrein te kunnen komen. Of dit het best-denkbare terrein was, is weinig meer gevraagd. Een sterke stroming laat zich thans echter gelden voor een stadhuis aan den Amstel"; concreet komt dit bij de meesten hierop neer, dat men door voor n a twee millioen te onteigenen het Volksvlijt-terrein tot de Amstel wil door trekken; een enkele wil dan liever het gebouw in lengte langs de Amstel zetten met een brug voor het Weesperplein. Tegen de maquette-Lugt Van der Mey, die voor een stadhuis aan den Amstel" gemaakt is, zijn echter nogal wat be zwaren gerezen: het gebouw wordt zeer langge rekt; ,,,het water" is wel romantisch, maar ver vult aan de kantorenzijde toch maar weinig een monumentale functie; het Frederiksplein krijgt een eigenaardige vorm. Te meer is er reden om in het vraagstuk van het terrein, na een goed voorbereid onderzoek, bewust te kiezen, omdat er ook overigens nog stedebouwkundige vragen te beantwoorden zijn: de toekomst van het Frederiksplein; zal 'teen bestuurscentrum >. worden,t waar ook de andere gemeentediensten op den duur hun kantoren krijgen? en de vraag van de 'rooilijn. Zoals men weet, is op wens van de verkeerspolitie de bebouwing van het voor terrein van het voormalige Paleis van Volks vlijt ter wille van een rechte verbinding van Weteringschans en Sarphatistraat onwenselijk ge noemd; een absolute voorwaarde heeft men hier van in de prijsvraag-voorwaarden niet willen maken; maar deze wenschelijkheid schijnt toch nogal wat ontwerpers afgeschrikt te hebben. Zeer velen zijn van oordeel, dat de mogelijkheden voor de architectuur zeer vergemakkelijkt worden, wanneer dit voorterrein wél gebruikt wordt, dat het ook mooier zal zijn, terwijl de verkeerspolitie wel moeilijker vraagstukken dan die van een lichte kromming in een verkeersweg heeft opgelost. DE tweede vraag, die het voorstel-Boissevain commissoriaal wil maken, is: welke diensten moeten wel of niet in het stadhuis worden onder gebracht? Het is hiermede nogal wonderlijk ge lopen. Hoewel de heer Boissevain de vraag in de raad herhaaldelijk heeft opgeworpen, is er nooit een besluit over gevallen. De prijsvraagvoorwaarden zijn op dit punt zeer gedetailleerd geweest, maar deze zijn door de dienst van Publieke Werken opgemaakt en alleen door B. en W. en de commissie van bijstand voor P. W. gezien. Het eigenaardige is nu, dat terwijl allerlei zich buiten het tegen woordige stadhuis bevindende diensten als Be volkingenverkiezingen", Belastingen", Centraal bureau van inschrijving voor de openbare school", in het nieuwe stadhuis ondergebracht moesten wor den, de grootste dienst die thans op het Prinsen hof zetelt, Publieke Werken, niet genoemd werd. Velen hebben zich afgevraagd, wat hiervan het motief was; toevallig kon het niet zijn, daarvoor werkt de dienst van P. W. veel te secuur. Was het alleen maar een kwestie van zuinigheid, dat het Prinsenhof dan voor deze dienst samen met de verwante diensten voor Bouw- en Woningtoezicht en de Woningdienst bestemd zou zijn? Of speelde daarin ook een ambtelijke jaloezie mede van P. W. tegenover de gemeentebedrijven, die elk wél een eigen dienstgebouw hebben? Of moet men veeleer denken aan de neiging der moderne bureaucratie om zich zoveel mogelijk aan de directe zeggingschap van de democratisch gekozen volksvertegen woordigers te onttrekken en in verband daarmede ook de ruimtelijke afstand tussen de dienst" en het college van B. en W. en met name van den betrokken wethouder zo groot mogelijk te willen maken? Bij vele gelegenheden is in Amster dam al gebleken, hoe hoog de dienst" te paard zit; in de raad is in dit verband al wel eens ge sproken over een staat in den staat"; bij de Erfpachtskwestie is tot uiting gekomen welke sterksubjectieve oordt len overleden van het gemeentelijke bestuur bij de leiding van deze dienst leven; terwijl het ook niet toevallig zal zijn, dat thans reeds in ambtelijke kringen een grapje over het onafhan kelijk graafschap", dat het Prinsenhof in de toe komst zal vormen, de ronde doet. Het schijnt dan ook geen toeval, dat juist een wethouder van P. W. de genoemde vraag nadrukkelijk aan de orde stelt. TEN slotte speelt door alles heen de vraag van ds nervus rerum": de kosten. Zullen allerlei wijzigingen in de oorspronkelijke plannen de bouw niet zeer duur maken ? Zal Amsterdam wel kunnen opbrengen wat het bouwwerk dan boven de 10 millioen zal kosten, die het voor het Paleis op de Dam ontving? Dat is wel de minst moeilijke vraag. In de eerste plaats zal zij het sterkst beinvloed worden door factoren, die buiten het hierboven behandelde liggen, n.l. de invloed van de oorlog op materiaalprijzen en loonpeil. Ten tweede biedt elk jaar uitstel de nodige rente op de gereed liggende bouw som en zullen de vrijkomende gebouwen ook nog wel wat opbrengen. Maar bovenal zou Amsterdam beneden de maat blijven van haar verleden en haar tegenwoordige betekenis, als zij ondanks haar goede kapitaals positie niet iets voor een raadhuis-voor-deeeuwen zou willen lenen, om een stadhuis, de hoofdstad des Rijks en de schepping van Jacob van Campen waardig, te bouwen. BROCHES PAG. 3 DE GROENE Nö3268

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl