De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 20 januari pagina 4

20 januari 1940 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

NIEUWE SPANNING Is zij door Duitschland zelf met opzet verwekt? Van onzen militairen medewerker. IN de neutrale landen in het Noordwesten van Europa, in Belgiëen Nederland, hebben de regeeringen het noodig geoordeeld, dezer dagen weder eenige bijzondere militaire maatregelen te nemen. Het spreekt van zelf, dat het verordenen van dergelijks maatregelen bij de bevolkingen eenige ongerustheid moet verwekken, en toen iets dergelijks in de maand November van het vorige jaar in Nederland plaats vond, kon men zelfs van een daardoor opgewekte paniekstemming onder de bevolking spreken. Men verwacht immers terecht, dat de overheid niet zal overgaan tot het nemen van ongew jne, lastige en dure defensiemaatregelen, tenzij zij niet onder den indruk is gekomen van een min of meer dreigend gevaar en die overweging verwekt uiteraard spanning bij de bevolking, welke nog aanmerkelijk wordt verhoogd door het feit, dat het publiek in het onzekere wordt gelaten omtrent de aanleiding tot de verhoogde activiteit en dus ook aangaande den aard van het dreigende gevaar. Gelukkig heerscht er ditmaal niet zooals in No vember 1939 eene paniekstemming, hetgeen na tuurlijk voor een groot deel te danken is aan de om standigheid, dat men aan zulke zaken gewend raakt en gemakkelijk geneigd is te denken, hetgeen men hoopt, n.l. dat het onweer ook dezen keer wel weder zal over waaien. Bovendien is de onrust niet direct in Nederland ontstaan, maar zij is in Belgiëbegonnen en heeft zich van daar naar Nederland overgeplant. De buren in het Zuiden zijn begonnen met het nemen van maatregelen en blijkbaar hebben de inlichtingen, welke uit Belgiëzijn ontvangen, de Nederlandsche regeering er toe gebracht, om veiligheidshalve het voorbeeld van de regeering van Koning Leopold te volgen. Oc k nu weten slechts eenige ingewijden wat er eigenlijk aan de hand is, maar deze zijn niet gerechtigd daaromtrent mededeelingen te doen en daar men van de zijde der regeering slechts min of meer geruststel lende mededeelingen ontvangt, die eigenlijk in tegen spraak zijn met de door haar aangenomen houding, blijft men in het onzekere en kan men slechts gissen naar de feiten. Nu is dit laatste niet zoo bijster moeilijk; omtrent de hoofdzaken kan men zich althans gemakkelijk een juiste voorstelling vormen. Om te beginnen is er wel niemand, die twijfelt aan de richting, waaruit het mogelijk? en wellicht dreigende gevaar moet worden verwacht, en men mag veilig aannemen dat de Belgi sche regeering haar maatregelen heeft genomen naar aanleiding van berichten, die er evenals in Nederland in November 1939 op zouden wijzen, dat men op een bepaald tijdstip, dan wel op korten termijn, zal hebben te rek men op een aanval uit het Oosten, hetzij dat deze agressie tegen het land zelf is gericht dan wel, dat hij bedoeld is als eene voorbereiding voor een offensief tegen de geallieerde vijanden. Het staat natuurlijk vast, dat noch de Belgische, noch de Nederlandsche rageering tot het nemen van bijzon dere maatregelen van afweer zouden zijn overgegaan, indien de aard van de verkregen inlichtingen en de bron, waaruit deze zijn voortgekomen, naar de meening van die regeeringen, niet van ernstigen en betrouwbaren aard zouden zijn geweest. Indien de menschheid nog leefde onder de normale, betrouwbare omstandigheden van voorheen, dan zou een toestand, voortgekomen uit de hier aangegeven feiten, inderdaad aanleiding moeten geven tot zeer groote ongerustheid, doch die tijd van voorheen" is inderdaad voorbij en met name is de aard van de in lichtingen en alles wat daarmede verband houdt, radicaal gewijzigd. Een zeer belangrijke factor, geldend bij de beoordeeling van de inlichtingen, welke tot de thans en ook in November j.l. genomen maatregelen noopten, is de bijzonderheid, dat de berichten omtrent een offensief uit het Oosten zoowel nu als destijds uit Duitschland zélf afkomstig waren. Zulk eene mededeeling uit een zoodanige bron zou natuurlijk hoogst belangrijk kunnen zijn, ware het niet, dat geen enkel bericht uit Duitsch land, door wien ook en op welke wijze ook overgebracht, zonder medeweten van de Duitsche Regeering wordt verstrekt. Met andere woorden: elke inlichting uit Duitsche bron, zonder uitzondering, is opzettelijk do T de Duitsche Regeering uitgegeven. Men heeft in de bladen kunnen lezen, dateenDuitsch vlieger, bij ongeluk in Belgiëgeland, in het bezit bleek van papieren, die hij niet meer heeft kunnen vernietigen en waaruit bleek van een plan voor een overval op België. Omtrent de juistheid van dit couranten-bericht is dezerzijds niets bekend, maar ter illustratie van de in het vorenstaande uitgedrukte meening is het goed bruikbaar. Indien het vermelde geval met een vlieger zich inderdaad heeft voorgedaan, dan heeft deze gehandeld in opdracht van zijn meerderen, en was het de bedoeling dat de Belgische autoriteiten de stukken in handen zouden krijgen. Een ander geval ter illustratie. Gesteld, ie mand heef t een Duitscher als boezemvriend, dien hij al deit'g jaren kent en dien hij ten volle vertrouwt. Indien hij van dezen vriend te eeniger tijd onder de diepste geheim houding eene belangrijke mededeelirg aangaande een te verwachten aanval of iets dergelijks ontvangt, dan heeft die berichtgever daartoe de opdracht gekregen en hij is door de overheid gebruikt, om het bericht op zoo aannemelijk mogelijke wijze te lanceeren. HET is gemakkelijk in te zien, dat de hier geschetste methode van inlichtingen planten" groote voordeelen oplevert voor hen, die dit stelsel toepassen. Door het volgen van deze, inderdaad vernuftige taktiek, ver lamt men de inlichtirgendiensten van den tegenstander en van de neutrale buitenlanders, omdat deze inlich tingsdiensten daardoor ten aanzien van Duitschland slechts de beschikking krijgen over de berichten, welke men aldaar wenscht uit te geven. Werkelijk juiste in lichtingen verkrijgt men in het buitenland omtrent Duitschland niet, doch men beschikt daar alleen over berichten, welke Duitschland in zijn eigen belarg wenscht te verspreiden. Wat men in elk bijzonder geval hiermede hoopt te bereiken, wordt hier thans in het midden gelaten. Zooals bijna steeds het geval is met alle door Duitschers uitgedachte vernuftigheden, schuilt er, ock in dit geval, in de toepassing een fi'ut. Indien men n.l. de werking van het hier bedoelde stelsel, naar Duitschen trant, tot eene vaste methode maakt, dan verliest het weldra zijne uitwerking, want men begint in het buiten land de zaak te doorzien en de gesuggereerde bericht geving behaalt geen succes meer. Om begrijpelijke redenen gebeurt dit niet zoo spoedig als men zou denken, want steeds blijft bij den buitenlander de twijfel bestaan, die getypeerd wordt door de uitdrukking: ,,men kan nooit weten of het ditmaal niet waar is." Hierin schuilt tevens het gevaar voor den gedupeerden ontvanger van het bericht. Het is immers zeer goed mogelijk, dat men na het herhaaldelijk lanceeren van eene onjuiste in lichting, ten slotte een juist bericht verspreidt, waarbij men er dan op rekent, dat de tegenstander de waar schuwing wederom in den wind zal slaan, evenals zulks geschiedde in het bekende verhaaltje betreffende de wolf in het bosch" toen de wolf ten slotte werkelijk kwam, sloeg men op de waarschuwingen geen acht, omdat men reeds zoo vaak noodeloos maatregelen had genomen. Uit het vorenstaande blijkt, dat de taak van de in lichtingsdiensten in de neutrale landen aanmerkelijk zwaarder is geworden dan zulks voorheen het geval was. Het verkrijgen van inderdaad betrouwbare in lichtingen is met toepassing van de tot voor kort deugdelijk gebleken middelen niet meer mogelijk en men is gedwongen, om voor het vinden van de waarheid naar andere methoden om te zien. EENE zeer goede wijze van handelen is altijd en overal, dus ook voor een inlichtingendienst, de toepassing van het beginsel, cm door logi ch denken" tot het inzicht der dingen te komen" en in het bijzon dere geval van een mogelijken aanval van Duitsche zijde op Belgiëen Nederland is deze methode bij uitstek toepasselijk. De mogelijkheid voor zulk een offensief bestaat natuurlijk altijd, maar het is maar de vraag, of aan zulk eene actie voor den aanvaller overwegende voordeelen zijn verbonden. Vaak hoort men de meening verkondigen, dat er in Duitschland twee partijen zijn, van welke de eene vóór- en de andere tegen eene offensieve campagne door neutraal gebied zou zijn en dat het slechts afhangt van de vraag, welke partij het overwicht krijgt, om zulk een aanval al of niet te doen doorgaan. Het is zér moeilijk om te beoordeelen of deze bewering aangaande het bestaan van tegenstrijdige partijen juist is, maar zij lijkt zér onwaarschijnlijk. Veel betrouwbaarder is de redeneering, dat het offensief via Nederland en Belgiëvoor Duitschland eene onder neming zou zijn, welke voor Duitschland groote nadeelen zou medebrengen, waartegenover slechts geringe voor deelen te stellen zijn. Men moet daarbij vooral in het oog houden, dat de vijand van Duitschland niet in beide genoemde neutrale landen staat, doch in Frankrijk en Groot-Brittanniëen dat eene mogelijke bezetting van het grondgebied dier neutrale staten, met name voor Groot-Brittanniëwellicht eene verhoogde bedreiging zou vormen, maar dat zij ook voor de beide tegen standers van Duitschland belangrijke voordeelen zou opleveren. De petroleum De voorsprong der Geallieerden in het Duitsche tekort aan Een onontbeerlijke vloeistof Over de petroleum als factor in de internationale politiek zijn honderden, zoo niet duizenden boeken geschreven. In slechts enkele van deze boeken zal echter de uitlating ontbreken van Lord Curz n die op een f eestbanket, dat op II November 1918 na het sluiten van den Wapenstilstand gehouden werd ter viering van de zege der Geallieerde en Geassocieerde mogendheden, zeide dat deze op golven van petroleum" ter overwinning waren gedreven. Het is geen wonder dat dit citaat zoo vaak is aangehaald. Immers: kan men zich sterker bewijs denken voor de beteekenis der petroleum-factor dan deze woorden, die trots uitgesproken werden door een van Engeland's eerste staatslieden, gewezen onderkoning van Indië, gewezen minister van buitenlandsche zaken en die waarschijnlijk met niet minder trots werden aangehoord door de directeuren van de Shell-Royal Dutch", de Anglo-Persian" en zoovele andere maatschappijen die Foch's legers van petroleum hadden voorzien? In den herfst van 1917 hadden de Geallieerden bijna den oorlog verloren, daar deze onmisbare brandstof ging ontbreken. Amerikaansche aanvoer had hen gered. Het ontbreken van dezen import had de bewegelijkheid der Duit;che legers verkleind, en hen tenslotte bijna verlamd. Tekort aan grond stoffen heeft Duitschland den Wereldoorlog doen verliezen, en een der nijpendste tekorten was ten slotte dat aan petroleum. Zal de geschiedenis zich herhalen? Zullen wederom de Duitsche vliegtuigen genoegen moeten nemen met minderwaardige benzine? Zal w d :rom de Duitsche vloot, alleen al wegens tekort aan stookolie niet kunnen uitvaren? Zullen weder om de Duitsche legers gehandicapt worden door een gebrek aan benzine zwaarder gehandicapt nog dan tijdens den Wereldoorlog, omdat het moder ne leger nog meer brandstof noodig heeft dan zijn voorganger van twintig jaar geleden. Zeventigduizend liter benzine zijn noodig, wil een lichtgem»chaniseerde divisie honderd kilometer op rukken .... Waar moeten de Geallieerden hun petroleum vandaan halen ? En, vóór alles: hoe moet Duitsch land aan zijn petroleum komen? De Geallieerden verbruikten in den Wereldoorlog 1/2 mill. ton petroleum per maand, uitsluitend voor hun legers. Zes mill. ton per jaar ! Het Derde Rijk zou voor het voeren van een intensieven oorlog minstens het dubbele moeten hebben. Waar kan het dat koopen ? In Roemenië? In de Sowjet-Unie? Het zijn deze vragen waarvan ieder instinctief voelt dat hun beantwoording voor den strategischen afloop van het huidige conflict van het grootste belang is. En deze beantwoording is mogelijk, zij het ook dat voorbehoud moet worden gemaakt, voor onvoorziene technische revoluties, analoog aan het Haber-procédédat Duitschland's tekort aan kunstmest tijdens den Wereldoorlog ophief. Het dreigende Duitsche tekort Wat het dreigende Duitsche tekort aan petroleum betreft, is het dienstig van te voren op te merken dat het zich eerst zal manifesteeren wanneer aan de fronten heviger wordt gestreden dan thans het geval is. Want het is onjuist, te denken dat Duitsch land dezen oorlog volkomen zonder reserves en productie-mogelijkheden is ingegaan. De Duitsche vredesbehoefte aan petroleum was ongeveer 6 mill. ton per jaar. Hoe groot de oorlogs behoefte is, valt niet precies te zeggen. De schat tingen variëeren van 12 tot 40 mill. ton. Laat ons aannemen, dat het eerste getal juist is, d.w.z. dat Duitschland voor de offensieven zonder welke het den oorlog in geen geval kan winnen, ongeveer 12 mill. ton petroleum per jaar noodig heeft. De totale behoefte lijkt da i op het eerste gezicht Als U geregeld losse nummers koopt hebt U kans dat juist het nummer dat U speciaal interesseert U door een of andere oorzaak ontgaat Neem liever een abonnement PAG.| 4 DE GROENE No.3268

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl