De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 2 februari pagina 11

2 februari 1940 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

In de keuken der beeldende kunsten Waar Lizzy Ansingh werkt Lizzy Ansingh ont leent vee/ mot/even aan deze poppenkamers (rechts); de schilderes mei mode/" werkend aan een groot doek (onder). Foto's Eva Besny ALS de deur opengaat staat Lizzy Ansingh midden in haar kamer, zelf haast als een pop in een van haar poppenschilderijen. Want die heele rustige achterkamer van het oude huis aan de Hjerengracht, met de beide ramen uitziende over de diepe tuinen, met de teere en met liefde verzamelde en met de gebruikster samengegroeide meubelen, met de hoekjes, lintjes, het oude porcelein, de kastjes, gordijnen en kleurtjes, die heele ondiepe, niet zoo hooge, teeder ge kleurde, gezellige, knusse rommelige (morgen is pas kamerdag") schilderkamer, lijkt eigenlijk zelf op een van die ouderwetsche poppenhuizen", waar een statige vriendelijke pop een eigen, rustig, ongestoord leven leidt. Misschien gebruik ik de vergelijking tusschen werk en atelier ook hier weer omdat ze eerder voor de hand liggend dan juist is. Maar als de vriendelijke schilderes mij zelf later zegt: Hier kan ik mijn eigen stille leven leiden" dan voel ik toch iets voor het beeld van de pop in de poppenkamer. Toch wil ik daarmede heelemaal niet zeggen, dat deze schilderes in haar doen of laten iets zou hebben van het starre, dat een pop eigen is; nee, ze is zeer kordaat en op een bedachtzame wijze levendig. Ze heeft zeer duidelijk voelbare voorkeuren en afkeeren. Brutaal lawaai" hoort bij hetgeen zij haat; hier zijn weinig geluiden" en daarom werkt zij hier. Zij werkt hier eiken dag; eiken dag gaat zij den weg van het groote huis aan de Prinsengracht, het oude huis van de Schwartze's, waar reeds grootvader Schwartze op het groote atelier zijn beroemde portretten schilderde, waar tante Thérèse" werkte, en waar nu Thérèse Peizel-Ansingh en Bart Peizel nog hun atelier hebben, naar de stille bovenachterkamer in een ander oud grachtenhuis in de bocht"; en dien weg langs het water en de boomen van de oude Amsterdamsche verkeerswegen gaat Lizzy Ansingh thans reeds twee-en-dertig jaar. Want er is veel traditie in dit leven van de schilderes, die in haar jeugd reeds heel zeker wist (want tante Thérèse had het beloofd) dat ze, als ze tien jaar zou zijn, schilderes zou worden met een eigen hoekje in het atelier van Thérèse Schwarze. Er is ook veel verbon denheid met de jeugd, met de oude apotheek van haar vader, waarvan hier nog de groote marmerbakken, als kostbare schatten zijn overgebleven; met het statige familiehuis van de grootouders. En in elk voorwerp hier wordt dat verleden vastgehouden of opgeroepen. Het zijn allemaal herinneringen; het heele leven vind ik er in terug. Die wandel-stok was een cadeau van Jozef Israëls aan mijn tante Thérèse. Nu loop ik er eiken dag mee." Het is achteraf nu misschien een te makkelijke conclusie om de voorliefde voor poppenschilderijen in verband te brengen met deze verbondenheid aan de jeugd. De geschiedenis er van is gewoon, een toeval: Toen ik op een dag bij mijn tante kwam, wist ik heelemaal niet wat nu eens te schilderen. Toen zaten daar op een stoel een paar poppen. Toen zei mijn tante: doe dat maar eens". En toen zag ik plotseling: dat eene poppetje klaagde het andere aan van coquetterie. Hat zijn altijd kleine historietjes, comedietjes of tragedietjes. Merkwaardig, wat je al in je jeugd zoo gedacht hebt. Eigenlijk doe je in je leven niets anders dan je in je jeugd al gedaan hebt". En zoo worden de poppenschilderijen geboren. Lizzy Ansingh schil dert ze niet als levenlooze poppen, maar als wezens met menschenkarakters. Is dat niet een lief persoontje" vraagt de schilderes over de geschilderde pop in het centrum van het groote werk, waaraan ze bezig is. En werkelijk, het is een schatje", zooals, naar het schijnt, alle menschen zeggen, die op het atelier een kijkje komen nemen. In haar leven is, en is altijd geweest het werk. Niet slechts de poppenschilderijen maar ook de portretten. En vaak is ze zoo moe van het werken daar op die stille kamer, dat ze midden onder het werk op den grond gaat liggen, met slechts een kussen onder haar hoofd en inslaapt. En verder zijn er de vriendinnen" of de anderen". Dat zijn de zeven andere schilderessen, die door Plasschaert gedoopt zijn De Amsterdamsche Joffers", waarvan de meesten elkaar reeds tweeënveertig jaar kennen, van de academie af, en die elkaar elke week wel zien, als ze samen theedrink:n, als ze elkaar op het atelier bezoeken. Wat de vriendinnen zoo mooi kunnen, is stilleven schilderen" zegt Lizzy Ansingh vol bewondering. Zij zslf werkt tamelijk zeker, met soms een vage, soms een zeer precieze con ceptie van het te maken schilderij. Het is niet een kunst van afbeelding van ge ziene of beleefde diagen; het is een kunst van liefelijk fantaseeren, van prelud.ëeren, van variëjren; het is een vertellen, waarbij een versleten lapje wordt tot een kost bare poppenbaljapon, waarbij een goedkoop Milan^esch snuisterijtje wordt tot een mysterieuze schelpengrot. En het is, en de schilderes Lizzy Ansingh moge het ons vergeven, toch een meisje, die stilletjes in een hoekje vert;lsd;jes vertelt o/er haar poppen, heel kleurige verhaaltjes, vol poëzie, kleine tafreeltjes. Maar dat is een aspect, dat met de schilderkunst slechts verwijderd verband houdt. H. B. F. PAG. II DE GROENE No. 3270

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl